
Janskerkhof 13 Utrecht (tot 1890: Janskerkhof wijk H no. 611), ter hoogte van de Maarsbergerbrug over de Drift, is een rijksmonument. Het ontwerp van Janskerkhof 13 wordt toegeschreven aan Hendrick Aertsz Struys (P. Debie, p. 71).
Janskerkhof 13 Utrecht was een van de eerste huizen die na de opheffing van de immuniteit aan de noordzijde van het Janskerkhof werden gebouwd. Het vierkanten huis is gebouwd in classicistische vormen. In 1765 werd het huis in opdracht van Jan van Voorst in rococo-stijl verbouwd. Het voormalige koetshuis van Janskerkhof 13 staat op Drift 2 (zie foto HUA, catalogusnr. 56400).
Rijksmonument
Janskerkhof 13 Utrecht is een rijksmonument. Het huis wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36158) omschreven als:
“Statig herenhuis met zandstenen pilasters versierde, middenpartij gedekt door tympanon, rijke guirlandes, en boven de bovenvensters tympanen. Aan de Drift fraaie uitbouw, stijl van Campen, Anno 1648. Het gebouw strekt zich verder met v.m. koetshuis langs de Drift uit. Inwendig fraaie interieuren.”
Claustraal erf VI
De grond waarop Janskerkhof 13 Utrecht is gebouwd behoorde in de middeleeuwen tot claustraal erf VI. Het claustraal erf VI besloeg in breedte de percelen van Janskerkhof 13 en Janskerkhof 13a. Het perceel liep van het Janskerkhof, langs de Drift, tot aan de Voorstraat (Voorstraat 89). Het claustraal huis stond ter hoogte van Drift 6.
Claustraal erf VI was in het begin van de zeventiende eeuw eigendom van Pompeius a Montzima, kanunnik en thesaurier van Oudmunster te Utrecht. Na diens overlijden, in 1637 (hij werd overluid op 20 februari 1637), werd claustraal erf VI door zijn erfgenamen in drie percelen verdeeld en verkocht.
Pierre Durfort
De voorste helft van het erf werd in 1639 uit de boedel van Montzima getransporteerd aan luitenant-kolonel Pierre Durfort [Durfort d’Autièges].
Francois Halewijn
Durfort behield het achterste deel van het getransporteerde perceel, met het huis (nu de percelen Drift 4 en Drift 6), voor zichzelf. In 1641 transporteerde hij het voorste gedeelte, de tuin grenzend aan het Janskerkhof, aan Francois Halewijn, kanunnik van Oudmunster. Het perceel dat Halewijn kocht, de huidige percelen Janskerkhof 13, Janskerkhof 13a en Drift 2, liep volgens de transportakte aan de achterzijde ”tot aen de Meloenberch van P. Durfort toe”.
De in Leiden geboren Francois Halewijn was ten tijde van het transport reeds weduwnaar. Hij was getrouwd geweest met Elisabeth van der Gall (†6 mei 1638), dochter van de Utrechtse dokter Gilles van der Gall. Zij waren in 1633 getrouwd. Mogelijk is hij van plan geweest hier een woonhuis te bouwen, maar heeft hij daar na het overlijden van zijn vrouw vanaf gezien.
Bartholomeus van Vloten
Janskerkhof 13 Utrecht werd gebouwd in opdracht van Bartholomeus van Vloten (1610/15-1667), zoon van Reyer van Vloten en Neeltgen Claes van Sweserengh (testament, 1633). De achternaam van Bartholomeus van Vloten wordt in akten ook wel gespeld als Van Vloeten of Van Vlooten. Op zijn grafsteen in de Jacobikerk is zijn achternaam gespeld als Van Vloeten.
Bartholomeus van Vloten kocht in 1647 twee erven van Francois Halewijn. Op 8 november 1647 kreeg Van Vloten toestemming van de Vroedschap om een brug over de sloot te slaan. Volgens de transportakte van februari 1648 werden de gekochte percelen (vermoedelijk Janskerkhof 13 en Drift 2) aan de westkant begrensd door “Francois van Halewijn met zijn andere erven”.
