Boothstraat 6 Utrecht

Boothstraat 6 Utrecht, Beetshuis met gedenksteen voor Nicolaas Beets
Boothstraat 6 (collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Boothstraat 6 Utrecht (tot 1890: Boothstraat wijk H no. 597) is een rijksmonument. Boothstraat 6 is onder meer het woonhuis geweest van burgemeester Cornelis Booth en van de predikant, schrijver en dichter Nicolaas Beets.

Volgens Marceline Dolfin e.a. bestaat Boothstraat 6 Utrecht “uit een dwars deel langs de straat met twee bouwlagen en een zadeldak. Loodrecht hierop staat het diepe voormalige hoofdhuis met twee bouwlagen en een plat dak. In de oksel van deze ‘L’-vormige opzet staat een 15de-eeuwse aanbouw met twee bouwlagen en plat dak en een 16de-eeuwse aanbouw met één bouwlaag en een afgeplat zadeldak.”

Rijksmonument

Boothstraat 6 Utrecht wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36024) omschreven als:

“Statig HUIS met rechte kroonlijst hoewel van ouder datum, vooral wat de muur aan de tuinzijde betreft. Woonhuis van Ds. Nic. Beets.”

Nicolaas Beetshuis

In de negentiende en twintigste eeuw werd Boothstraat 6 bewoond door de familie Beets. Nicolaas Beets kwam hier met zijn gezin in 1854 wonen. Het gezin Beets noemde het huis het Beetsenhuis. De Universiteit Utrecht, de huidige eigenaar van het pand, noemt het huis het Nicolaas Beetshuis.

Claustraal erf IV

Boothstraat 6 voor de verbouwing van 1659
Boothstraat 6 voor de verbouwing van 1659 (collectie Het Utrechts Archief)

Boothstraat 6 werd in de middeleeuwen gebouwd, als een claustraal huis van het kapittel van Sint Jan. Het perceel (claustraal erf IV) besloeg toentertijd in de breedte de huidige percelen Janskerkhof 15a en Janskerkhof 16 (tot de witte uitbouw aan de westzijde) en liep van de noordzijde van het Janskerkhof tot aan de Voorstraat.

De voorkant van het huis was oorspronkelijk op het Janskerkhof gericht. Het huis lag achter een diepe voortuin die door een muur en immuniteitssloot van het plein gescheiden was. Ten noorden van (dat wil zeggen: achter) het huis lag een boomgaard. De boomgaard werd van de Voorstraat afgescheiden door een wagenhuis en een stal (tegenwoordig perceel Voorstraat 75).

Theodoricus van Boekhout

De oudste vermelding van het huis dateert van 1424. Het huis werd toen bewoond door Theodoricus van Boekhout, deken van het kapittel van Oud-Munster. Volgens Marceline Dolfin e.a. (p. 359) dateert de eerste opzet van het huis echter al uit het einde van de dertiende of het begin van de veertiende eeuw.

Dirck van Wassenaer

In de tweede helft van de vijftiende eeuw woonde hier Dirck van Wassenaer (†25 april 1465). Van Wassenaer was proost van het kapittel van Sint Jan en protonotaris van de paus. Zijn graftombe, uitgehouwen in natuursteen, is te bezichtigen in de Janskerk.

In 1540 was het huis van Jasper van Haemstede, kanunnik in het kapittel van Sint Jan. Daarna kwam het huis in handen van burgers.

Josina van Assendelft

In 1566 was het huis van Josina van Assendelft, weduwe van Stephan van Zuylen (charter, 1542). Zij liet het huis na aan haar zoon Dirk (Theodoricus) van Zuylen.

Dirk van Zuylen, heer van de Haer, was getrouwd met Josina van Drakenborch. Na hun overlijden kwam het huis in handen van hun dochter Maria van Zuylen.

Johan van Huchtenbroek en Maria van Zuylen

Maria van Zuylen trouwde met Johan van Huchtenbroek. In 1591 stelden Johan van Huchtenbrouch [Huchtenbroek] en Maria van Zuylen, wonende aan het St. Janskerckhoff, een testament op.

In de periode 1597-1599 was Johan van Huchtenbroeck burgemeester van Utrecht, samen met Francois van Sneeck.

Johan van Huchtenbrouch was kapitein van een Stichts regiment. Hij sneuvelde in het beleg van Oostende (volgens Aernout van Buchel, Monumenta p. 197 (fol. 105r) op 12 september 1601).

Maria van Zuylen hertrouwde rond 1605 met Wessel van den Boetzelaer (ca. 1562-1632).

Gerrit Fransz Kegelingh

In 1609 transporteerde Maria van Zuylen, huisvrouw van de ed. Wessel van den Boetzelaer, het huis, hofstede en hof gelegen op het St. Janskerkhoff aan Gerrit Fransz Kegelingh.

