Janskerkhof 14 Utrecht “PHRM”

Janskerkhof 14 Utrecht, PHRM, USC Utrecht, Utrechtsch Studenten Corps, Woo, Woolloomooloo
Studentensociëteit PHRM, begin 20e eeuw (collectie Het Utrechts Archief)

Het sociëteitsgebouw PHRM van het USC Utrecht (Janskerkhof 14 Utrecht) is een rijksmonument. Het pand werd ontworpen door de Nederlandse architect A.H. Zinsmeister.

Het sociëteitsgebouw van het USC Utrecht staat op het voorste deel van claustraal erf V.

Rijksmonument

De omschrijving van Janskerkhof 14 Utrecht in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 514251) luidt:

“In 1899 naar ontwerp van A.H. Zinsmeister gebouwde SOCIËTEITSGEBOUW voor het Utrechts Studenten Corps “Placet Hic Requiescere Musis” in de stijl van H.P. Berlage.”

Bouwgeschiedenis sociëteit USC Utrecht

Koop huis Janskerkhof 14 Utrecht

Op 24 november 1897 kocht het Utrechtsch Studenten Corps (USC Utrecht) het huis Janskerkhof 14 en het omliggende terrein. Het huis werd kort daarna afgebroken om ruimte te maken voor de bouw van een nieuwe studentensociëteit van het USC Utrecht.

PHRM, opgericht op 26 februari 1816 in een koffiehuis in de Servetsteeg, was sinds 1858 gevestigd in een koffiehuis op het Munsterkerkhof (Domplein).

In juni 1898 werd een rechtskundig rapport over het perceel Janskerkhof 14 uitgebracht waarin een overzicht van de geschiedenis van het perceel wordt gegeven, met bijzondere aandacht voor de eigendom van de gracht.

Prijsvraag voor nieuw sociëteitsgebouw USC Utrecht

Voor de bouw van het sociëteitsgebouw PHRM op Janskerkhof 14 was een prijsvraag uitgeschreven, waarvoor 66 ontwerpen werden ingediend (Algemeen Handelsblad 20 augustus 1898, p. 2, Delpher). Dertien daarvan werden uitgekozen om nader aan elkaar te worden getoetst. Het ontwerp van de Amsterdamse architect A.D.N. van Gendt, dat overigens niet heeft gewonnen, is opgenomen in het Bouwkundig Weekblad, 1899 (pdf).

Ontwerp PHRM

Het sociëteitsgebouw van het USC Utrecht is ontworpen door de Nederlandse architect August Heinrich Zinsmeister (1867-1941). In april 1899 diende A.H. Zinsmeister, namens de Bouwcommissie van de Nieuwe Studentensociëteit, de bouwplannen bij de gemeente Utrecht in (bouwdossier 4270-70-150). Het pand van het USC Utrecht op Janskerkhof 14 behoort tot zijn vroegste werken. Het gebouw wordt wat zijn vormgeving betreft wel vergeleken met de Beurs van Berlage. Invloed van de Jugendstil blijkt uit de keuze van de materialen en het kleurgebruik. Vanwege het kleurgebruik heet het gebouw in de volksmond ook wel “Het Gele Kasteel”.

Opening PHRM

Interieur van de studentensociëteit P.H.R.M. (Janskerkhof 14): de grote zaal.
Interieur van de studentensociëteit P.H.R.M. (Janskerkhof 14): de grote zaal, 1901 (collectie Het Utrechts Archief)

In oktober 1899 werd door burgemeester B. Reiger (1845-1908), tevens curator van de rijksuniversiteit, een gedenkteken met daarop de sierletters P.H.R.M. geplaatst op de zuidgevel, ten hoogte van de eerste verdieping (Algemeen Handelsblad, 14-10-1899, p. 2, Delpher). 

De officiële opening van het sociëteitsgebouw van het Utrechtsch Studenten Corps vond plaats op 23 april 1901.