Architect Janskerkhof 13 Utrecht
Wie de architect van Janskerkhof 13 was is niet bekend. Volgens M. Dolfin e.a. (p. 303) zijn de architecten Jacob van Campen, Arent van ‘s-Gravesande en Pieter Post als mogelijke ontwerpers genoemd. Volgens P. Debie (p. 71) wordt het ontwerp van Janskerkhof 13 toegeschreven aan de Utrechtse stadsbouwmeester Hendrick Aertsz Struys (†1653).
Dat de opdrachtgever Bartholomeus van Vloten en de architect Hendrick Aertsz Struys elkaar moeten hebben gekend, valt af te leiden uit het notarieel archief. In 1644, kort voor de bouw van Janskerkhof 13, had Hendrick Aertss Struys het huis naast dat van de erven Reyer van Vloten, aan de westzijde van de Oudegracht tussen de Viebrug en de Jacobsbrug, gekocht, vermoedelijk om het te verbouwen.
In 1650 legden timmerman Adriaen Vermeer en metselaar Cornelis Samuelss een attestatie af over de berekening van de kosten aan materialen en arbeidsloon voor de scheidingsmuur tussen het erf van Bartholomeus van Vloten en de heer Van der Werven (Francois van Halewijn was eigenaar van Huis de Werve in Voorburg) aan het Janskerkhof en de brug over de Nieuwegracht, beide aangelegd door Van Vloten. Adriaen Vermeer werkte vaker voor Hendrick Aertsz Struys (zie verklaring, 1641).
Een plattegrond van het huis uit die periode is bewaard gebleven. Wie de plattegrond gemaakt heeft, is onbekend.

Getrouwd met Anna Proeys
Bartholomeus van Vloten trouwde op 17 januari 1651 met Anna Maria Proeys, dochter van Melchior Proeys en Barbara Schunemans (schenking, 1659). Op 19 november 1651 kreeg Bartholomeus van Vloten nog een “ledich erf” van Francois van Halewijn getransporteerd (zie Janskerkhof 13a). Op 31 mei 1652 maakten Bartholomeus van Vloten en Anna Proeys, wonende aan het Janskerkhof, een testament.
Barbara Schunemans, weduwe van Melchior Proeys, overleed in januari 1660, wonende aan het Janskerkhof. Mogelijk woonde zij bij haar dochter en schoonzoon. Barbara Schunemans werd begraven in de Jacobikerk.
In augustus 1662 maakte Anna Proeys, wonende in Zuilen, een testament. In december 1662 maakte Anna Proeys, wonende aan het Janskerkhof, een codicil.
Anna Proeys overleed op 29 juni 1663 aan het Janskerkhof, nalatende haar man en collaterale mondige erfgenamen. Zij werd begraven in de Jacobikerk.
Hertrouwd
Op 19 september 1663 (RK) hertrouwde Bartholomeus van Vloten met Gijsberta Cecilia van der Borch (Borgh; †1711).
Op 28 augustus 1667, vijf dagen voor zijn overlijden, maakte Bartholomeus van Vloten twee testamenten, een testament waarin hij de (klein)kinderen van zijn ooms en tantes als erfgenamen aanwees en zijn echtgenote Gysberta Cecilia van der Borch lijftocht schonk en een testament waarin de langstlevende lijftocht kreeg. Bartholomeus van Vloten werd in de Jacobikerk begraven, bij zijn eerste echtgenote Anna Proeys.
Zijn weduwe Gysberta Cecilia van der Borch hertrouwde in 1671 (attestatie Utrecht 21-10-1671) met Floris Foeyt, heer van Emiclaer (†1678). Op 28 oktober 1671 gaven de erven Bartholomeus van Vloten procuratie tot verkoop en transport van onroerend goed, met goedvinden van de advocaten Dirck van Lommersum en Arnoldus de Kleyser, om de boedel te redden.
In maart 1679 (akte van insinuatie) was de boedel van Bartholomeus van Vloten nog niet verdeeld.
Samuel de Marez en Margaretha Trip

In 1679 (Manuaal van het Dubbele huisgeld, 1678) kwam Janskerkhof 13 Utrecht, samen met Janskerkhof 13a, in handen van Samuel de Marez, heer van Maarsbergen (NNBW; in de Amsterdamse doopregisters te vinden onder de achternaam De Mares; 1632-1691).