Gerrit Fransz Kegelingh was oud-burgemeester van Gouda. Hij was getrouwd met Elisabeth de Gruyter (-1624).

Op 13 juli 1610 werd het Kegelingh verboden om een speelhuis of zomerhuis bij de brug van de ingang van zijn huis te bouwen. Het kapittel van Sint Jan was bang dat de bouw daarvan ten koste van de immuniteitssloot zou gaan.

In 1615 trouwde hun dochter Maria Kegelincx, wonende aan het Janskerkhof, met Johan van Velsen.

Willem van Sypesteyn

In 1620 transporteerde Elisabeth de Gruyter, weduwe van Gerrit Fransz Kegelingh, huis met hofstede met hof aan Mr. Willem van Sypesteyn (1575-1624), doctor in beide rechten (d.w.z. Romeins en canoniek recht). Volgens de transportakte stond het huis nog op naam van Maria van Zuylen en Wessel van Boetzelaer.

Willem van Sypesteyn was een zoon van Marten Evertsz van Sypesteyn en Beatrix Schade (zie Janskerkhof 10). Hij was in 1607 getrouwd met Hester Verhouve (†1642).

Volgens de zeventiende-eeuwse bewonerslijst van het Janskerkhof stond het huis vanaf 1623 op naam van Willem van Sypesteyn.

Willem van Sypesteyn overleed op 13 april 1624. Hij werd begraven in de Buurkerk. In november 1625 hertrouwde zijn weduwe Hester Verhouve met Nicolaes de Goyer.

Marten van Sypesteyn

Claustraal erf IV kwam daarna in handen van Martinus (Marten) van Sypesteyn (1610-1645), zoon van Willem van Sypesteyn en Hester Verhouve.

Martinus van Sypesteyn ging in 1636 in Utrecht in ondertrouw. Hij trouwde te Jutphaas met juffrouw Elisabeth Maes uit ‘s-Gravenhage. Elisabeth Maes (†1697) was een dochter van Dirk Maes en Cornelia van Duynen. Een overzicht van de kosten van de bruiloft en kleding van de bruid is bewaard gebleven (zie transcriptie).

Martinus van Sypesteyn overleed op 11 augustus 1645 aan het St. Janskerkhof, nalatende zijn huisvrouw. Hij werd begraven in de Buurkerk.

In 1647 verklaarden Dirk Maes en Cornelia van Duynen, by den Wittevrouwenbrugh, ten overstaan van een notaris dat de goederen die zij hadden geërfd van hun schoonzoon Martinus van Sypesteyn, hun vrije eigendom waren en niet behoefden te worden gerestitueerd aan hun dochter.

Elisabeth Maes hertrouwde in 1648 met Mr. Gualtherus de Raet (1614-1663). Het echtpaar De Raet-Maes woonde in ‘s-Gravenhage.

Johan Schade van Westrum

Het huis aan de noordzijde van het Janskerkhof werd, vanaf 1646 (zie procuratieakte), verhuurd aan domheer Johan Schade van Westrum. Johan Schade van Westrum was een verre neef van Maarten van Sypesteyn, wiens grootmoeder Beatrix Schade van Westrum was. Hij was een halfbroer van Jasper Schade (die in 1657 Drift 6 kocht).

Johan Schade van Westrum was in 1646 (attestatie) getrouwd met Maria Meulemans (ca. 1618-1658). In 1647 maakten Johan Schade van Westrum en Maria Meulemans, wonend aan het Janskerkhof, een testament.

Het testament van Marten van Sypesteyn

De testamentaire wilsbeschikking van Marten van Sypesteyn leidde tot een proces voor het gerecht van Utrecht tussen enerzijds Pelgrum ten Grotenhuyse [Pelgrom ten Gro(o)tenhuys; 1618-1660] en anderzijds Cornelia van Duynen, weduwe van Diderik Maes, en Gualterus de Raet, namens zijn echtgenote Elisabeth Maes. Eiser Pelgrom ten Grootenhuys was getrouwd met Elisabeth van Duynen, dochter van Jacob van Duynen en Cathalina Maes.

In 1655 legde de Utrechtse brouwer Leendert Poorter, die getrouwd was met Maria Maes (zuster van Aletta Maes, zie Boothstraat 17), een attestatie af over gesprekken met Dirck Maes, die daarin meermaals had verklaard de nagelaten goederen van Van Sypesteyn, na het kinderloos overlijden van zijn dochter, op zijn neef de requirant (Pelgrom ten Grotenhuyse) te zullen laten komen. Ten Grootenhuys moet het proces verloren hebben. In 1657 komt het huis voor in een procuratieakte van Johan van Schade van Westrum, waarin wordt gemeld dat het huis de raadsheer de Raet toebehoort.

Maria Meulemans, huisvrouw van Johan Schade, overleed in april 1658, wonende aan het Janskerkhof. Zij werd begraven in de Domkerk.