Janskerkhof 14 Utrecht tijdens Tweede Wereldoorlog

Het sociëteitsgebouw van het USC Utrecht werd in de Tweede Wereldoorlog gevorderd en deed dienst als stafkwartier van het Höheres Kommando. Later werd hier het hoofdkwartier van het 88ste Duitse Armeekorps gevestigd. In juli 1940 werd op de binnenplaats een bunker gebouwd, deels in de achtertuinen van de huizen Boothstraat 3 en Boothstraat 5.

Verbouwing en uitbreiding PHRM

In de jaren zestig werd de studentensociëteit van het USC Utrecht verbouwd en uitgebreid. Er werd een nieuw pand aangebouwd op Boothstraat 1.

Om plaats te maken voor de uitbreiding moest het zeventiende-eeuwse koetshuis op Boothstraat 1 worden afgebroken. Aangezien het koetshuis was aangemerkt als gemeentelijk en rijksmonument is de gevel geplaatst voor het (negentiende-eeuwse) koetshuis op Boothstraat 2a. Ook werd de bunker grotendeels afgebroken (De Tijd De Maasbode, 19-10-1960, Delpher).

Woolloomooloo – De Woo
Een gedeelte van het bunkerterrein wordt sinds 1970 door het USC Utrecht gebruikt als studentendiscotheek Woolloomooloo. De Woolloomooloo is de grootste studenten-discotheek van Nederland. Discotheek de Woolloomooloo, ook bekend als Hare Majesteits Eerste Discobar of de Woo, is eigendom van het USC Utrecht. De disco Woolloomooloo wordt gerund door studenten van het USC.

Corpsmuseum USC Utrecht

In 1929 werd bij de gemeente een bouwtekening ingediend voor een nieuw archief op de zolderverdieping van Janskerkhof 14 Utrecht (HUA, bouwdossier 4269). Vanaf 1931 bevindt zich op de zolder van de sociëteit PHRM op Janskerkhof 14 het Corpsmuseum van het USC Utrecht.

In 1970 werd de collectie van het Corpsmuseum in langdurige bruikleen gegeven aan het Universiteitsmuseum Utrecht.

In 1993 kreeg de zolder van Janskerkhof 14 een nieuwe indeling (bouwdossier 9268, HUA). In 1994 werd het Corpsmuseum van het USC Utrecht op de zolder van PHRM heropend.

Brug voor Janskerkhof 14 Utrecht

De brug over de voormalige immuniteitssloot was tot 2014 eigendom van de gemeente. In 2014 verkocht de gemeente Utrecht de brug naar het perceel Janskerkhof 14 Utrecht aan het USC Utrecht en werd deze aan het openbaar verkeer onttrokken (Gemeenteblad Jaargang 2014, Nr. 13406).

Bronnen

  • Website Utrechtsch Studenten Corps.
  • Website Corpsmuseum – geschiedenis.

Geschiedenis voormalig huis Janskerkhof 14 Utrecht

Het huis Janskerkhof 14 Utrecht, vlak voordat het werd afgebroken
Het huis Janskerkhof 14 Utrecht, vlak voordat het werd afgebroken (collectie Het Utrechts Archief)

Het voormalige huis Janskerkhof 14 Utrecht (tot 1890: Janskerkhof wijk H no. 609) werd gebouwd in 1662. Het huis behoorde, volgens M. Dolfin e.a., tot hetzelfde type huis als Janskerkhof 15, Janskerkhof 15a en Janskerkhof 16

Het voormalige huis Janskerkhof 14 Utrecht werd gebouwd op grond die in de middeleeuwen bij claustraal erf V hoorde.

Janskerkhof 14 Utrecht had een poortweg die achter het huis Janskerkhof 15 langs liep en uitkwam in de Boothstraat.