Samuel de Marez is de naamgever van de Maarsbergerbrug voor het huis. De naam van de brug is mogelijk tot stand gekomen na een concurrentiestrijd met de eigenaren van Drift 15. In een akte uit 1719 inzake Drift 15 wordt de brug (die men toen vermoedelijk aan het bouwen was; op de sluitsteen staat 1720) aangeduid als: Maes- of Merenburgerbrug. De familie Van Merenborch was tot 1698 eigenaar van Drift 15.

Samuel de Marez was in 1659 (o.tr. Amsterdam 14-08-1659) getrouwd met Margarita [ook: Margaretha of Margareta; in doopregister: Magerit] Trip (1640-1714). Zij was een dochter van de Amsterdamse handelaar en burgemeester Louis Trip (1605-1684).
Het echtpaar De Marez woonde vermoedelijk al in Utrecht toen zij de huizen aan het Janskerkhof kochten. Al in 1652 had Samuel de Marez de canonieke prebende van Egidius Manart overgenomen (aktenrs. 76, 77 en 78). In een procuratieakte van augustus 1667, opgesteld door een Utrechtse notaris, liet Samuel de Marez optekenen dat hij tegenwoordig “alhier” (bedoeld werd: in Utrecht) resideerde. In 1675 gaf Samuel de Marez procuratie om een proces te voeren in de zaak tegen Francois Halewijn. Waar deze zaak over ging moet nog worden uitgezocht.
Maarsbergen
Het gezin De Marez-Trip verbleef in de zomer in hun buitenhuis Maarsbergen, dat Samuel de Marez in 1656 had gekocht. Of zij ’s winters beide huizen aan het Janskerkhof gebruikten of een ervan verhuurden is (nog) niet bekend. Het echtpaar bezat overigens daarnaast nog diverse hofsteden en landgoederen, waaronder Oud-Broekhuizen bij Darthuizen, maar die werden vermoedelijk verhuurd.
Trippenhuis
Margaretha Trip en Samuel de Marez waren al ruim vijfentwintig jaar getrouwd toen zij, na het overlijden van Louis Trip, over het Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal te Amsterdam konden beschikken.
Dat neemt niet weg dat het echtpaar waarschijnlijk ook daarvoor geregeld in Amsterdam verbleef. Zij logeerden dan hoogstwaarschijnlijk ten huize van vader Louis Trip. Drie van hun kinderen werden in de nabijgelegen Zuiderkerk te Amsterdam gedoopt. Hun andere kinderen werden in Utrecht gedoopt; Emerentia werd op 23-08-1668 in de Dom gedoopt, Emmerentia werd op 24-07-1670 in de Dom gedoopt, Louys Trip de Maréz werd op 16 april 1676 in de Janskerk gedoopt en Anna-Maria werd op 30 maart 1679 in de Dom gedoopt.
Woonadres in Amsterdam
In 1667 gaf Samuel de Marez, in de eerder genoemde akte, procuratie aan de Utrechtse notaris Henrick van Zuylen om het inwonerschap van Amsterdam voor hem te behouden en aldaar een huis of kamer te huren. Dat klinkt echter niet alsof De Marez op dat moment in Amsterdam een woonadres voor zijn gezin zocht; hij had dat adres vermoedelijk uitsluitend nodig om zijn inwonerschap veilig te stellen.
In 1679 kocht De Marez een derde van twee huizen in Amsterdam, aan de Oudezijds Voorburgwal en de Oudezijds Achterburgwal, van Johannes Calve. Calve was de echtgenoot van zijn nicht Anna Margaretha de Marez (geb. ca. 1658). Vermoedelijk had Samuel de Marez zelf het overige deel geërfd van zijn vader Jan de Marez, die het erf in 1649 had gekocht. In 1686 verkocht Samuel de Marez de huizen, vermoedelijk omdat het echtpaar toen over het Trippenhuis kon beschikken.
Dat het echtpaar De Marez-Trip veel in hun woning aan het Janskerkhof moet hebben verbleven, valt af te leiden uit het feit dat het echtpaar in alle jaren gebruik maakte van Utrechtse notarissen en in opgestelde akten als woonplaats Utrecht werd vermeld, hoewel Het Utrechts Archief ook een akte bewaart waarin als woonplaats Amsterdam is vermeld.
