
Janskerkhof 15a Utrecht (tot 1890: wijk H no. 596; na 1890 tot circa 1934: Boothstraat 2) werd gebouwd voor burgemeester Johan van Nellesteyn. Van 1900 tot 1932 was het Christelijk Gymnasium Utrecht (CGU) hier gevestigd. Janskerkhof 15a wordt tegenwoordig door de Universiteit Utrecht gebruikt als onderwijsgebouw.
M. Dolfin e.a. (1989) beschrijven Janskerkhof 15a Utrecht als
“[e]en tussen 1661 en 1663 in één opzet met Janskerkhof 16 naar ontwerp van Ghijsbert Thonisz van Vianen gebouwd vierkant hoekhuis, bestaande uit twee bouwlagen, kelders en een omgaand zadeldak. Langs de Boothstraat staat een in dezelfde trant bijgebouwd 18de-eeuws achterhuis met twee bouwlagen, een zadeldak en kelders. Het huis is in de 20ste eeuw regelmatig verbouwd, slechts op enkele plaatsen bevinden zich nog 17de- en 18de-eeuwse interieurdetails, hoewel het casco grotendeels compleet is.”
Van de bouw van de vleugel langs de Boothstraat zijn, voor zover bekend, geen documenten bewaard gebleven. Over de datering ervan wordt in de literatuur verschillend gedacht. Volgens M. Dolphin e.a. (p. 43), is het achterhuis van Janskerkhof 15a achttiende-eeuws. Volgens C.J.M. Rampart kan de verbouwing van het achterhuis van Janskerkhof 15a eind achttiende of begin negentiende eeuw hebben plaatsgevonden, tegelijk met een vernieuwing van het voorhuis. Uit de hieronder staande gegevens zal blijken dat de verbouwing moet worden gedateerd op de periode 1830-1840.
Rijksmonument
Janskerkhof 15a Utrecht is een rijksmonument. Het huis wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36161) omschreven als:
“Statig herenhuis met rechte gemetselde kroonlijst, omtrent 1660. Horizontale zandstenen dekplaten boven de vensters.”
Janskerkhof 15a Utrecht heeft in het Rijksmonumentenregister dezelfde omschrijving als Janskerkhof 15. Dat is op zich niet verwonderlijk, want Janskerkhof 15a is, net als Janskerkhof 15, gebouwd door de metselaars Gijsbert Anthonisz van Vianen en Peter Jansz van Cothen in de jaren 1661-1663. De plattegrond van Janskerkhof 15a vormde het spiegelbeeld van Janskerkhof 16.
Niettemin is het mogelijk dat Janskerkhof 15 en Janskerkhof 15a in het Rijksmonumentenregister zijn verward. Janskerkhof 15a is immers meermalen verbouwd. Toen Janskerkhof 15a Utrecht werd ingeschreven in het Rijksmonumentenregister, had het huis bijvoorbeeld al de dakkapel (zie HUA, catalogusnr. 59402).
Claustraal erf IV
Janskerkhof 15a Utrecht is gebouwd op grond die in de middeleeuwen bij het claustraal huis Boothstraat 6 hoorde. Het gedempte grachtje, dat onder het bordes van Janskerkhof 15a doorloopt, is de voormalige immuniteitssloot. Het perceel Janskerkhof 15a Utrecht was een deel van de voorhof van het claustraal huis.
Johan van Nellesteyn en Hillegonda Pater
Janskerkhof 15a Utrecht werd gebouwd in opdracht van oud-burgemeester Johan van Nellesteyn (1617-1677). Johan van Nellesteyn was op 3 juli 1660 in de Catharijnekerk te Utrecht getrouwd met Hillegonda Pater (1632-1670), dochter van Johan Pater en Antonetta Wtewaell. Het alliantiewapen (1660) van Johan van Nellesteyn en Hillegonda Pater was aanwezig op een glas in de kerk van Tienhoven (bron: CBG).