Cornelis Booth

Perceel Boothstraat 6 Utrecht, 1658
Perceel Boothstraat 6 getekend door landmeter D. van Groenou, 1658 (collectie Het Utrechts Archief)

Op 23 december 1658 transporteerden Cornelia van Duynen en Elisabeth Maes het perceel, ieder voor de helft, uit de boedel van wijlen Maarten van Sypesteyn aan Cornelis Booth. Cornelis Booth (1605-1678) was toen nog bewoner van Janskerkhof 2.

Het perceel werd in de transportakte omschreven als:

“… een huys, stalling, wagenhuys, hof en bogaert aen de N.Z. van het St. Janskerckhof achter tot de Voorstraet, oostwaerts de heer van Draeckesteijn; westwaerts de erfgenamen van de vrouwe van Sonsfelt …”.

Cornelis Booth had het perceel in november 1658 gekocht, wetende dat de vroedschap hier een straat wilde aanleggen. De vroedschap had tijdens een vergadering op de dag voor de openbare verkoop goedgevonden dat bij het oplezen van de verkoopcondities aan de omstanders bekend zou worden gemaakt dat de straat op kosten van de stad zou worden aangelegd.

Cornelis Booth liet zijn huis zodanig verbouwen dat de voorkant kwam te liggen aan de nieuwe straat. De straat werd naar naar hem genoemd, Boothstraat. In 1659 sloten Cornelis Booth en zijn overbuurman Gerard van Reede van Drakestein, eigenaar van claustraal erf V, een overeenkomst, waarin werd bepaald dat de hoven van hun huizen onbetimmerd zouden blijven. In deze akte wordt Boothstraat 6 “Huize Boothwijck” genoemd.


Lees ook: Wie was Cornelis Booth


Percelen verkocht

Kort nadien verkocht Booth stukken van zijn nieuw verworven perceel om verdere bebouwing langs het Janskerkhof en in de Boothstraat mogelijk te maken. De percelen Janskerkhof 15a, Janskerkhof 16 (gedeeltelijk) en de westzijde van de Boothstraat (even nummers) behoorden oorspronkelijk bij dit perceel. De percelen Boothstraat 8 en Voorstraat 75 hield Cornelis Booth zelf. Het perceel Boothstraat 4 bleef tot in de twintigste eeuw onderdeel van de tuin van Boothstraat 6.

In 1662 sloot Cornelis Booth een overeenkomst met zijn buurman Willem Vincent baron van Wittenhorst, eigenaar van claustraal erf III. Hierin werd bepaald dat de scheijdel en heijnmueren tussen de erven gemeen waren en gemeen zouden blijven.

In 1665 verklaarden Cornelis Booth en zijn overbuurman Gerard van Reede van Drakestein, dat zij zich als eigenaren van hun huizen in de Boothstraat zouden houden aan hun eerder gedane beloften om aan en langs de Boothstraat geen stoepen, pothuizen, openslaande vensters, luifels, stallingen te maken of mest en vuilnis te deponeren.

Cornelis Booth overleed op 22 juli 1678, nalatende zijn vrouw met drie mondige kinderen en een onmondig kind. Zijn weduwe Digna van Wijckersloot overleed op 25 september 1679, nalatende mondige kinderen. Beiden werden begraven in de Geertekerk.

Everard Booth

Na het overlijden van Cornelis Booth en Digna van Wijckersloot kwam Boothstraat 6 in handen van hun oudste zoon Everard Booth.

Everard Booth (biografie; 1638-1714) was in 1677 getrouwd met Elisabeth Gerobulus (ovl. 5-11-1681), dochter van Johannes Gerobulus en Geertruijd van Berck (-1706).

Hertrouwd met Catharina Aletta Pels

In 1685 hertrouwde Everard Booth in Amsterdam (met attestatie van Utrecht) met Catharina Aletta Pels (1638-1711), weduwe van Jacob Noirot (1629-1680). Haar stiefzoon Jacob Noirot (1670-1746), uit het eerste huwelijk van Jacob Noirot met Margreta Graafland, werd enige jaren later eigenaar van Drift 6.

In 1700 vond superscriptie plaats op het besloten testament van Catharina Aletta Pels. In de akte wordt haar woonadres, de Boothstraat, vermeld. Everhard Booth wees in een testament van 1709 de kinderen van zijn dochter Digna Elisabeth Booth, weduwe van Steven Frederik van der Capellen, als erfgenamen aan.

Catharina Aletta Pels overleed op 18 januari 1711, nalatende haar man in de Boothstraat. Zij werd begraven in Amsterdam.

Op 27 maart 1711 wees Everhard Booth bij codicil prelegaten toe aan zijn kleinzoon Alexander Hendrick van der Capelle. In juni 1714 maakte Everhard Booth opnieuw een testament, wonende in de Boothstraat.

