
De Janskerk Utrecht (Janskerkhof 26 Utrecht) werd rond 1050 gesticht door bisschop Bernold (Bernulfus) en gewijd aan Johannes de Doper (Sint Jan). De Janskerk is eigendom van de Protestantse Gemeente Utrecht.
Wanneer de Janskerk Utrecht is gesticht, kan niet met zekerheid worden gezegd. Er bestaat geen oorkonde van. Wel is bekend dat de Janskerk werd gesticht ná de Pieterskerk. Er wordt aangenomen dat de Pieterskerk op 1 mei 1048 werd gewijd (E.M. Palmboom, p. 19). Aangezien de bouw van de Janskerk onder het episcopaat van bisschop Bernold (ovl. 1054) werd aangevangen, wordt de stichting van de Janskerk op circa 1050 geschat.
Rijksmonument
De Janskerk Utrecht is een rijksmonument. De kerk wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36169) als volgt omschreven:
“Janskerk. Tufstenen kruiskerk door Bisschop Bernulphus gesticht tussen 1048-’54, het koor van 1539, westgevel waar vroeger twee torens stonden van 1682, o. kapel 1536, w. kapel thans hoofdwacht zie aldaar. Kerkekamer met goudleder 1755. Graftombe van de proost van Wassenaar. Orgel met Hoofdwerk, Bovenwerk en vrij Pedaal, in 1861 gemaakt door C.G.F. Witte.”
Janskerk Utrecht als kapittelkerk
De Janskerk fungeerde tot 1580 als kapittelkerk van het kapittel van Sint Jan te Utrecht. Aan het kapittel van Sint Jan waren twintig kanunniken verbonden. Het terrein rond de Janskerk was een ommuurde immuniteit. De immuniteit is vandaag de dag nog steeds zichtbaar in de vorm van het Janskerkhof.
In de loop van de eeuwen werd het terrein van de immuniteit kleiner.
In 1246 verkocht Gozewijn van Randerath, proost van het kapittel van Sint Jan, een huis in de zuidwesthoek van het Janskerkhof aan de Orde van de Minderbroeders. De Minderbroeders bouwden op die locatie een Minderbroedersklooster. De inkomsten van het aan de Minderbroeders verkochte huis werden bestemd voor het onderhoud van een vicaris ter verrichting van zielmissen (akte, 13 februari 1247).
In 1393 werd over het terrein van de immuniteit door het stadsbestuur een gracht aangelegd, later genaamd de Drift.
In 1544 deed het kapittel van Sint Jan afstand van de Sint Janskapel, op de hoek van het Janskerkhof en de Minrebroederstraat, ten behoeve van de Jeruzalem-broederschap.
Bouwgeschiedenis Janskerk Utrecht
De Janskerk Utrecht is van oorsprong een romaanse kruisbasiliek met een houten tongewelf. Aan de noordkant van de kerk lag een pandhof. De kerk had aan de westzijde twee torens. De omtrekken van de voormalige westvleugel zijn in sierbestrating aangegeven in het plaveisel.
Kerkenkruis Utrecht
Sommigen zeggen dat de Janskerk Utrecht werd gebouwd als onderdeel van een kerkenkruis rond de Domkerk en de Sint Salvatorkerk. De Janskerk zou op de noordzuidas van het kerkenkruis staan.
Voorstanders van het kerkenkruis betogen dat de Janskerk anders nooit op deze plek zou zijn gebouwd. Het Janskerkhof was in de elfde eeuw de noordelijke oever van een zijtak van de Rijn, die het tracé Kromme Nieuwegracht, Jansdam, Minrebroederstraat volgde. De grond zou zo zacht zijn geweest dat men voor de bouw van de pandhof moest uitwijken naar de noordkant van de kerk.
Tegenstanders van de theorie van het kerkenkruis voeren onder meer aan dat er geen middeleeuwse bronnen zijn waarin over een Utrechts kerkenkruis wordt geschreven.
Stadsbrand
In 1279 werd de Janskerk bij een grote stadsbrand (‘Wivekens brant’) beschadigd. Bisschop Everhard van Munster verleende in 1280 een aflaat ten behoeve van de wederopbouw van de afgebrande kerk. In 1285 kreeg de geestelijkheid van elect Jan van Nassau het bevel om giften in te zamelen ten bate van de wederopbouw van de kerk.