In 1661 kocht Johan van Nellesteyn van zijn (aangetrouwde) neef Cornelis Booth, eigenaar van Boothstraat 6, een onbebouwd stuk erf, dat deel uitmaakte van het voormalige claustraal erf IV. Van Nellesteyn deed de aankoop samen met zijn schoonzuster Aletta Pater. Zij kregen het gekochte erf in februari 1661 getransporteerd. Het erf werd in het midden door tweeën gedeeld. Op het oostelijke deel werd Janskerkhof 15a gebouwd, op het westelijke deel Janskerkhof 16.
In oktober 1661 lieten Johan van Nellesteyn en Hillegonda Pater hun dochter Antonia dopen. Het echtpaar woonde toen nog aan de Jacobibrug.
Akkoord met buurman
In 1669 sloot Johan van Nellesteyn een akkoord met zijn buurman en zwager Jacob Martens, echtgenoot van Aletta Pater (Janskerkhof 16), over een uitgang met muur in de Boothstraat (ter hoogte van Boothstraat 2a). In hetzelfde jaar kocht Van Nellesteyn een koetshuis en stal aan de westzijde van het Janskerkhof (Janskerkhof 20). Bij latere verkopen van Janskerkhof 15a werden het koetshuis en de stal steeds mee verkocht.
Op 10 januari 1670 overleed Hillegonda Pater, wonende op het Janskerkhof, nalatende haar man en een onmondige dochter. Zij werd begraven in de Regulierenkerk.
Op 22 februari 1670 stelde Van Nellesteyn een codicil op voor substituut-erfstelling en bepalingen voor zijn dochter Anthonia Johanna van Nellesteyn (1661-1707) ten aanzien van bewoning van het huis door zijn moeder Petronella van Wyckerslooth. Haar oom en buurman Jacob Martens (Janskerkhof 16) werd haar voogd.
Petronella van Wyckerslooth heeft maar kort voor haar kleindochter kunnen zorgen. Zij overleed op 28 november 1670, nalatende een mondige zoon. Petronella van Wyckerslooth, weduwe van Willem van Nellesteyn, werd begraven in de Regulierenkerk.
Hertrouwd met Lucia Wijbrants

In 1672 hertrouwde Johan van Nellesteyn met Lucia Wijbrants (1638-1719), weduwe van Jan Jacobsz Hinlopen (1626-1666). Lucia Wijbrants was een dochter van Johannes Wijbrants en Machteld Pater. Machteld Pater was een zuster van Hillegonda’s vader Johan Pater.
Rampjaar 1672
Een aantal maanden later in het rampjaar 1672 vluchtte de familie Van Nellesteyn, samen met de familie Martens, naar Amsterdam. De Franse bevelhebber, Louis II van Bourbon, de Prins van Condé, nam bezit van hun huizen. De muur tussen Janskerkhof 16 en Janskerkhof 15a werd weggebroken. In een notarisakte van mei 1673 wordt zijn verblijf in deze huizen genoemd.
Enkele maanden later, op hun terugtocht naar Utrecht, werden de families Van Nellesteyn en Martens door orangisten overvallen.
Johan van Nellesteyn overleed op 17 december 1677, nalatende zijn vrouw met een onmondig kind. Hij werd begraven in de Regulierenkerk. Volgens een dagboekaantekening van zijn weduwe Lucia Wijbrants was Johan van Nellesteyn gestorven na vier dagen ziek te zijn geweest.
Antonia Johanna van Nellesteyn en Adriaen Roelans
Antonia Johanna van Nellesteyn trouwde in 1679 met Adriaen Roelans (1654-1727), advocaat bij het Hof van Utrecht. Zijn moeder Clasina van Leeuwen, weduwe van Roelandus Roelants, en haar stiefmoeder Lucia Wijbrants waren getuigen. Van het huwelijksaanzoek van Roelans was door Jacob Martens in 1678 een aantekening gemaakt. Adriaen Roelan(t)s was een broer van Anna Elisabeth Roelans, die in 1675 was getrouwd met Anselmus van Benthem (Janskerkhof 15).
Of Antonia Johanna van Nellesteyn en Adriaen Roelans hier gewoond hebben, is nog niet duidelijk. Stiefmoeder Lucia Wijbrants verhuisde pas in 1688 naar Janskerkhof 12.