Samuel de Marez vervulde diverse functies in Utrecht. Hij was geëligeerde raad van de staten van Utrecht, domdeken, en huismeester van het St. Jobsgasthuis.
Samuel de Marez overleed op 11 september 1691 te Utrecht. Hij werd begraven in de Domkerk.
Margaretha Trip
Margaretha Trip bleef hier na het overlijden van haar echtgenoot wonen.
Haar dochter Anna Maria de Marez (1679-1763) trouwde in 1698 met Steven van Lynden (1668-1709), zoon van Steven van Lynden en Jacoba Maria van Reede van Renswoude. Hij had als kind enkele jaren op Drift 19 gewoond.
In 1713 hertrouwde Anna Maria de Marez, met attestatie van Utrecht, in Woudenberg met haar zwager Gerard Maximiliaen Pynssen van der Aa (1662-1733), geëligeerde raad ter staten van Utrecht. Hij was weduwnaar van Jeanne Anthonetta van Lynden (1666–1708).
Vrouwe Margareta Trip, weduwe van Samuel d’Marez, overleed op 28 juli 1714, wonende aan het St. Janskerckhoff. Zij werd begraven in de Domkerk.
Anna Maria de Marez
Bij de boedelscheiding (1717) kwamen Janskerkhof 13 en Drift 2 in handen van Gerard Maximiliaen Pynssen van der Aa en Anna Maria de Marez. In de boedelscheidingsakte wordt gesproken over twee huizen, aan de noordzijde van het Janskerkhof en aan de westzijde van de Nieuwegracht, naast voorgaande huysinge.
Het Trippenhuis, in de boedelscheidingsakte vermeld als de “helft van groote huysinge” aan de Kloveniersburgwal, ging samen met de helft van twee huizen aan de oostzijde van de (Nieuwe?) Hoogstraat naar zoon Johan de Marez (1666-1718). De andere eigendomshelft van het Trippenhuis en de huizen aan de Hoogstraat bevonden in de boedel van Louis Trip, die in 1715 onder zijn (klein)kinderen was verdeeld. Die waren ook naar Johan de Marez gegaan.
Gideon Boudaen
Anna Maria de Marez en Gerard Maximiliaen Pynssen van der Aa woonden op Achter St. Pieter, naast Cornelis Beernink, proost van het kapittel van Sint Jan. Janskerkhof 13 Utrecht werd verhuurd.
Hun eerste huurder was vermoedelijk Gideon Boudaen, bewindhebber van de Kamer van de VOC te Amsterdam. Boudaen staat als voormalig huurder genoemd in het huurcontract met Clara Johanna Pellicorne.
Gideon Boudaen was in 1717 getrouwd met Isabella Johanna Boudaen. Vermoedelijk woonde het echtpaar Boudaen al in 1719 op Janskerkhof 13 (akte van overdracht). Blijkens het lidmatenregister woonden zij daarvoor op het Predikherenkerkhof (NL-UtHUA_A70702_000154). In september 1724 kocht Gideon Boudaen een huis op de Mariaplaats.
Clara Jacoba Pellicorne
In november 1724 verhuurde Gerard Maximiliaen Pynssen van der Aa Janskerkhof 13, met het koetshuis op Drift 2 (huyssinge, stallinge en koetshuys, nz Sint Janskerckhoff hoeck Maesbergensbrugghe), voor een periode van twee jaren aan Clara Jacoba Pellicorne, ingaande per 1 mei 1725. De uit Amsterdam afkomstige Clara Jacoba Pellicorne was weduwe van Adriaen Pels (begr. Oude Kerk Amsterdam 12-07-1721; o.tr. Amsterdam 02-07-1688).
Clara Jacoba Pellicorne (1671-1742) was een ver familielid. Haar zuster Eva Suzanna Pellicorne was getrouwd met Pieter Ranst Valckenier. Diens broer Wouter Valckenier was getrouwd met Anna Maria Trip. Zij was een zuster van Margarita Trip. Clara Jacoba Pellicorne’s moeder was Clara Valckenier. Clara was een halfzuster van de vader van Pieter Ranst en Wouter Valckenier.