In de veertiende eeuw stortte, vermoedelijk door slecht onderhoud en de zachte ondergrond, een van de torens van de Janskerk in.
Nieuw koor
In de zestiende eeuw werd het romaanse koor vervangen door een hoog, laatgotisch koor, mogelijk naar een ontwerp van de stadsbouwmeester Willem van Noort (over Willem van Noort, zie Wikipedia).
De eerste steen werd, volgens de Utrechtse archivaris S. Muller Fz. (De Gids, 1904), in 1508 gelegd door Herman van Lochorst. Bisschop Frederik van Baden verleende in 1514 een aflaat voor de bouw van het nieuwe koor; zijn aflaatbrief werd in 1520 bevestigd door een bul van paus Leo X. Om geld te verzamelen voor het nieuwe koor werden in 1514 door het kapittel van Sint Jan rentebrieven verkocht.
In 1539 begon de afwerking van het nieuwe koor; er werden contracten gesloten met twee schilders, een metselaar en een leidekker over het versieren van het gewelf en het opnieuw dekken van het kruiswerk.
Beeldenstorm
In 1566 verkocht het kapittel van Sint Jan rentebrieven ter verdediging tegen de beeldenstormers. Bij de beeldenstorm van 1566 werden in Utrecht echter vooral de parochiekerken getroffen. De Janskerk werd als kapittelkerk pas in 1580 getroffen.
Na de reformatie
Op 18 juni 1580 besloten de Staten van Utrecht om de openbare uitoefening van de rooms-katholieke godsdienst te verbieden. Daardoor verloor de Janskerk zijn functie als kapittelkerk.
Het kapittel van Sint Jan werd niet afgeschaft. De prebenden (uitkering waarop een kanunnik recht had) werden aan protestanten gegeven, die zich kanunnik bleven noemen. Pas op 21 februari 1811 kwam een einde aan het kapittel van Sint Jan, toen bij decreet van Napoleon de kapittels werden opgeheven en de goederen van de kapittels aan de staat vervielen.
Bij de beeldenstorm van 1580 was het kerkorgel vernield. De Utrechtse orgelmaker Pieter Jansz de Swart bracht het orgel van de Minderbroederskerk, die zou worden afgebroken, over naar de Janskerk.
Stadsbibliotheek Utrecht
Na de reformatie moest er een nieuwe functie voor de Janskerk worden gezocht. Aanvankelijk was men van plan om de kerk als opslagplaats voor rogge te gebruiken, maar in 1584 kreeg de stadsbibliotheek een plek in de kerk. De basis voor de bibliotheek werd gelegd met boeken uit kapittels en kloosters die in 1581 door de Vroedschap waren opgeëist.
Op 14 februari 1584 besloot het kapittel van Sint Jan om zijn boeken af te staan aan de stadsbibliotheek. Het boekenbestand bestond in 1584 uit 500-600 banden, hoofdzakelijk theologisch van aard.
Waalse gemeente
In 1585 kwam de Waalse gemeente naar de Janskerk Utrecht.
Uitbreiding stadsbibliotheek
In het begin van de zeventiende eeuw ontving de stadsbibliotheek Utrecht een belangrijk legaat van Evert van de Poll, bewoner van Drift 21. Evert van de Poll, advocaat bij het Hof van Utrecht, vermaakte in zijn testament zijn boekenverzameling aan de stad Utrecht. Met de verzameling Van de Poll groeide de stadsbibliotheek Utrecht van circa 600 tot 1400 à 1600 banden. Daarmee verschoof het accent van handgeschreven boeken naar gedrukte boeken en werd de collectie thematisch uitgebreid.
Op 7 oktober 1608 werd besloten dat het “kamertje, daar men voorbij gaat na de Archiven” ook als bibliotheek in te richten. Vermoedelijk is de bibliotheek daarna verhuisd naar het koor van de kerk. Op 17 december 1619 werd besloten om de plaats waar “eertijds” de stadsbibliotheek had gestaan ten gerieve van de Franse gemeente op te knappen, en van een schoorsteen te voorzien.
Stadspark Janskerkhof
In het begin van de zeventiende eeuw schreef Aernout van Buchel (Buchelius; 1565-1641) in zijn monumenteninventarisatie “Monumenta passim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agri inventa” (fol. 44r) over de Janskerk Utrecht:
Collegiorum canonicorum ordine quartum, ab eodem Bernulpho, episcopo, in honorem divi Joannis Baptistae fundatum est, manetque adhuc hodie in loco urbis amoenissimo, arboribus undique septum.