Antonia Johanna van Nellesteijn overleed op 15 oktober 1707, haar man, die raad in de vroedschap en drossaard aan De Vaert was, nalatende met tien kinderen. Zij kreeg een publieke uitvaart aan De Vaert, en werd begraven in de Regulierenkerk.
Margaretha Ruysch
Op 31 december 1708 verkocht weduwnaar Adriaen Roelans, mede namens de kinderen, de “huysinge met kelders en kluysen” aan de noordzijde van het Janskerkhof, westhoek Boothstraat, en de stalling en het koetshuis aan de westzijde van het Janskerkhof aan Margaretha Ruysch, weduwe van Johan Pitt. Het erf van Janskerkhof 15a werd aan de achterkant belend door de uitgang van het erf van Aletta Pater (Janskerkhof 16 had als gezegd een uitgang ter hoogte van Boothstraat 2a).
In 1709 legde Anna Elisabeth Roelans, weduwe van Anselmus van Benthem, op verzoek van de koopster een verklaring af dat haar broer Adriaen Roelans nooit de voogdij over haar kinderen had uitgeoefend. Enkele dagen later gaf zij een vrijwaring van het huis, verkocht door Adriaen Roelans, af.
Johann Caspar von Bothmer
Tijdens de periode van het congres voor de Vrede van Utrecht 1713 verhuurde Margaretha Ruysch haar huis en de stal op Janskerkhof 20 aan Johann Caspar von Bothmer. Johann Caspar von Bothmer (1656-1732) was gezant van Hannover en plenipotentiaris van de keurvorst van Brunswijk. Von Bothmer betaalde f 1000,- per maand voor het huis en f 137,- per maand voor de stal.
Margaretha Ruysch verbleef in deze periode vermoedelijk bij haar dochter Margaretha Pith. Margaretha Pit was getrouwd met Jacob Grothe, burgemeester van Arnhem.
Vrouwe Margaretha Ruysch, weduwe van Johan Pith, overleed op 7 juni 1713 in Arnhem. Zij werd in de Buurkerk begraven.
Hieronymus Simons van Alphen

Uit de verkoopakte van juli 1720 blijkt dat het huis toentertijd werd verhuurd aan hoogleraar theologie Hieronymus Simons van Alphen (1665-1742). Hieronymus Simons van Alphen was in november 1714 als hoogleraar bij de Theologische faculteit van de Utrechtse universiteit benoemd. Van Alphen had zijn benoeming op 25 februari 1715 aanvaard met het uitspreken van zijn oratie.
In 1721 trouwde Hieronymus Simons van Alphen met Cornelia van der Tocht, eigenaresse en bewoonster van Drift 21. Van Alphen trok bij zijn echtgenote op Drift 21 in.
Theodorus de Leeuw
De erfgenamen van Margaretha Ruysch verkochten Janskerkhof 15a Utrecht op 27 juli 1720 aan Theodorus de Leeuw.
Theodorus de Leeuw (1681-1744) was een zoon van Egbertus de Leeuw en Catharina de Hochepied (zie Drift 5). Hij was in 1710, met toestemming van zijn moeder Catharina de Hochepied, getrouwd met Maria de Smeth (1667-1743). Sinds 1715 was hij Heer van Abcoude. Het echtpaar De Leeuw woonde, blijkens een procuratieakte van 1722, in Amsterdam.
Daniel de Leeuw
In 1726 gaf Theodorus de Leeuw procuratie om Janskerkhof 15a Utrecht aan zijn broer Daniel de Leeuw (1677–1737) te transporteren.
Daniel de Leeuw was in 1720 getrouwd met Cornelia Henrietta van Weede (1696-1764). Op 30 juni 1729 lieten zij hun dochter Cornelia Henrietta dopen, wonende aan het Janskerkhof. Ook Jacob Cornelis de Leeuw (1728–1745?) werd hier vermoedelijk geboren, maar in zijn doopinschrijving is geen adres vermeld.
Catharina de Leeuw, Daniel de Leeuw’s dochter uit zijn eerste huwelijk met Emmerentia van der Tocht (ovl. 1 maart 1714), woonde hier slechts een jaar of vijf. Zij trouwde in 1732, onder huwelijkse voorwaarden, met achterbuurman Gerlach Frederik van der Capellen. Zij verhuisde toen naar Boothstraat 6.