Dirck de Goyer en Geertruyt van der Graaff

De eerste bewoners van het huis waren burgemeester Dirck de Goyer, zijn echtgenote Geertruyt van der Graaff, en hun kinderen.

Erf met metselwerck

Op 20 juni 1662 kreeg Dirck de Goyer het huis, in de transportakte omschreven als erf met metselwerck, getransporteerd door meester metselaar Gijsbert Thonissen (van Vianen).

Gijsbert Thonissen van Vianen had het huis gelijktijdig gebouwd met het huis op Janskerkhof 15, dat op dezelfde dag aan Aelbert van Benthem werd getransporteerd.

De huizen waren vermoedelijk, net als Janskerkhof 15a en Janskerkhof 16, elkaars spiegelbeeld. Gijsbert Thonissen van Vianen had het erf voor de huizen vermoedelijk twee jaar daarvoor gekocht van Gerard van Rheede, heer van Drakestein, de eigenaar van claustraal erf V. Dirck de Goyer had in 1656 zelf ook al erf van Gerard van Rheede gekocht (de toegangsweg naar perceel A 555; zie Boothstraat 11).

Nog een strook

In 1665 verkocht Gerard van Rheede aan Dirck de Goyer en diens buurman Aelbert van Benthem van Janskerkhof 15 nog eens 30 voeten erf (8,5 meter), afkomstig uit zijn hof, erbij. Deze strook lag achter de huizen van De Goyer en Van Benthem en diende vermoedelijk als poortweg naar het huis op Janskerkhof 14.

In maart 1666 verklaarde meester metselaar Gysbert Antoniss van Vianen dat de muur tussen de erven van hemzelf en van Dirck de Goyer, oud-burgemeester van Utrecht aan de oostzijde van de Boothstraat gemeen was. Van Vianen zou een goot plaatsen en het gebruik van uitweg behouden.

Overeenkomst heinmuur

Enkele dagen later sloot Van Vianen een overeenkomst over een huis en stal en het bouwen van een heinmuur. De belending noordwaarts was de gemene poortweg en plaats van Dirck de Goyer. Van Vianen had een werkplaats in de Boothstraat (op de plaats van het voormalige koetshuis op Boothstraat 1), die in 1666 werd vervangen door een koetshuis. De voorgevel van dit koetshuis staat sinds 1962 voor het koetshuis van Boothstraat 2a. De gemene poortweg was vermoedelijk de strook grond die Van Benthem (Janskerkhof 15) en De Goyer in 1665 van Gerard van Rheede hadden gekocht en langs die werkplaats liep.

In 1669 wees Dirck de Goyer, oud-burgemeester van Utrecht en raad-extraordinaris van het hof van Utrecht, bij testament zijn kinderen als erfgenamen aan, met lijftocht voor hun moeder Geertruyt van der Graaff. Ook werden voogden benoemd.

Franse bezetting

In juni 1672, tijdens de Franse bezetting, werd op het Janskerkhof, onder de poort van Dirck de Goyer, een openbare mis gehouden. Op 18 januari 1673 werd op het Janskerkhof een kanon beproefd. Het schot met de kanonskogel van 4 pond zorgde voor een dusdanig gedreun dat wel 300 ruiten in de ramen van het huis van Dirck de Goyer braken.

In november 1673 was Dirck de Goyer een van de gegijzelden die de Fransen bij hun vertrek uit Utrecht meenamen. De veertien gegijzelden, onder wie ook Cornelis Booth, keerden in het voorjaar van 1674 terug. Op 15 april 1674 werd Dirck de Goyer uit zijn ambt van vroedschapslid ontslagen en verloor hij zijn functie als raad-extraordinaris.

Verbannen uit Utrecht

In 1676 werd De Goyer bij verstek veroordeeld wegens sodomie en levenslang verbannen uit Utrecht. De Goyer was gevlucht naar Vianen, waar hij op 16 juli 1676 voor notaris J. Nobelinck aan zijn vrouw procuratie gaf om voortaan zijn administratie te voeren (zie o.a. procuratieakte 1679). Geertruyt van der Graaff bleef met haar kinderen in Utrecht.