Vertaald: “De vierde in de rij van kapittelkerken is gesticht door bisschop Bernulfus ter ere van St. Jan de Doper, en staat tot op de dag van vandaag op het mooiste plekje van de stad, aan alle kanten omringd door bomen.”
In 1611 werd een publicatie uitgevaardigd waarin het werd verboden om vuil te storten op het Janskerkhof en ook om daar te kaatsen, kolven of kloot te schieten. Willem Willemse, de orgelblazer van de Janskerk, kreeg een taak in de ordehandhaving. Ook hij mocht boetes opleggen.
Jacob van Eyck
In 1632 werd Jacob van Eyck benoemd tot beiaardier van het carillon van de Janskerk. Het carillon hing in de overgebleven westtoren. In de protocollen van het kapittel van Sint Jan (J.J. Dodt van Flensburg e.a., p. 168) is hierover te lezen:
1632. Jan. 6. Jo. van Eyck wordt aengenomen, om te speelen op des capittels clocken, alle sondaghen ende vrydaghen een ure voor den noen, te 11 uure, ende alle sondach na den middach een uur. Item, van Mey aen tot Dom’s kermis inclusive een uur alle daghen, ’s avonts пае den eten, ende dat voor een tractement van 80 gl. jaarlycx, ingaende 17 Jan. 1632.
Het geregeld bespelen van het carillon deed de toren geen goed. In 1634 kreeg Jacob van Eyck van het kapittel van Sint Jan de opdracht om de grote klok van het carillon “te verhangen, opdat den toorn nyt meer ofte weinich zal beven” (J.J. Dodt van Flensburg e.a., p. 169). Een aantal jaren later werd de toren, zoals te zien is op een (niet gedateerde) tekening van Joost van Attevelt, zelfs gestut.
Op mooie zomeravonden speelde beiaardier Jacob van Eyck blokfluit voor de wandelaars op het Janskerkhof. In mei 1649 kreeg Van Eyck salarisverhoging, “mits dat hy de wandelende luyden op ’t [Jans] kerkhof somwijlen s’ avonts met het geluyt van zyn fluytgen vermake.”
Universiteitsbibliotheek Utrecht

Na de oprichting van de Universiteit Utrecht, in 1636, werd de stadsbibliotheek samengevoegd met de universiteitsbibliotheek.
De universiteitsbibliotheek in het koor van de Janskerk werd in 1635 voor een reorganisatie gesloten.
In 1636 bezocht de Haarlemse schilder Pieter Saenredam (1597-1656) de stad Utrecht. In de weken dat hij hier verbleef maakte hij veel schetsen van Utrechtse kerken, waaronder van de Janskerk.
Op 7 oktober 1636 maakte Saenredam een schets van het transept met het koor en het noorderzijkoor, met de toegang tot de stadsbibliotheek, gezien vanuit het westen. Saenredam heeft deze tekening jaren later tot een schilderij uitgewerkt.
In 1640 ging de universiteitsbibliotheek in het koor van de Janskerk open, met Cornelis Booth als eerste bibliothecaris. Deze benoeming was opvallend, want Cornelis Booth was tevens raad van de vroedschap van Utrecht.
Kantoor bibliothecaris

Vermoedelijk in hetzelfde jaar werd door steenhouwer Jan Geritsz. [Jan Gerritss van Leusden] achter het koor van de Janskerk (aaan de oostzijde) een ingang voor de universiteitsbibliotheek gebouwd. In de protocollen van het kapittel van St. Jan (J.J. Dodt van Flensburg e.a., p. 169) werd hierover opgetekend:
“1641. Apr. 9. De regierders der stadt versoeken te mogen maken een deure ende inganck aen de overside van ’t choor omme op de bibliotheek door te konnen, ’t welk den capittele heeft geconsenteert etc.”
Jan Geritsz. ontving, in het boekjaar 1640, 162 gld. voor het aangeleverde hardsteen en zijn arbeid (J.J. Dodt van Flensburg e.a., p. 294).
Hervormde kerk
In 1656 verhuisde de Waalse gemeente naar de Pieterskerk en kwam de Janskerk in het bezit van de hervormde kerk. Bij de verbouwing van de kerk werd het orgel verkocht.