Everard Booth overleed op 2 november 1714, wonende in de Boothstraat, en werd begraven in de Geertekerk. Volgens het begraafboek liet hij een mondige dochter na (Digna Elisabeth).

Gerlach Frederik van der Capellen

Na het overlijden van Everard Booth kwam Boothstraat 6 in handen van zijn kleinzoon Gerlach Frederik van der Capellen (1697-1754).

Gerlach Frederik van der Capellen trouwde in 1722 met Leonora Constantia van Vlooswijck. Leonora Constantia van Vlooswijk overleed op 24 juli 1727, wonende in de Boothstraat, nalatende haar man en een onmondig kind. Zij werd begraven in de Geertekerk.

In 1732 hertrouwde Gerlach Frederik van der Capellen, op huwelijkse voorwaarden, met Catharina de Leeuw. Catharina de Leeuw was een dochter van Daniel de Leeuw en Emerentia van der Tocht. Zij woonde met haar vader en stiefmoeder en hun kinderen op Janskerkhof 15a. Na het huwelijk trok zij bij haar echtgenoot op Boothstraat 6 in. In 1733 maakte Catharina de Leeuw een testament, wonende in de Boothstraat.

Verhuizing naar Drift 21

Catharina de Leeuw was zelf eigenaresse van het voormalige huis Janskerkhof 14, dat zij van haar grootmoeder Lucretia de Goyer had geërfd. Daar heeft zij echter nooit gewoond. Van haar oudtante Cornelia van der Tocht erfde Catharina de Leeuw het huis Drift 21.

Cornelia van der Tocht werd overleefd door haar tweede echtgenoot, hoogleraar theologie Hieronymus Simons van Alphen. Na het overlijden van Hieronymus Simons van Alphen (1665-1742), verhuisde het echtpaar Van der Capellen naar Drift 21.

Gerlach Frederik van der Capellen overleed in mei 1754, wonende op de Drift.

Anthony Louis van der Capellen

In 1756 werd de boedel van Gerlach Frederik van der Capellen gescheiden. Boothstraat 6 – toentertijd bewoond door Cornelis Anthony Vos, raad in de vroedschap – werd toebedeeld aan zijn zoon Anthony Louis van der Capellen, heer van Papekop en Diemerbroek.

Catharina de Leeuw kreeg de buitenplaats Wulperhorst, die Van der Capellen vermoedelijk in 1735 (zie toestemmingsakte) had gekocht. Na haar overlijden werd dit landgoed verkocht aan Willem Nicolaas Pesters, die een nieuw huis liet bouwen.

Anthony Louis van der Capellen trouwde in 1760 met Elisabeth Jacoba baronesse van Ittersum. Het echtpaar woonde op buitenplaats Bakenberg te Arnhem (procuratieakte 1765), waar Anthony Louis van der Capellen in 1766 kinderloos overleed.

Huurder Cornelis Anthony Vos verhuisde in 1761 naar het voormalige huis Drift 9.

Maximiliaan d’Yvoy

In 1768 transporteerde Elisabeth Jacoba van Ittersum het huis in de Boothstraat, met een stal en koetshuis uitkomende op de Voorstraat, aan Maximiliaan d’Yvoy (biografie; 1717-1783), raad in de vroedschap en ‘ontvanger van ‘t ander deel der generale middelen’.

Maximiliaan d’Yvoy was in 1741, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Antonia Louisa de Leeuw (1726-1793). Antonia Louisa de Leeuw was een dochter van Daniel de Leeuw en Cornelia Henriette van Weede, eigenaren van Janskerkhof 15a. Antonia Louisa de Leeuw was een halfzuster van Catharina de Leeuw.

In 1776 gaf Maximiliaan Ivoy procuratie aan solliciteur militair Adriaan van Schermbeek om het huis ten behoeve van de Staten van Utrecht als zekerheid te stellen voor de goede uitoefening van het ontvangersambt.

Dochter Johanna Hermina Ivoy (1751-1818) trouwde in 1770 met Maurits Carel van Utenhove (1747-1780). Volgens een aantekening in het Buurtboek van de Boothstraat overleed Maurits Carel van Utenhove in 1780 ten huize van zijn schoonvader. Zijn lijk werd op 24 maart 1780 vanuit Boothstraat 6 naar Bunnik gebracht.

Antonia Louisa de Leeuw overleed op 11 april 1793 in de Bodestraat. Zij liet acht mondige kinderen na. Antonia Louisa de Leeuw werd begraven in de Jacobikerk.

Paulus Hendrik Justus Ivoy

Paulus Hendrik Justus Ivoy
Paulus Hendrik Justus Ivoy (collectie RKD)

Op 21 september 1793 werd Boothstraat 6 bij een openbare verkoping door de erfgenamen van Maximiliaan Yvoy en Antonia Louisa de Leeuw gekocht door zoon Paulus Hendrik Justus Ivoy, maar de verkoop werd opgehouden.