In oktober 1676, na de vonniswijzing, wees Geertruyt van der Graaff bij testament haar zes kinderen als erfgenamen aan; de lijftocht die zij bij een eerder testament aan haar man had toegezegd werd in het testament herroepen. Ze wees haar zoon en advocaat Jacob de Goyer aan als administrateur over de boedel.

Dochter Lucretia trouwde in 1689 met Cornelis van der Tocht, weduwnaar van Aletta Maria Cinq. In mei 1697 werden namens de weduwe en voogden van de kinderen van Cornelis van de Tocht meubels verkocht, ten huize van Mevrouw de Goyer, op het St. Janskerckhof (Oprechte Haerlemsche courant, 7 mei 1697, Delpher).

In oktober 1700 trad Geertruyt van der Graaff nog als gemachtigde van haar echtgenoot op. Geertruyt van der Graaff, weduwe van Dirck De Goyer, overleed op 11 december 1705 aan het St. Janskerkhof, nalatende mondige kinderen. Zij werd begraven in de Buurkerk.

Lucretia de Goyer en Anthony de Goyer

Na het overlijden van Geertruyt van der Graaff kwam het huis in handen van haar kinderen Lucretia de Goyer en Anthony de Goyer. In 1715 sloten Anthony de Goyer en Arnout Spoor, de (tweede) echtgenoot van Lucretia de Goyer, een akkoord met de buren van Janskerkhof 13a over een verbouwing van de poortcamer die tussen beide huizen stond (mogelijk leidend naar Boothstraat 11).

In 1719 wees Lucretia de Goyer bij testament haar zevenjarige kleindochter Catharina de Leeuw (Cathrina, ged. 1 sept. 1711 in het Anthoni gasthuys), dochter van haar toen reeds overleden dochter Emmerentia van der Tocht en Daniel de Leeuw, als erfgename aan.

Aernoud Spoor overleed op 31 oktober 1723, wonende aan het Janskerkhof. Hij liet zijn vrouw na, geen kinderen. Hij werd begraven in de Buurkerk.

In een testament van november 1723 benoemde Lucretia de Goyer haar broer Antony de Goyer tot voogd. Vrouwe Lucretia de Goyer, laatst weduwe van Arnout Spoor, overleed op 5 september 1725, wonende aan het Janskerkhof. Zij werd begraven in de Buurkerk. Anthonij de Goijer bleef ongehuwd. Hij overleed in 1730, wonende in de Boothstraat.

Catharina de Leeuw

Catharina de Leeuw heeft hier nooit gewoond. Zij woonde met haar echtgenoot Gerlach Frederik van der Capellen (een achterkleinzoon van Cornelis Booth) aanvankelijk op Boothstraat 6 en later op Drift 21, dat zij van haar oudtante Cornelia van der Tocht had geërfd. Het huis op Janskerkhof 14 moet steeds verhuurd zijn geweest.

Familie Helvetius

In december 1725 werd het huis aan de noordzijde van het Janskerkhof, omtrent de Bodestraet, door de voogden van de nog minderjarige Catharina de Leeuw verhuurd aan Jan Frederick Helvetius, Catharina Jacoba Helvetius en Adriana Cornelia van der Burch. In augustus 1726 overleed Catharina Jacoba Helvetius te Loenen [op buitenplaats Bijdorp], maar in het begraafregister wordt als woonadres het Janskerkhof vermeld.

In juli 1743 verhuurde Geerlach Frederick van der Capellen een huysinge met hofje daar aghter, met een poortweg aan de oostzijde van de Boothstraat, voor zes jaar aan Francois Verdrines [Vedrines]. Achter het huis bevond zich de Schydelmuur van de Groote Hoff. Wie de huurder was, Francois Vedrines jr., of zijn vader Francois Pietersz Vedrines, is nog niet duidelijk. In november 1748 huurde Francois Vedrines jr. een huis aan de Oudegracht, eigendom van Johannes Cornelis de Pauw en Johanna Quirina de Pauw, bewoners van Janskerkhof 1.