Tot in de negentiende eeuw heeft de Janskerk geen orgel gehad.
Nieuwe westgevel

Aan het einde van de zeventiende eeuw was de westvleugel van de Janskerk Utrecht zodanig in verval geraakt dat een verbouwing noodzakelijk was.
In 1681/2 werden de laatste resten van de westgevel gesloopt, waaronder de overgebleven toren, en werd een nieuwe gevel in renaissancestijl gebouwd, naar een ontwerp van Gijsbert Anthonisz van Vianen. De westgevel heeft als opschrift: Anno 1682. Voor de bouw van de nieuwe westgevel moesten ook de pandhof en de drie huizen aan de noordzijde van de kerk worden afgebroken.
De St. Antoniuskapel werd vervangen door de hoofdwacht, links naast de ingang. Ter vervanging van de toren werd op het dak van het koor een koepeltorentje geplaatst.
Vrede van Utrecht 1713
Tijdens de onderhandelingen voor de Vrede van Utrecht (1713) werden in de Janskerk Utrecht ook Anglicaanse diensten gehouden voor de Engelsen. Op 25 januari 1712 besloot de Vroedschap dat de kerk na half 12, als de Nederlandse dienst was geëindigd, door de Britten kon worden gebruikt (Berigten van het historisch gezelschap te Utrecht, 1850, p. 178).
De eerste Anglicaanse dienst, door de bisschop van Bristol op zondag 7 februari 1712, trok ook veel bekijks van nieuwsgierige Utrechters, die lang niet allemaal de Engelse taal machtig waren (idem, p. 187). Secretaris Everard Harskamp schrijft in zijn dagboek dat de bisschop van Bristol ook op 12 juni 1712 zelf in de Janskerk had gepredikt en daarna de communie had uitgedeeld (idem, p. 209).
Verbouwing kapittelkamer

In 1755 werd de kapittelkamer verbouwd. Daarbij werd onder meer een stucplafond aangebracht, met boven de schoorsteen de datum 17 november 1755 en in het midden van het plafond het Johannesteken, het lam met kruisvaan. De ontwerptekening van de betimmering van de kapittelkamer bevindt zich in het archief van het kapittel van Sint Jan.
Negentiende eeuw
Na de bevrijding van de Fransen, in december 1813, werd de Janskerk gebruikt als hooimagazijn.
De universiteitsbibliotheek verhuisde in 1820 naar de balzaal van het voormalige paleis van Koning Lodewijk Napoleon aan de Wittevrouwenstraat (huidige adres: Drift 27).
Nieuw orgel
In 1858 besloot de kerkenraad een inzamelingsactie te houden voor een nieuw kerkorgel. Het Bätz-Witte orgel dateert van 1861. Het boek van dr. Wap over Utrecht, waarin over het ontbreken van een orgel wordt geklaagd, kwam net een paar jaar te vroeg.

Het zal vermoedelijk ook rond deze tijd zijn dat het koepeltorentje werd afgebroken. Op de hier getoonde foto uit de periode 1860-1865 heeft de kerk al geen koepeltoren meer.
In 1890 werden de wijknummers in Utrecht vervangen door huisnummers. Ook de Janskerk en de kosterij hadden wijknummers. De wijkadressen G 245/246 werden gewijzigd in Janskerkhof 26 Utrecht.
Janskerk Utrecht in verval
In de twintigste eeuw was de kerk ernstig in verval geraakt. Volgens een bericht in het Algemeen Handelsblad van 11 december 1938 (Delpher) was er, vanwege gebrek aan voldoende gelden voor restauratie, zelfs even sprake van dat de Janskerk zou worden afgebroken. De kerk werd gesloten in verband met het gevaar voor instorting van de choorgewelven.
Na het aanbrengen van een schot kon de kerk in januari 1940 weer worden geopend, maar in het koor mocht niemand meer komen (De Banier, 8 januari 1940, Delpher). In 1943 waren de voorbereidingen voor de restauratie zover, dat met de uitvoering ervan kon worden begonnen (De courant Het nieuws van den dag, 22 december 1943, Delpher).