Hoe lang het huurcontract met Clara Jacoba Pellicorne gelopen heeft is nog niet duidelijk. De huur werd na twee jaar verlengd; in september 1728 legde Clara Jacoba Pellicorne, wonende aan het Janskerkhof, een donatie vast voor Maria Catharina Boudewijn. Vermoedelijk is ze een of twee jaar hierna verhuisd. In 1739 maakte zij een testament bij een Amsterdamse notaris (zie verwijzing in kwitantie). Ze werd op 25 april 1742 te Amsterdam begraven (Nieuwe Kerk en Engelse Kerk, DTB 1058, p.113vo en p.114).
Maria Duyst van Voorhout en Frederik Adriaan van Reede van Renswoude
Vanaf 1730 werd Janskerkhof 13 Utrecht verhuurd aan Maria Duyst van Voorhout (1662-1754) en Frederik Adriaan van Reede van Renswoude (1659-1738), vrijheer van Renswoude. Zij kwamen van Drift 29.
Het huurcontract zal onderhands geregeld zijn. Frederik van Reede van Renswoude was een broer van Jacoba Maria van Reede van Renswoude (1649-1731), douairière van Steven van Lynden. Jacoba Maria van Reede van Renswoude was niet alleen de moeder van de eerste echtgenoot van Anna Maria de Marez, maar ook van de eerste echtgenote van Gerard Pynssen van der Aa. Er zijn enkele huurkwitanties bewaard gebleven.
Frederik Adriaan van Reede van Renswoude overleed op 12 december 1738, wonende aan het Janskerkhof. Hij werd begraven in de kerk van Renswoude.
In 1748 gaf Maria Duyst van Voorhout haar goede vriend Jan Hendrick Strick van Linschoten procuratie om te verklaren aan haar verplichtingen ten aanzien van de Liberale Gifte te zullen voldoen. Helaas is echter de kohier van de wijk Bloedkuil, waarin de noordkant van het Janskerkhof lag, verloren gegaan.
Eigenaresse Anna Maria de Marez, douairière van Gerard Maximiliaen Pynssen van der Aa, woonde op Paape Vaendel nr. 426 (Manuaal liberale gifte 1748). Dit is het huis Achter Sint Pieter 180, het latere Notarishuis. Achter Sint Pieter 180 werd in 1811 door haar (achter)kleinkinderen Van Rechteren verkocht aan de sociëteit van Utrechtsche notarissen. Het Notarishuis Utrecht (in de OAT 1832 aangeduid als venduhuis) werd in september 1811 geopend. Het Notarishuis werd later uitgebreid met Achter Sint Pieter 190. In 2015 sloot het Notarishuis Utrecht zijn deuren.
Maria Duyst van Voorhout overleed in april 1754. Op 28 april 1754 werden in opdracht van de executeurs-testamentair kisten, kasten, laden en bureaus in het sterfhuis van Maria Duyst van Voorhout verzegeld. Zij werd begraven in de kerk van Renswoude.
Afwikkeling testament Maria Duyst van Voorhout
Na het overlijden van Maria Duyst van Voorhout hebben de executeurs van haar testament nog enige jaren vanuit Janskerkhof 13 Utrecht aan de afwikkeling van haar erfenis gewerkt.
Jan van Voorst

In februari 1765 verkochten de erfgenamen (kleinkinderen) van Anna Maria de Marez de percelen Janskerkhof 13 en Drift 2 (huysinge, erve en grond, stallinge en koetshuys) aan Jan van Voorst. Een afschrift van de koopovereenkomst bevindt zich in het archief Familie Royaards (HUA). Van Voorst kreeg het huis op 20 maart 1765 getransporteerd.
Jan van Voorst was directeur generaal van Nederlands Africa geweest (in Elmina, van 11 april 1747 – 14 juli 1754; aanstelling). Hij had in Elmina directeur generaal Jacob baron de Petersen (een kleinzoon van de gelijknamige eigenaar van Janskerkhof 17) opgevolgd.
Jan van Voorst (1716-1775) was een ver familielid van Lucas van Voorst (1670-1738), eigenaar van Janskerkhof 12 (zie stamboom Van Voorst). In 1757 was Jan van Voorst in Utrecht getrouwd met Wilhelmina Aletta Kien (1738-1806), dochter van Nicolaas Kien en Theodora Petronella van Romondt.