Geerlach Frederick van der Capellen overleed op 19 mei 1754, wonende aan de Nieuwegracht bij het Janskerkhof (Drift 21). Hij werd begraven in de Jacobikerk. Vrouwe Catharina de Leeuw, douairière van Geerlach Fredrik Baron van der Capellen, overleed op 19 april 1762, by ’t St. Janskerkhof, nalatende vier mondige kinderen. Zij werd begraven in Schalkwijk.

Henrietta Catharina Momber, weduwe van Louis Assenborg

In maart 1762 maakte Henrietta Catharina Momber, weduwe van Louis Assenborg, een codicil, wonende aan het Janskerkhof. Henrietta Catharina Momber (-1782) wordt als bewoonster van het huis genoemd in de boedelscheidingsakte van 27 juni 1762, waarin het huis werd toegewezen aan Daniel Cornelis van der Capellen.

Henrietta Catharina Momber woonde hier met een dochter. Elisabeth Assenborgh overleed in januari 1778. Op 12 januari 1778, zo staat geschreven in het Buurtboek van de Boothstraat, werd het lijk van juffrouw Assenborgh, gedragen uit het huis van haar moeder, die op het Janskerkhof woonde, en begraven in de Buurkerk.

Henrietta Catharina Momber, weduwe van de heer Van Assenborgh overleed in juli 1782. Volgens het Buurtboek van de Boothstraat werd zij in de avond van 25 juli 1782 begraven. Haar lijk werd om 22.00 uur door de buurt gedragen. Haar begrafenis werd aangebracht op 29 juli 1782.

Daniël Cornelis van der Capellen

In juni 1762 verkreeg Daniel Cornelis van der Capellen, heer van Mijdrecht (1733-1800), het huis aan de noordzijde van het Janskerkhof met een poortweg uitkomende in Boothstraat, bij de scheiding van fideïcommissaire goederen uit de boedel van Anthony de Goyer, zijn over-oudoom, en Lucretia de Goyer, zijn overgrootmoeder.

Van der Capellen wordt in een verkoopakte van 1770, inzake Janskerkhof 13a, als belendende eigenaar genoemd.

Daniel Cornelis van der Capellen werd ook eigenaar van Boothstraat 11. In 1769 verhuurde hij dat huis aan schoolmeester Pieter van Vianen. In 1774 verhuurde hij Boothstraat 11 aan meester timmerman Jan Gielen.

Daniel Cornelis van der Capellen overleed op 13 augustus 1800, wonende aan het Janskerkhof. Hij was volgens het begraafboek ongehuwd en liet meerderjarige familie na. Hij werd begraven in Schalkwijk.

In 1801 vond de boedelscheiding door de erven ab intestato, zijn broer Gerlach Theodorus en zuster Emmerentia Cornelia, plaats. Het huis aan het Janskerkhof en een vierde in het huis aan de oostzijde van de Boothstraat bleven gemeen. Op 12 oktober 1805 overleed Gerlach Theodorus van der Capellen op Huize Schonauwen in Houten (Utrechtsche Courant, 14-10-1805, Delpher).

Emmerentia Cornelia van der Capellen

Het perceel werd bewoond door Emmerentia Cornelia van der Capellen (1741-1811), weduwe van Godart Philip Cornelis Theodorus van der Capellen (1733-1779). Zij maakte in 1805 een besloten testament (zie testament, 1811).

Emmerentia Cornelia van der Capellen overleed op 22 januari 1811, op het Janskerkhof. Zij werd begraven in Schalkwijk.