Restauratie koor Janskerk
Van 1947 tot 1953 is gewerkt aan de restauratie van het koor (HUA, cat.nr. 82036). Tijdens de restauratie werd onder meer het graf van de Franse bisschop Thomas Basin (1412-1491), bewoner van het huis op claustraal erf V, gevonden. Volgens een bericht in de Leeuwarder Courant werd tevens ontdekt dat de Janskerk gebouwd was op een Romeins bouwwerk (Leeuwarder Courant, 17-03-1948, Delpher).

Bij opgravingen tussen 1958 en 1960 werden restanten van de fundering van de westgevel aangetroffen.
Kappen
Bij de verbouwing van 1976-1981 zijn de kappen gerestaureerd (HUA, cat.nr. 82091), is een kopie van de koepeltoren uit 1681 geplaatst (HUA, cat.nr. 403124) en is het schip hersteld (HUA, cat.nr. 82018).
Tijdens de restauratiewerkzaamheden werd onder meer de beschilderde grafkelder van kanunnik Adrianus van Beveland (Adrianus Beeflant, †1563) gevonden. Hij was eigenaar van diverse percelen rond de Janskerk, waaronder Janskerkhof 1, Janskerkhof 11 en Janskerkhof 25.
400 jaar Stadsbibliotheek
Sinds 1984 hangt boven de voormalige ingang van de universiteitsbibliotheek een koperen bordje met het wapen van Utrecht en de tekst:
1584-1984
Hier werd in 1584 de stadsbibliotheek gevestigd. In 1636 werd deze tevens Academie bibliotheek. In 1820 werd de bibliotheek overgebracht naar de Wittevrouwenstraat.
Aangeboden door het gemeentebestuur van Utrecht
16 februari 1984
Verhuur en catering
In 1998 werd gestart met het verhuur van de Janskerk. De kerk wordt verhuurd voor evenementen, zoals concerten, congressen, diploma-uitreikingen van de Universiteit Utrecht, bruiloften en festivals.
Daarnaast is er nog steeds elke week een kerkdienst, tegenwoordig van de oecumenische geloofsgemeenschap.
Opgravingen naast Janskerk Utrecht
Tijdens opgravingen in 2000, voorafgaand aan de aanleg van de HOV-busbaan langs de Janskerk Utrecht, werden sarcofagen met skeletten uit de elfde en twaalfde eeuw gevonden. De HOV-busbaan werd in 2001 opgeleverd.
Kosterij Janskerk

Aan de zuidkant van de Janskerk bevond zich de kosterij. De deur komt tegenwoordig in de kerk uit.
In de negentiende eeuw had de kosterij het adres Janskerkhof wijk G no. 245 Utrecht. Volgens het adresboek 1863/1864 woonde de koster van de Janskerk, J.G. Fischer, op St. Janskerkhof G 245.
In 1890 werden Janskerkhof G 245/246 vernummerd tot Janskerkhof 26. Later kreeg de kosterij het adres Janskerkhof 26a. Dit adres bestaat niet meer volgens de stadskaart Utrecht.
De kosterij is wel nog een rijksmonument. De kosterij wordt, onder het oude adres Janskerkhof 26a Utrecht, in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36170) omschreven als:
“Kosterij, laag huis met rechte kroonlijst en neogotische ingang, tegen de kerk aangebouwd.”
Bronnen
- J.J. Dodt van Flensburg, A.M.C. Asch van Wijck, H.J. Royaards, Archief voor kerkelijke en wereldlijke geschiedenis van Nederland, meer bepaaldelijk van Utrecht, Volumes 3-4, p. 294 (Google eBoek).
- R. de Kam, Dwars door Utrecht. Opgravingen langs de HOV-busbaan, Utrecht 2004.
- E.N. Palmboom, Het kapittel van Sint Jan te Utrecht, 1995 (Google Books, incompleet), o.m. p. 17-24.
- I. Schrier, Stadts Bibliotheca ofte Librije’. Een analyse van het historisch en modern gebruik van de woorden ‘stadsbibliotheek’ en ‘librije’.
- R. Stenvert, C. Kolman, B. Olde Meierink, M. Tholens, B. Kooij en R. Rommes, Monumenten in Nederland. Utrecht. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle 1996.
- Geschiedenis, JanskerkUtrecht.nl.
- Utrecht, Janskerkhof 26 – Janskerk, Reliwiki.nl.
- Restauratie van de Janskerk, Maandblad Oud-Utrecht, jrg. 22 (1949), no. 7/8, p. 51-52.
Gepubliceerd: 05-03-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 23-01-2023.