Daniel de Leeuw, geëligeerde raad ter staten van Utrecht, overleed op 1 december 1737, op het St. Janskerckhoff, nalatende zijn vrouw, een mondig kind en zes onmondige kinderen. Hij werd begraven in de Jacobikerk. Zijn weduwe gaf als voogd van haar nog onmondige zoon procuratie om overdracht van de prebende van Daniel de Leeuw aan hun zoon Egbert Anthoni de Leeuw te verzoeken.
In 1741 trouwde dochter Antonia Louisa de Leeuw, geassisteerd met haar moeder, onder huwelijkse voorwaarden, met Maximiliaan d’Yvoy (vanaf 1768 woonden zij op Boothstraat 6).
In 1745 sneuvelde zoon Daniel Theodorus de Leeuw (ged. 1723) bij Ath.
Cornelia Henrietta van Weede overleed op 28 mei 1764, wonende aan het Janskerkhof. Zij liet twee mondige kinderen na. Zij werd begraven in de Jacobikerk. Op 29 mei 1764 werden een buffet en kist in het sterfhuis van Cornelia Henriette van Weede op het Janskerkhof te Utrecht verzegeld. De ijzeren kist werd een week later ontzegeld. Vijf dagen daarna werd ook het buffet ontzegeld.
Egbert Anthony de Leeuw
Bij de scheiding van de boedel van Cornelia Henrietta van Weede, in 1765, kwam Janskerkhof 15a Utrecht in handen van zoon Egbert Anthony de Leeuw (1721-1768), raad in de vroedschap van Utrecht.
Egbert Anthony de Leeuw was in 1745 getrouwd met Maria Catharina Wttewaal (1725-). Zij was een dochter van Hendrik Assuerus Wttewaal en Margareta van Suchtelen (zie Minrebroederstraat 32).
Egbert Anthony de Leeuw, wonend op het Janskerkhof, vermaakte het huis twee maanden daarna bij testament aan zijn toen nog minderjarige zoon Daniel Cornelis de Leeuw (1747-1834; biografie). Hij benoemde zijn zwager Maximiliaan d’Yvoy tot voogd. Egbert Anthony de Leeuw bepaalde verder dat zijn zoon bij goed gedrag op zijn twintigste brieven van venia aetatis zou mogen verzoeken.
Egbert Anthony de Leeuw overleed op 9 juni 1768 op het Janskerkhof, nalatende “geen vrouw, maar een mondige zoon”. Hij werd begraven in de Jacobikerk.
Maria Schuyt
Op 21 oktober 1768 verkocht Daniel Cornelis de Leeuw, veniam aetatis, Janskerkhof 15a aan Maria Schuyt (1721-1798). Maria Schuyt, weduwe van Bruno van der Dussen (1714-1760), kwam van Drift 11 Utrecht.
(In 1774 kocht De Leeuw Janskerkhof 24.)
Maria Schuyt maakte datzelfde jaar een testament, waarin zij haar zuster Wilhelmina Hillegonda Schuyt (1728-1802), gehuwd met Joachim Rendorp (1728-1792), en Frederica Louisa van Heerde tot beheersters van de huishouding benoemde. Ook gaf zij aan hen procuratie “om in geval van ongesteldheid de lopende zaken waar te nemen”. In 1773 gaf zij aan hen procuratie “om zonodig zaken waar te nemen”.
In 1776 gaf Maria Schuyt procuratie aan Fredrika Louisa van Heerd en notaris Dirk Wernard van Vloten “om by indispositie haar zaken waar te nemen en haar goederen te beheren”. In 1778 herriep zij deze procuratie en kregen Fredrika Louisa van Heerd en Jan Kol procuratie om “om, by indispostie, haar goederen en zaken te beheren en administreren”. Uit haar testament van 1778 blijkt dat Maria Schuyt inwoning had van Fredrica Louisa van Heerd. Frederica Louisa van Heerd was, zo blijkt uit een verklaring van 1766, in 1732 geboren in Halberstadt (Pruisen).