Op 23 juli 1811 werd voor het huis de inboedel publiek verkocht (Gazette d’Utrecht = Utrechtsche courant, 10-07-1811, Delpher):

“DIDERICUS JOHANNES VAN OLST, Vendumeester der Stad Utrecht, zal, op Dingsdag den 23. Julij 1811, en volgende dagen, des voordemiddags van half tien tot des-nademiddags ten twee uuren, voor de Huizinge van de Hoog Geb. Vrouwe Overledene, aan de Noordzijde van het St. Jans-Kerkhof, publicq verkoopen: een netten en zinlijken INBOEDEL, bestaande in: Tombeaux, Ledikanten met derzelver Behangsels, Mahognijhoute Secretaire, dito Commode, Kabinetten, Tafels, Stoelen, Spiegels, met Vergulde en andere Lijsten, Schilderijen, Bedden met derzelver Toebehooren, Chitsche, Catoene en Wolle Deekens, Matrassen, Smirnasche, Schotsche en Hilversumsche Tapijten en Vloerkleeden, Mengel en Parssen: voorts Juweelen, Goud en Zilver; item supra sijn Bed- en Tafellinnen, als mede Oude Blauwe en Gecouleurde Porceleinen, Glas- en Aardenwerk, en eindelijk Koper- Tin- Blik- Yzer- Hout- en Mandenwerk, en wat verder ten dage der verkopinge te voorschijn zal werden gebragt. Breder volgens Notitie, agt dagen te vooren bij bovengenoemden Vendumeester te bekomen, mits betalende ééne Stuiver voor den Armen. Alles daags te vooren des morgens van 9 tot 12, en des namiddags van 2 tot 5 uuren voor een ieder te zien.”

Het huis werd daarna verhuurd.

Laurent Theodore Nepveu

Tijdens de volkstelling van 1813 werden Laurent Theodore Nepveu (zie Van der Aa1782-1839), zoon van Laurens Johannes Nepveu en Margaretha Roosmale (Janskerkhof 15a), en zijn echtgenote Albertina Helena Elisabet Ram (1788-1864) op dit adres geregistreerd.

Laurent Theodore Nepveu en Albertina Helena Elisabet Ram waren in 1806, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd. Het echtpaar is hier vermoedelijk kort voor de volkstelling komen wonen. Hun dochter Maria Johanna Nepveu overleed op 5 juni 1811 op de Nieuwegracht.

Publieke Veiling

De erfgenamen van Emmerentia Cornelia van der Capellen verkochten het perceel in 1816 op een publieke veiling. In een advertentie in de Utrechtsche Courant van 30 september 1816 (Delpher) werd deze als volgt aangekondigd:

“Op Zaturdag den 2. November 1816, des namiddags ten een uur precies, zal binnen Utrecht aan het Bureau der Publieke Verkoopingen achter St. Pieter, Wijk F. No. 363, publiek worden geveild en verkocht. No. 1. Eene kapitale HUIZINGE, ERVE en GROND, staande en gelegen binnen Utrecht, aan het St. Jans-Kerkhof, belend aan de eene zijde Mevrouw de Douariere van Ghesel en aan de andere zijde de Wel Ed. Geb. Heer Mr. A. van Beusichem van Harmelen. Zijnde dezelve Huizinge voorzien van vier Beneden-Kamers en een Kabinetje; een ruime Keuken met Fornuis, Regen- en Welwaters-Pomp en verdere gemakken; een Kelderkeuken met pomp en steenen Gootsteen, W. nevens drie goede bekluisde Kelders; verder een gemakkelijken Trap, gaande naar boven, alwaar vier Kamers, een Kabinetje en een Provisiekamer, mitsgaders Zoldering over de geheele Huizinge, met Meiden-Kamer en eene andere dito; achter dezelve Huizinge een aangenamen Tuin, en ter zijde dezer een tweede grooten Tuin, wel aangelegd en beplant met vele vruchtdragende en andere Boomen en Gewassen, mitsgaders voor aan dezelve een Koepel of Tuinhuis , een vrolijk uitzicht hebbende op en over het St. Jans-Kerkhof.