Bij de boedelscheiding van 1794 kwam Boothstraat 6 alsnog in handen van Paulus Hendrik Justus Ivoy (ook: Hangest d’Yvoy, 1742-1831).

Pieter de la Court

In januari 1805 stelde Pieter de la Court, wonende aan de westzijde van de Boothstraat een codicil op. Pieter de la Court was getrouwd met Catharina Sopia Ravensberg.

In november 1810 overleed Catharina Sophia Ravensberg, echtgenote van Pieter de la Court, in de Boothstraat. Zij werd begraven in De Bilt.

In september 1811, een maand voor zijn overlijden, stelde Pieter de la Court zijn testament op. De notaris kwam daarvoor bij hem thuis. Het huis wordt in de akte aangeduid als H 504 (Franse nummering). De notaris had De la Court volgens de akte aangetroffen in een achterkamer, uitkijkende op een plaats. In oktober 1811 werd een akte van authorisatie opgesteld, ten behoeve van twee belanghebbenden die logeerden in het sterfhuis van Pieter de la Court, Boothstraat H 597.

Tijdens de volkstelling van 1813 werd hun dochter Sara Maria de La Court (1787-1826) op dit adres geregistreerd (Sara Maria was vermoedelijk vernoemd naar haar tante Sara Maria de la Court, die van 1775 tot haar overlijden in 1790 in het voormalige huis op Janskerkhof 17-17a had gewoond).

Eigenaar Ivoy werd geregistreerd in een huis aan de Oude Gracht (vermoedelijk wz Oudegracht 43 – oude nummering, dat zijn zuster Frederica Johanna d’Ivoy in een schuldbekentenis van 1811 als adres had opgegeven).

Carel Quirijn van der Goes

In 1823 verkocht Paulus Hendrik Justus Ivoy Boothstraat 6 voor f 13.000,- aan Carel Quirijn van der Goes (J.M.C. van Schaik, p. 18). Carel Quirijn van der Goes (ca. 1762-1843) liet het huis volgens Van der Monde zeer modern verbouwen.

In de OAT 1832 staat Carel Quirijn van der Goes als eigenaar van perceel A 562 (huis, erf, tuin en stal) vermeld. Perceel A 562 liep, achter de huizen op Boothstraat 8 t/m 14 langs, tot aan de Voorstraat (tegenwoordig Voorstraat 75), waar de stal stond. Het perceel aan de Voorstraat had een eigen wijknummer: Wijk H No. 518.

In 1838 werd de inboedel van de stal verkocht (Utrechtsche Courant van 27 april 1838, p. 4, Delpher), met het oog op de verhuur ervan.

Carel Quirijn van der Goes, gehuwd met Wilhelmina Louise Christina von Schlanbusch, overleed op 10 februari 1843 op 81-jarige leeftijd, wonende op Boothstraat H no. 597 (BS Utrecht 1843 O, aktenr. 140).

Wilhelmina Louise Christina von Schlanbusch hertrouwde op 15 november 1844 te ‘s-Gravenhage met Coenraad Carel Vincent van Boetzelaer van Dubbeldam. Van Boetzelaer van Dubbeldam was weduwnaar van Theodora Cornelia Elsabé van Voorst (1782-1840), dochter van Nicolaas Theodorus van Voorst (zie Janskerkhof 13).

Jacob de Hoop en Gesina Clasina Arbman

In 1844 werd Boothstraat 6 (toen nog Boothstraat wijk H no. 597) te koop aangeboden, samen met een tweede tuin gelegen achter het huis en een verhuurd koetshuis met stalling in de Voorstraat (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 05-01-1844, p. 4; Algemeen Handelsblad, 18-01-1844, p. 3, Delpher). De tweede tuin was vermoedelijk een deel van het voormalig claustraal erf III. De verkoop werd opgehouden voor f 25050,- (idem, 29-01-1844, p. 3, Delpher).

In 1853 overleed Jacob de Hoop, echtgenoot van Gesina Clasina Arbman, op 68-jarige leeftijd op zijn woonadres Boothstraat H 597 (BS Utrecht 1853 O, aktenr. 918; Utrechtsche provinciale en stads-courant, 15-08-1853, p. 3).

In december 1854 overleed Gesina Clasina Arbman op 66-jarige leeftijd wonende Minrebroederstraat G 307 (=Minrebroederstraat 25; BS Utrecht 1854 O, aktenr. 1723).

Te koop

In januari 1854 werd het huis openbaar geveild. Uit de advertentie kan worden afgeleid dat het huis geen koetshuis meer had (Opregte Haarlemsche courant, 14-12-1853, p. 3, Delpher).