In een codicil van 1779 herriep Maria Schuyt legaten en haar procuratie en executeursbenoeming op Fredrica Louisa van Heerd. Bij dit codicil werd haar zuster Wilhelmina Hillegonda Schuyt, gehuwd met Joachim Rendorp, tot executrice benoemd. In 1780 maakte Maria Schuyt, wonende aan de noordzijde van het Janskerkhof, hoek Boothstraat, een nieuw testament, waarin ook haar buitenplaatsje Sorgvliet (in Achttienhoven) wordt genoemd.
In een codicil van 1782 herriep Maria Schuyt de benoeming van 13 maart 1778 en wees zij haar zuster Wilhelmina Hillegonda Schuyt tot zaakwaarneemster in geval van indispositie, aan.
Op 5 december 1787 gaf Maria Schuyt bij een Amsterdamse notaris procuratie aan Johannes Steeman om haar huis in Utrecht te verkopen. Maria Schuyt was bij haar zuster Wilhelmina Hillegonda Schuyt, weduwe van Joachim Rendorp, gaan wonen. Daar is Maria Schuyt op 12 oktober 1798 overleden (Oprechte Haarlemse courant, 16-10-1798, Delpher).
Laurens Jan Nepveu en Margaretha Roosmale
Op 15 december 1787 werd Janskerkhof 15a Utrecht verkocht aan Laurens Jan Nepveu (1751-1823). Het huis werd op 30 januari 1788 aan Mr. Laurens Jan Nepveu getransporteerd.
Laurens Jan Nepveu, geboren te Paramaribo, was een zoon uit het eerste huwelijk van Jan Nepveu (1719-1779), gouverneur-generaal van Suriname, met Johanna Agatha Oudenrogge (?-1765). Van zijn vader erfde hij onder meer belangen in de plantages la Singularité en Ma Retraite.
Laurens Jan Nepveu was in 1780, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Margaretha Roosmale (1751-1829). Het echtpaar had in de beginjaren van hun huwelijk bij de ABC-straat gewoond (begraafakte, 1781).
Margaretha Roosmale was de oudste dochter van Egbertus Theodorus Roosmale en Beatrix Laurentia Grothe. Vanaf 1773 had zij op Drift 23 gewoond. Mogelijk kwam Margaretha Roosmale al in haar jeugd op Janskerkhof 15a, om haar oudtante Cornelia Henrietta van Weede te bezoeken. Haar grootmoeder van vaderszijde, Emilia de Leeuw (zie Drift 7), was een zuster van de voormalige eigenaar Daniel de Leeuw (1677-1737). Margaretha Roosmale was, via haar moeder Beatrix Laurentia Grothe, ook een achterkleindochter van Margaretha Ruysch en Johan Pit.
Hun jongste zoon Charles werd in 1808 benoemd tot page aan het hof van koning Lodewijk Napoleon. In 1815 vocht hij mee in de Slag bij Waterloo.
Laurens Johannes Nepveu overleed op 26 januari 1823, wonend op Janskerkhof H 569 (sic; BS Utrecht 1823 O, aktenr. 123). Hij werd in het familiegraf op buitenplaats Dijnselburg in Zeist begraven.
Tijdens de volkstelling van 1824 werd Margaretha Roosmale op Janskerkhof 15a geregistreerd. Zij woonde hier samen met haar zonen Jean Aubin Nepveu (1785-1865) en Louis Anthony Nepveu (1789-1867), haar schoondochter Elisabeth Jacqueline Taets van Amerongen (1795-1835) en een kleinkind. Ook werden zeven personeelsleden op dit adres geregistreerd.
Margaretha Roosmale overleed in 1829 te Zeist. Zij werd begraven in het graf van de familie Nepveu op Dijnselburg.
In de OAT 1832 staat de douairière Laurens Jan Nepveu nog als eigenaresse van perceel A 563 (huis en erf) vermeld.