Verbouwing Janskerkhof 13 Utrecht
Jan van Voorst liet Janskerkhof 13 verbouwen in rococo-stijl. Volgens R. Stenvert e.a., p. 264, werd bij deze verbouwing het trappenhuis naar een nieuwe trapaanbouw langs de Drift verplaatst en werd daarachter een koetshuis gebouwd.
Jan van Voorst overleed op 15 mei 1775 op het Janskerkhof, nalatende zijn vrouw en twee onmondige kinderen. Hij werd begraven in de Buurkerk.
In 1777 hertrouwde zijn weduwe Wilhelmina Aletta Kien te Delft met Jan Bouwens Vrijheer van Horssen (1725-1788).
Nicolaas Theodorus van Voorst
In februari 1782 werd de nalatenschap van Jan van Voorst verdeeld tussen zijn zonen Gijsbert Jan van Voorst (1762-1824) en Nicolaas Theodorus van Voorst (1758-1820). Gijsbert Jan van Voorst, die nog onmondig was, woonde met zijn moeder en stiefvader in Delft. Nicolaas Theodorus van Voorst was twee dagen voor de boedelscheiding, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Susanna Alida van Bronckhorst (1761-1839), dochter van Adriaan van Bronckhorst en Meynarda Johanna van Cleeff (Drift 13). Janskerkhof 13 kwam volgens de scheidingsakte in handen van Nicolaas Theodorus van Voorst.
Op 27 oktober 1782 lieten Nicolaas Theodorus van Voorst en Susanna Alida van Bronckhorst hun dochter Theodora Cornelia Elsabe van Voorst dopen.
Wilhelmina Aletta Kien
Na het overlijden van haar tweede echtgenoot trok Wilhelmina Aletta Kien bij haar zoon op Janskerkhof 13 in. In 1798 (overeenkomst) scheidde Nicolaas Theodorus van Voorst en Susanna Alida van Bronckhorst van tafel en bed.
In 1805 trouwde Theodora Cornelia Elsabe van Voorst, onder huwelijkse voorwaarden, met Coenraad Carel Vincent van Boetzelaer van Dubbeldam, met attestatie van Utrecht. In december van dat jaar maakte haar grootmoeder Wilhelmina Aletta Kien een codicil, waarin zij legaten toewees aan haar kleinkinderen Theodora Cornelia Elsabé van Voorst, gehuwd met Coenraad Carel Vincent van Boetzelaar, en Jan Willem van Voorst.
Wilhelmina Aletta Kien overleed op 8 februari 1806, wonende aan het Janskerkhof. Zij werd begraven in de Buurkerk.
Tijdens de volkstelling van 1813 werd Nicolaas Theodorus van Voorst op dit adres geregistreerd. Zijn echtgenote Susanna Alida van Bronckhorst werd geregistreerd in een huis tegenover het Stadhuis (deel 64, blad 16).
Rond 1814/1818 sloot Nicolaas Theodorus van Voorst een hypotheek van 6665 gulden op het huis af, ten behoeve van de stad Utrecht, als gedeeltelijke voldoening van zijn borgtocht, verschuldigd als stedelijk ontvanger te Utrecht.
Nicolaas Theodorus van Voorst, gehuwd met Susanna Alida van Bronckhorst, overleed op 9 januari 1820 ten zijner huize staande aan het St. Janskerkhof wijk H no. 611 (BS Utrecht 1820 O, aktenr. 21).
Willem Jan Both Hendriksen

In mei 1820 werd Janskerkhof 13 Utrecht, met annex een koetshuis en een stal voor zeven paarden (Drift 2), publiek geveild (Utrechtsche Courant, 29-03-1820, p. 2, Delpher). Het huis werd gekocht door Willem Jan Both Hendriksen (1780-1853).
Willem Jan Both Hendriksen was een zoon van Jan Both Hendriksen en Hendrica Ameshoff, die op de noordhoek van de Drift met de Nobelstraat hadden gewoond. Hij was weduwnaar van Elisabeth Charlotte Winter (1786-1809). Zijn moeder woonde bij hem in. Hendrica Ameshoff, weduwe van Jan Both Hendriksen, overleed op 14 februari 1822, wonende op Janskerkhof 13 Utrecht (BS Utrecht 1822 O, aktenr. 107).