Te Utrecht zal op Zaturdag den 7den Januarij 1854, in het openbaar, ten overstaan van den Notaris Mr. H.A.R. VOSMAER worden geveild:

I. Een hecht en weldoortimmerd kapitaal HEERENHUIS met ERF, GROND, overkluisde KELDERS en TUIN, staande en gelegen te Utrecht in de Boothstraat Wijk H., N°. 597, ter grootte van 12 Roeden, 20 Ellen; hebbende dit Heerenhuis beneden zes groote Kamers waaronder eene Zaal, alle net behangen en geverwd, van Marmeren Schoorsteen of Nis voorzien; gemakkelijke Trap midden in het Huis, leidende naar boven, alwaar zeven meest al groote Kamers, bijna alle uitgang hebbende op een ruim en goed verlicht Portaal; voorts een Mangel-en Strijkzolder met steenen bevloerd; twee Droogzolders over het geheele Huis met Dienstboden Kamer, een Achter zolder boven de Keuken waar de achtertrap heen leidt, Wel- en Regenwaters Pompen, sterke bekluisde Kelders met afgeschoten Wijn,- en Provisiekelders; zijnde dit Huis van zeer vele Gemakken, Kasten en geriefelijkheden voorzien, boven hetgeen gewoonlijk verlangd wordt; eindelijk een groote TUIN, smaakvol aangelegd en met vele vruchtboomen beplant.

II. Een stuk Welaangelegden TUIN, groot 5 Roeden, 86 Ellen.

III. Een stuk TUIN met 3 gemetselde Bergplaatsen, Kippenhok en Bloemenbak, groot 3 Roeden, 34 Ellen.

Alles te aanvaarden 1 Mei 1854, en eerst afzonderlijk en daarna in massa te veilen.

Te bezigtigen des Dingsdag en Woensdags van 1 – 3 ure op een Toegang Billet, ten Kantore van den Notaris Vosmaer te Utrecht verkrijgbaar.

De verkoop werd opgehouden voor f 19.900,- (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 09-01-1854, p. 2, Delpher).

Christiaan Willem Johan van Boetzelaer

De nieuwe eigenaren van Boothstraat 6 waren Mr. Christiaan Willem Johan baron van Boetzelaer heer van Dubbeldam (1806-1872) en zijn echtgenote Elisabeth Charlotta Petronella Both Hendriksen (1809-1880).

Christiaan Willem Johan van Boetzelaer van Dubbeldam was een zoon van Coenraad Carel Vincent van Boetzelaer van Dubbeldam en Theodora Cornelia Elsabé van Voorst (1782-1840).

Zijn moeder en zijn echtgenote hadden beiden in hun jeugd op Janskerkhof 13 gewoond. Zijn moeder Theodora Cornelia Elsabé van Voorst werd er vermoedelijk geboren. Na het overlijden van haar vader Nicolaas Theodorus van Voorst, in 1820, was het huis verkocht aan de vader van Elisabeth Charlotta Petronella Both Hendriksen. Zij woonde er vanaf haar elfde jaar.

Nicolaas Beets huurt Boothstraat 6 Utrecht

Het echtpaar Van Boetzelaer van Dubbeldam-Both Hendriksen verhuurde het huis aan de auteur, dichter en predikant Nicolaas Beets (1814-1903; ook bekend onder het pseudoniem Hildebrand).

Nicolaas Beets was in 1840 in Heiloo getrouwd met Alida van Foreest (1818-1856). In datzelfde jaar werd hij dominee van de Nederlandse Hervormde Kerk in Heemstede. Nicolaas Beets was in januari 1854 beroepen naar Utrecht. Op 11 juni 1854 werd hij te Utrecht als predikant bevestigd.

Nicolaas Beets kwam hier in augustus 1854 met zijn gezin wonen. Nicolaas Beets heeft de rest van zijn leven, als huurder, in dit huis gewoond. Het huis wordt nog steeds wel het Beetshuis of Nicolaas Beetshuis genoemd.

De gedichten ‘Nieuwe Woning’ en ‘Mijn Hof’ van Nicolaas Beets uit 1854 zijn aan het huis Boothstraat 6 en de tuin gewijd. Het tweede couplet van het gedicht Nieuwe Woning luidt: “Uw liefdezorg heeft mij beschoren // Dit goede, ruime, stille huis, // Waar ’k, in de stad, het stadsgedruisch //  Kan, maar niet hoef te hooren.”


Lees ook: Gedicht Nieuwe Woning


Nicolaas Beets werd lid van het Utrechtse comité van de Nederlandsche maatschappij ter bevordering van de afschaffing der slavernij, waarvoor hij zich actief inzette. Zo hield hij in 1856 een lezing getiteld ‘De bevrijding der slaven’ in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Utrecht, het huidige Utrechts conservatorium.

Nicolaas Beets hertrouwd

Op 8 mei 1856 overleed zijn echtgenote Alida van Foreest. In 1859 hertrouwde Nicolaas Beets in Heiloo met haar zuster Jacoba Elisabeth van Foreest (1828-1911).