Janskerkhof 15a Utrecht te koop aangeboden
In 1830 werden Janskerkhof 15a en het koetshuis op Janskerkhof 20 openbaar te koop aangeboden. In de Opregte Haarlemsche Courant van 13 april 1830, p. 4 (Delpher), werd de volgende advertentie geplaatst:
“Op Zaturdag den 1sten Mei 1830, des namiddags ten vijf ure precies, zullen aan het Lokaal der Publieke Verkoopingen, achter Sint Pieter, te Utrecht, ten overstaan van den Notaris NICOLAAS WILHELMUS BUDDINGH, worden geveild en aan de genoegbiedenden verkocht:
N°. 1. Een aanzienlijk groot weldoortimmerd HUIS, ERVE en GROND, bijzonder aangenaam gesitueerd binnen Utrecht, aan het Jans-Kerkhof, op den Westhoek van de Boothstraat, Let. H, No. 596, belend ten Oosten de Boothstraat, en ten Westen Jonkvrouwe Martens, voorzien beneden aan de regterhand van drie roijale Kamers, welke mitsgaders een Kabinet, door elkander begaan kunnen worden, aan de linkerhand eene propere Zijkamer, uit welke men in eene buitengewone ruime Zaal komt, voorzien van twee zeer fraaije Spiegels en behangen met Zijde Damast, voorts extra groote Keuken met Oven en verdere benoodigdheden, en daarachter twee Knechts- Kamertjes, boven zeven Kamers, alle voorzien van Stookplaatsen en buiten eene behangen, mitsgaders vier Kabinetten, te zamen uitmakende twee aanzienlijke Suites, wijders eene zeer groote Zolder, met nog zes afgeschoten Kamers, alsmede ruime en drooge Kelders.
N°. 2. Eene STAL voor zes Paarden en ruim Koetshuis, mitsgaders Hooizolder en Koetsiers- en Haver-Kamer, staande mede aan het Jans-Kerkhof, te Utrecht, Lt. G, N°. 234, belend aan de eene zijde de Heer Lambotte, en aan de andere de Heer N. W. Buddingh.
Deze Percelen, welke met 1 Augustus 1830 kunnen worden aanvaard, zullen eerst afzonderlijk en daarna in massa worden geveild. Het Perceel N°. 1 kan tweemaal ’s weeks, Dingsdag en Vrijdag, te beginnen met 6 April, en twee dagen vóór de Veiling, van des voormiddags elf tot drie ure bezigtigd worden, mits voorzien van een Permissie-Biljet door voorn. Notaris onderteekend. Breeder bij geaffigeerde Billetten, en nader onderrigt te bekomen ten Kantore van voorn. Notaris Buddingh.”
Uit de verkoopadvertentie kan worden afgeleid dat Janskerkhof 15a Utrecht in 1830 nog geen achterhuis had. Hoewel de indeling anders is, telt het huis volgens de advertentie evenveel ruimtes als Janskerkhof 15 Utrecht in 1860.
Bibliotheek te koop
Ook de bibliotheek van Laurens Jan Nepveu werd te koop aangeboden. In een advertentie in de Opregte Haarlemsche Courant van 8 mei 1830, p. 8 (Delpher), werd de verkoop als volgt aangekondigd:
“Op Maandag den 21sten Junij 1830 en volgende dagen, des namiddags ten vijf ure, zal ten overstaan van den Notaris NICOLAAS WILHELMUS BUDDINGH, in de Huizinge staande op het St. Jans Kerkhof, aan de Westhoek van de Boothstraat, binnen Utrecht, Wijk H, N°. 596, openbaar worden verkocht:
Eene aanzienlijke verzameling van Godgeleerde, Regtsgeleerde, Geschiedkundige, Letterkundige, Natuurkundige en andere BOEKEN, in onderscheidene Talen, waaronder eenige zeer schoone en kostbare werken; alsmede een groot aantal PLATEN, TEEKENINGEN, KAARTEN en BOEKEN-KASTEN, Nagelaten door den Wel-Edel Geboren Heer Mr. L.J. NEPVEU.
— Alles bij Catalogus omschreven, welke in tijds zal te bekomen zijn ten Kantore van gemelden Notaris en aan het Kantoor van Publieke Verkoopingen, achter Sint Pieter te Utrecht, tegen betaling van 10 Cents voor de Armen. Alles Zaturdags voor de Verkooping op de gewone uren voor een ieder te zien.”