Tijdens de volkstelling van 1824 werd Willem Jan Both Hendriksen in De Bilt geregistreerd, aldus een aantekening in de Utrechtse volkstelling (p. 178).
OAT 1832
In de OAT 1832 staat de rentenier Willem Jan Both Hendriksen als eigenaar van perceel A537 (Janskerkhof 13 en Drift 2; “huis en erf”) vermeld.
Van 1827 tot 1853 was Willem Jan Both Hendriksen lid van de Gemeenteraad Utrecht. Ook was hij lid van de Provinciale Staten van Utrecht.
Zijn dochter Elisabeth Charlotta Petronella Both Hendriksen (1809-1880) trouwde in 1835 met Christiaan Willem Johan baron van Boetzelaer heer van Dubbeldam (1806-1872). Hij was een zoon van Coenraad Carel Vincent van Boetzelaer van Dubbeldam en Theodora Cornelia Elsabé van Voorst.
Herman Roijaards
Na het overlijden van Willem Jan Both Hendriksen, in 1853, kwam Janskerkhof 13 Utrecht in handen van zijn kleinzoon Herman Roijaards (1826-1898). Herman Roijaards was de oudste zoon van Hendrika Johanna Both Hendriksen (1805-1832) en Herman Johan Royaards (1794-1854). Zijn ouders waren in 1825 getrouwd.
Zijn tante Elisabeth Charlotta Petronella Both Hendriksen erfde buitenplaats Sandwijck. In 1854 kocht het echtpaar Van Boetzelaer-Both Hendriksen Boothstraat 6, dat zij verhuurden aan Nicolaas Beets.
Herman Roijaards trouwde in 1854 met Benudina Maria van Naamen (1827-1892). In 1855 werd hun dochter Henriëtta Johanna aan het Janskerkhof geboren (BS Utrecht 1855 G, aktenr. 775). In 1857 werd hun zoon Willem Herman Johan Roijaards hier geboren (BS Utrecht 1857 G, aktenr. 1846).
In het Rotterdamsch Nieuwsblad van 7 augustus 1885 (Delpher) wordt W.H.J. Roijaards als advocaat genoemd, wonende op Janskerkhof H 611.
Janskerkhof 13 en Drift 2
Bij de omnummering van 1890 werd het wijkadres H 611 gewijzigd in Janskerkhof 13. Het koetshuis (“stal”) kreeg een eigen adres: Drift 2.
In 1894 trouwde Willem Herman Johan Roijaards met Louise Joanna Huijdecoper (1862-1938) (BS H Maarsseveen 1894, aktenr. 6). Het echtpaar ging wonen op Janskerkhof 13a.
Benudina Maria van Naamen overleed in 1892 op haar woonadres Janskerkhof 13 Utrecht (BS Utrecht 1892 O, aktenr. 157). Herman Roijaards van Scherpenzeel overleed in 1898, wonende op Janskerkhof 13 Utrecht (BS Utrecht 1898 O, aktenr. 88).
Elizabeth Agatha Johanna Roijaards
Volgens het Bevolkingsregister 1900-1910 Wijk 1, deel 6-7 werd Janskerkhof 13 Utrecht bewoond door hun dochter Elizabeth Agatha Johanna Roijaards (1859-1900).
Elizabeth Agatha Johanna Roijaards overleed op 29 november 1900 op Huis Scherpenzeel in Scherpenzeel (BS Utrecht 1900 O, aktenr. 1861).
Willem Herman Johan Roijaards
In 1902 trouwde Wilhelmina Sophia Royaards (1864-1903) met Schelto van Citters. Zij transporteerde (een deel van?) het huis aan haar broer Willem.

Willem Herman Johan Roijaards en zijn echtgenote Louise Joanna Huijdecoper verhuisden van Janskerkhof 13a naar Janskerkhof 13.
Op 13 januari 1913 ontving de familie Roijaards, wonende op Janskerkhof 13 Utrecht, een ansichtkaart van de bewoner van Wagenaarstraat 13 in Den Haag.