No. 2. Eene HUIZINGE, ERVE, GROND en achter gelegen Tuin, staande binnen Utrecht aan de Westzijde van de Boothstraat, achter voormelde Huizinge, voorzien van vier zoo groote als kleine Benedenvertrekken, Keuken, Schuur en Werkplaats, Kelder en vijf Boven-Kamers, mitsgaders Zoldering en Vliering.

Zullende dezelve Percelen eerst ieder afzonderlijk en vervolgens te samen in eene koop worden geveild en verkocht.

Alles breeder bij Billetten en nader onderrigt ten Kantore van de Notarissen GERARDUS HENDRIKUS STEVENS en Mr. CHRISTIAAN SANDERSON, beide binnen Utrecht, ten Kantore van welke eerstgemelde de Conditiën van Verkoop intijds ter lezing in gereedheid wezen zal.

NB. Voorschreve Huizinge cum annexis, zullen twee dagen voor den verkoopdag van des morgens ten negen uren tot des namiddags ten vijf uren, kunnen bezigtigd worden; doch het Perseel onder No. 1. niet anders dan met een Permissie Billet, geteekend door een der voornoemde Notarissen.”

Laurent Theodore Nepveu

In de OAT 1832 staat Laurent Theodore Nepveu als eigenaar van perceel A 539 (huis en erf) vermeld. Het erf naast het huis (HUA, catalogusnr. 76934), gekocht in 1656, waar volgens de bovengenoemde overeenkomst van 1715 een poortgebouw met een brug moet hebben gestaan, hoorde volgens de OAT 1832 bij perceel A 541 (tuin), het voormalige claustraal erf V, dat ook zijn eigendom was. Ook perceel A 554 (huis en erf) en het perceel A 555 (huis, erf en stal), waar Boothstraat 11 op staat, was volgens de OAT 1832 eigendom van Laurent Theodore Nepveu.

In 1837 voerde Jan Ignatius Daniel Nepveu (1810-1887), zoon van Laurent Theodore Nepveu en Albertina Helena Elisabet Ram, kantoor vanuit dit huis (Utrechtsche courant, 10-11-1837, p. 3). Op 12 juli 1839 trouwde Jan Ignatius Daniel Nepveu met Anna Jacoba des Tombe (BS Utrecht 1839 H, aktenr. 186).

Laurent Theodore Nepveu overleed op 14 november 1839 in Parijs. (Het overlijden werd op 17-03-1840 in Utrecht geregistreerd; BS Utrecht 1840 O, aktenr. 375).

Tijdens de volkstelling van 1840 werd Albertina Helena Elisabet Ram, weduwe van Laurent Theodore Nepveu, samen met haar haar oudste zoon Laurent Jean Nepveu tot Ameijde (1807-1876) die substituut-officier bij de arrondissementsrechtbank was, en Johanna A. van Noort en Margaretha Gerdingh, hun dienstmeiden, op dit adres geregistreerd (p. 652). Jan Daniel Ignatius Nepveu en Anna Jacoba des Tombe werden tijdens deze volkstelling op Janskerkhof G 231 (=Janskerkhof 23) geregistreerd (p. 228).

Laurent Jean Nepveu tot Ameijde

Bij de boedelscheiding, in 1843, werd Janskerkhof 14 toebedeeld aan Laurent Jean Nepveu tot Ameijde.

Jan Ignatius Daniel Nepveu

Jan Ignatius Daniel Nepveu
J.I.D. Nepveu, griffier bij het Provinciaal Gerechtshof van Utrecht, 1875 (collectie Het Utrechts Archief)

Tussen 1842 en 1845 zijn Jan Ignatius Daniel Nepveu en Anna Jacoba des Tombe op Janskerkhof 14 komen wonen.