Op 18 april 1872 overleed de eigenaar van het huis, Christiaan Willem Johan baron van Boetzelaer van Dubbeldam. Nicolaas Beets maakte een gedicht bij zijn graf. Boothstraat 6 bleef eigendom van de familie Van Boetzelaer.

Nicolaas Beets in de tuin van Boothstraat 6
Nicolaas Beets in de tuin van Boothstraat 6, 1902 (collectie Het Utrechts Archief)

In 1874 werd Nicolaas Beets benoemd tot hoogleraar Kerkgeschiedenis en christelijke ethiek aan de Universiteit Utrecht. Volgens een verhaal van zijn jongste dochter Ada (Ada Geertruide, 1871-1955) was Nicolaas Beets benoemd op nadrukkelijke wens van de koning, die ontroerd was door het gedicht ‘Op het veld van Heiligerlee’ (De Tijd, 05-01-1955, link). Die avond werd de Boothstraat verlicht door walmende toortsen en werd muziek gespeeld om Nicolaas Beets een serenade te brengen.

Boothstraat 6 werd vanaf toen geregeld bezocht door studenten, die hier colleges van hoogleraar Beets kwamen volgen.

Omnummering

Bij de omnummering van 1890 werd het adres Boothstraat wijk H no. 597 gewijzigd in Boothstraat 6 Utrecht.

Op 17 maart 1903 werd Nicolaas Beets vanuit zijn woonhuis Boothstraat 6 begraven (HUA, catalogusnr. 97244; Het nieuws van den dag: kleine courant, 18-03-1903, p. 13, Delpher).


Beluister: podcast Nicolaas Beets – the Dead Society


Gedenksteen Nicolaas Beets

gedenksteen nicolaas beets, boothstraat 6 utrecht
Gedenksteen in de voorgevel van het huis Boothstraat 6 Utrecht, 1904 (collectie Het Utrechts Archief)

Aan de gevel van Boothstraat 6 is een gedenksteen bevestigd. Hierop staat de tekst ‘NICOLAAS BEETS woonde hier van 4 Augustus 1854 tot 13 Maart 1903’ (HUA, catalogusnr. 54203).

De gedenksteen voor Nicolaas Beets werd ontworpen door architect L.W.R. Schütz uit Zeist. De gedenksteen werd op 5 november 1903 door de toenmalige eigenaar van Boothstraat 6, mr. H.J.H. (Hendrik Johan Herman) baron van Boetzelaer van Oosterhout (1850-1924), geplaatst (Leeuwarder Courant, 06-11-1903, p. 2, Delpher; Nieuwe Tilburgsche Courant 06-11-1903, p. 3, Delpher). Hij was een zoon van Christiaan Willem Johan baron van Boetzelaer heer van Dubbeldam en Elisabeth Charlotta Petronella Both Hendriksen.

Een foto uit het jaar van plaatsing van de gevelsteen laat zien dat de gevel toentertijd gepleisterd was.

Kantoor notaris Beets op Boothstraat 6 Utrecht

In 1908 verhuisde notaris mr. H.A. (Hendrik Albert) Beets (1866-1928), zoon van Nicolaas Beets en Jacoba Elisabeth van Foreest, zijn kantoor van Lange Nieuwstraat 44 naar Boothstraat 6 Utrecht ( Utrechtsch Nieuwsblad, 02-05-1908, p. 3).

Boothstraat 6 bleef tevens het woonhuis van zijn moeder. Op 10 augustus 1911 overleed Jonkvrouwe Jacoba Elisabeth van Foreest, weduwe van Nicolaas Beets, wonende in de Boothstraat (BS Utrecht 1911 O, aktenr. 167).

Hendrik Albert Beets

Na het overlijden van Jacoba Elisabeth van Foreest werd het huis betrokken door Hendrik Albert Beets en zijn echtgenote Neeltje (“Nelly”) Hendrika Court (1882-1937).

Van 1-3 juni 1915 werden, ten behoeve van het Plaatselijk Steuncomité, in de tuin taferelen uit het boek Camera Obscura nagespeeld (Algemeen Handelsblad, 28-05-1915, Delpher). In de beeldbank van Het Utrechts Archief zijn hiervan foto’s te vinden. Op een aantal foto’s is het interieur van het huis goed te zien.

Het RKD heeft een portret van de bewoners van het huis, Hendrik Albert Beets, Neeltje Hendrika Court en hun dochter Jacoba Elisabeth Beets (1911-1954), in verkleedkleren. Jacoba Elisabeth Beets had als roepnaam “Koosje”. Zij was ongetwijfeld vernoemd naar Koosje van Naslaan uit de Camera Obscura. Het bijschrift bij een van de foto’s in Het Utrechts Archief (catalogusnr. 98619) doet vermoeden dat zij tijdens dit Camera Obscurafeest, ondanks haar jonge leeftijd (Koosje uit de Camera Obscura was 17 jaar oud), haar naamgenote verbeeldde.