Willem Herman Johan Roijaards overleed op 1 december 1929 (BS Utrecht 1929 O, aktenr. 1894). Volgens zijn overlijdensakte woonde Willem Herman Johan Roijaards in Maarsseveen.
Zijn weduwe Louise Joanna Huijdecoper overleed in 1938 in Maarsseveen (BS Maarsseveen 1938 O, aktenr. 2).
Twentsche Bank

Janskerkhof 13 Utrecht werd tot 1929 particulier bewoond. Janskerkhof 13 werd aangekocht door en grondig verbouwd voor de vestiging van de Twentsche Bank.
De negen maanden durende verbouwing van Janskerkhof 13 stond onder leiding van de Amsterdamse architecten Gebroeders Van Gendt A.L.zn. (Het Vaderland, 26-03-1932, p. 1, Delpher). De bank verhuisde op 29 maart 1932 van het Vreeburg, hoek Drieharingstraat, naar Janskerkhof 13 Utrecht.
In de Gooi- en Eemlander van 4 juni 1932 (Delpher) werd over de verbouwing geschreven:
“Op het Janskerkhof is het mooie statige huis van de familie Rooyaards geheel verbouwd. De gevel is gewijzigd in zijn voordeel; te dien opzichte heeft de monumentencommissie uitstekend werk gedaan. De vroegere groote spiegelramen, die in den gevel misstonden, zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor ramen met kleinere ruiten, welke strooken met het karakter van den fraaien voorgevel. Maar woonhuis wordt dit gebouw niet meer; het is gekocht door een bankinstelling die er haar bedrijf is gaan exploiteeren.”
ABN
Op 3 oktober 1964 ging de Twentsche Bank samen met de Nederlandsche Handel-Maatschappij op in de Algemene Bank Nederland.
Kantongerecht Utrecht – samenvoeging met Janskerkhof 13a en Drift 2
In de periode 1984-1986 werd Janskerkhof 13 Utrecht gerestaureerd en verbouwd, naar een ontwerp van architect Aart Oosting, in verband met de komst van het kantongerecht Utrecht. Het huis werd samengevoegd met Janskerkhof 13a en Drift 2.
Het gerechtsgebouw, met een bruto vloeroppervlak van 3347 m2, bleef na het vertrek van het kantongerecht nog enige jaren eigendom van het Rijk (Rijksvastgoedbedrijf nummer 101269G01).
Huidige bestemming Janskerkhof 13 Utrecht: Universiteit Utrecht
In 2006 nam de Universiteit Utrecht het complex Janskerkhof 13, Janskerkhof 13a en Drift 2, na een grondige renovatie, in gebruik. Janskerkhof 13 en 13a worden gebruikt door het departement Filosofie en Religiewetenschap en het Ethiek Instituut.
Kunst
De kunstwerken in het gebouw (wandpanelen en -beschildering) en in de binnentuin (pleinreliëf) zijn van de hand van Pjotr van Oorschot (1944-2012).
Bronnen
- P. Debie, ‘Van tuinpaviljoen naar koepelkamer. Geschiedenis en ontwikkeling van de Utrechtse maliebaan’, Bulletin KNOB 110 (2011), p. 68-79.
- M. Dolfin, E.M. Kylstra en J. Penders, in: Utrecht. De huizen binnen de singels. Beschrijving. SDU uitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1989.
- A. Pietersma en F. Vogelzang, Levensverhalen. Gids voor biografisch onderzoek in de provincie Utrecht, HUA (Willem Jan Both Hendriksen).
- W.J. Spies, De erfgenamen van Bartholomeus van Vloten, De Nederlandsche Leeuw. Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, 115 (1998), kol. 191-219, 325-342.
- R. Stenvert, C. Kolman, B. Olde Meierink, M. Tholens, B. Kooij en R. Rommes, Monumenten in Nederland. Utrecht. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle 1996, p. 264.
- Brief gericht aan Jan van Voorst, directeur-generaal te Sint George del Mina, afkomstig van de bewindhebbers van de Westindische Compagnie, betreffende de handel in en de behandeling van slaven, 1750.
- Eigendomspapieren Janskerkhof 13 Utrecht, 1765-1772 (HUA, 2018 Familie Royaards).
Gepubliceerd: 20-05-2013 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 03-03-2024.