Hun zoon Jan Laurens Aubijn werd in oktober 1845 op hun woonadres Janskerkhof H 609 geboren (=14; BS Utrecht 1845 G, aktenr. 1426). Ook dochter Laurentia Margaretha werd hier, in januari 1851, geboren (BS Utrecht 1851 G, aktenr. 25).

Hun dochter Karolina Andrea Nepveu werd op 18 december 1855 geboren op het adres Kromme Nieuwegracht G 336 (=nr. 6; BS Utrecht 1855 G, aktenr. 1554).

Pauline van Heeckeren van Brandsenburg

In mei 1855 werd het perceel door Laurent Jean Nepveu tot Ameijde verkocht aan Pauline van Heeckeren van Brandsenburg (1810-1897), weduwe van F.C.H. Drieling (-1853). Zij had in haar jeugd op Drift 25 gewoond.

Een maand na de aankoop van het perceel hertrouwde Pauline van Heeckeren van Brandsenburg met Marius Abraham Adriaan Beelaerts van Blockland (1811-1880) (BS Utrecht 1855 H, aktenr. 221). Hij was een broer van haar zwager Pieter Adriaan Jan Beelaerts van Blokland. In het adresboek der Stad Utrecht 1863-1864 staat Jhr. M.A.A. Beelaerts van Blockland als bewoner vermeld.

Marius Beelaerts Van Blokland overleed op 15 juni 1880 (BS Utrecht 1880, aktenr. 979). Op 11 augustus 1880 werd een openbare verkoping gehouden van de verzameling warme en koude kasplanten, die was nagelaten door Jhr. M.A.A. Beelaerts van Blokland (Het nieuws van den dag: kleine courant, 24-07-1880, p. 4, Delpher).

Hertrouwd

Op 25 oktober 1883 (BS Oudenrijn 1883, aktenr. 1) hertrouwde Pauline van Heeckeren van Brandsenburg met Jules Eduard Godin de Pesters (1811-1898).

Janskerkhof 14 Utrecht

Bij de omnummering van 1890 werd het adres Janskerkhof wijk H no. 609 gewijzigd in Janskerkhof 14 Utrecht.

Op 7 september 1897 overleed Pauline van Heeckeren van Brandsenburg op haar woonadres Janskerkhof 14 Utrecht (BS Utrecht 1897 O, aktenr. 1404).

Verkocht aan USC Utrecht

Janskerkhof, Boothstraat, percelen
Plattegrond Gemeente Utrecht, sectie A, no. 2490, 1897 (collectie Het Utrechts Archief)

Het huis Janskerkhof 14 Utrecht werd op 24 november 1897 verkocht aan het Utrechtsch Studenten Corps. Naast Janskerkhof 14 werden de overgebleven percelen van claustraal erf V verkocht.

Op de plattegrond uit 1897 is het terrein van het huis Janskerkhof 14 getekend, met aanduiding van te verkopen percelen aan de Boothstraat.

Op 23 november 1897 en de volgende dagen werd de inboedel van het huis verkocht (Het nieuws van den dag: kleine courant 15-11-1897, Delpher).

Op 28 november 1897 maakte Anthony Grolman nog een tekening van het voormalige huis Janskerkhof 14 Utrecht.

Afgebroken voor nieuwe sociëteit USC Utrecht

Janskerkhof 14 door Anthony Grolman
Janskerkhof 14, A.E. Grolman, 28 november 1897 (collectie Het Utrechts Archief)

Het huis Janskerkhof 14 Utrecht werd afgebroken om ruimte te maken voor de bouw van een studentensociëteit voor het USC Utrecht, op de twee percelen grenzend aan het Janskerkhof.

Bronnen


Vorige huis: Claustraal erf V.
Volgende huis: Janskerkhof 15 Utrecht.


Gepubliceerd: 06-03-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 03-03-2024.

Scroll naar boven