Van huurder naar eigenaar Boothstraat 6 Utrecht

Hendrik Albert Beets was aanvankelijk, net als zijn vader, huurder van Boothstraat 6. In 1920 kocht hij Boothstraat 6 Utrecht (J.M.C. van Schaik, p. 23).

In 1925 liet Beets het huis Boothstraat 6, met bijbehorende percelen bouwterrein, openbaar veilen. Volgens een bericht in De Sumatra Post van 21 juli 1925 (Delpher) was als bijzondere voorwaarde gesteld dat de gedenksteen in de gevel nooit zou mogen worden verwijderd. Het woonhuis werd toegewezen aan A. Diks q.q. Twee percelen bouwgrond werden toegewezen aan A. Wiesman (Voorwaarts, 13-06-1925, Delpher; Rotterdamsch Nieuwsblad 13-06-1925, Delpher). Beide kopers traden volgens het Rotterdamsch Nieuwsblad op voor de eerste hypotheekhouders. Vermoedelijk is sprake van Anthonie Diks (1866-1934), zoon van Rijk Diks, en is in het bericht in Utrecht in woord en beeld, 1925, nr. 12, waarin de heer A. Dirks Rzn. als nieuwe eigenaar wordt genoemd, een typefout geslopen (zie HUA, cat.nr. 870197).

Nelly Beets-Court

In 1926 werd Boothstraat 6 gekocht door Neeltje Hendrika Court (1882-1937), echtgenote van Hendrik Albert Beets.

Volgens J.M.C. van Schaik (p. 23) verkocht mevrouw Beets-Court Boothstraat 6 Utrecht in de zomer van 1928. Vermoedelijk ging het alleen om de percelen bouwterrein. Bij zijn overlijden, in december 1928, woonde Hendrik Albert Beets nog in de Boothstraat (BS Utrecht 1928 O, aktenr. 1835). Hij werd begraven op de tweede Algemeene Begraafplaats (Algemeen Handelsblad, 28-12-1928, Delpher).

Op de percelen bouwterrein werd in 1929 een garagecomplex gebouwd (HUA, catalogusnr. 42813), dat ter hoogte van Boothstraat 4 een zij-ingang had (HUA, catalogusnr. 54199). Tegenwoordig staat er naast (ten zuiden van) Boothstraat 6 een gedeelte van het appartementengebouw Het Hof van St. Jan (HUA, catalogusnr. 123500).

Neeltje Hendrika Court vestigde na het overlijden van haar echtgenoot een pension in het huis. Nelly Court was tevens schilderes en tekenares. Zij had haar atelier aan huis.

In 1932 hertrouwde Neeltje Hendrika Court met Dr. Jan Wilhelm Theodoor van Konijnenburg (BS Utrecht 1932 H, aktenr. 986). Na het overlijden van Neeltje Hendrika Court, in 1937, heeft haar weduwnaar het pension nog enige tijd voortgezet.

Wijkgebouw Jacobikerk

In 1938 werd Boothstraat 6 gekocht door de Nederduitsch Hervormde Gemeente, die er een wijkgebouw van de Jacobikerk in vestigde (Het Vaderland, 22-07-1938, Delpher).

Volgens een bericht in het Utrechts Nieuwsblad van 24 maart 1939 (p. 13) was Boothstraat 6 tot dat moment met sloop bedreigd. Er waren plannen om moderne herenhuizen op dit perceel te bouwen. Dankzij de Nederduitsch Hervormde Gemeente kon dat worden voorkomen.

Universiteit Utrecht

Boothstraat 6 Utrecht werd in 1962 verkocht aan de Rijksuniversiteit Utrecht.

Boothstraat 6 werd door de Universiteit Utrecht bestemd voor een uitbreiding van het Mathematisch Instituut, dat toen al op Boothstraat 17 was gevestigd. Het Mathematisch Instituut kreeg ook de tweede verdieping van de nieuwbouw (uitbreiding) van de sociëteit van het USC, op Boothstraat 1. Boothstraat 6 werd op 17 januari 1963 door de universiteit officieel in gebruik genomen. Het Mathematisch Instituut is tegenwoordig op De Uithof gevestigd.

Boothstraat 6 werd in 1985 verbouwd.

Omgevingsvergunning

In mei 2019 werd een omgevingsvergunning verleend voor het uitvoeren van inpandige aanpassingen in het monumentale pand Boothstraat 6 te Utrecht (HZ_WABO-19-09226).

Huidige bestemming Boothstraat 6: Facilitair Service Centrum Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht heeft Boothstraat 6 Utrecht nog steeds in eigendom. Tegenwoordig is het Facilitair Service Centrum hier gehuisvest.

Bronnen


Vorige huis: Boothstraat 4 Utrecht.


Gepubliceerd: 04-03-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 07-12-2024.

Scroll naar boven