Huis niet verkocht
Of de verkoop van het huis werd ingetrokken of dat er zich geen koper aandiende is nog niet duidelijk, maar Janskerkhof 15a Utrecht werd niet verkocht.
Tijdens de volkstelling van 1830 werden zes personeelsleden op Janskerkhof H 596 geregistreerd. Later zijn nog bijgeschreven de namen van Louis Anthony Roosmale Nepveu en zijn echtgenote Elisabeth Jacqueline Taets van Amerongen. Zij hebben hier echter niet lang gewoond. Elisabeth Jacqueline Taets van Amerongen van Woudenberg overleed op 17 mei 1835, wonend op Kromme Nieuwegracht wijk G 370 (= nr. 11; BS Utrecht 1835 O, aktenr. 441). Zij werd begraven op Dijnselburg.
Charles Nepveu en Clara Wilhelmina Elisabeth Grothe
In 1838 droegen Jean Aubin Nepveu (1785-1865) en Jacques Joost Nepveu (1790-1859) hun gedeelten van het huis uit de boedel van hun vader over aan hun broer Charles Nepveu (1791-1871).
Charles Nepveu was in 1818 getrouwd met zijn nicht Clara Wilhelmina Elisabeth Grothe (1789-1871). De eerste jaren van hun huwelijk hadden zij op het Oudkerkhof gewoond.
Verbouwing

Ten tijde van de volkstelling van 1840 had het huis twee adressen, Boothstraat H 596 en 596bis. Opvallend is dat in de volkstelling wordt gesproken over Boothstraat in plaats van Janskerkhof. Op de foto van rond 1870 (HUA, catalogusnr. 122345) is te zien dat het huis (met de donkere luiken) aan de zijde van het Janskerkhof uitsluitend ramen heeft.
De verplaatsing van de voordeur naar de Boothstraat-zijde moet hebben plaatsgevonden tussen 1830 en 1840. Mogelijk is het huis na de eigendomsoverdracht van 1838 verbouwd. Ook het achterhuis (de vleugel langs de Boothstraat) zal uit deze periode stammen.
Dubbele bewoning
Op het adres Boothstraat H 596 werden Jan Anthonie Pietermaat (1760-1842), Pietje [Pieternella] van der Vlis (1779-1856), weduwe van W. van Keulen, en Catharina Hulsenbos (1782-1865), weduwe van A. Kiekkeser [Kickhefer], geregistreerd.

Op Boothstraat H 596bis werden Clara Wilhelmina Elisabeth Grothe en haar zoon Jean Laurent Nepveu (1819-1903) geregistreerd. Ook werden hier drie personeelsleden geregistreerd. Haar echtgenoot Charles Nepveu, die niet werd geregistreerd tijdens de volkstelling van 1840, was militair. Hij zal voor zijn werk veel uithuizig zijn geweest.
Jan Anthonie Pietermaat overleed op 14 februari 1842, op 81-jarige leeftijd, op zijn woonadres Boothstraat H 596 (BS Utrecht 1842 O, aktenr. 229).
Herstelwerkzaamheden
In de zomer van 1842 vonden herstelwerkzaamheden plaats “aan de ijzeren balie en de werfmuur van een pand aan het Janskerkhof, in eigendom van C. Nepveu”. De balie en werfmuur waren gemeentelijk bezit. De herstellingen werden door de Stedelijken Kameraar openbaar aanbesteed (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 06-06-1842, p. 4, Delpher).
Philips Ram en Magdalena Maria des Tombe
Ook in het Bevolkingsregister 1850-1860 Wijk H-2 heeft het huis twee adressen, Boothstraat H 596 en 596bis. Op Boothstraat H 596, als eerste namen op pagina 844, staan Philips Ram en Magdalena Maria des Tombe ingeschreven. Een datum van inschrijving ontbreekt.
Philips Ram (1818-1888) en Magdalena Maria des Tombe (1821-1900) waren in 1844 getrouwd. Hun dochter Françoise Johanna Ram werd op 3 oktober 1849 op Boothstraat H 596 geboren (BS Utrecht 1849 G, aktenr. 1239).
Margaretha Nepveu

Op Boothstraat H 596bis woonde tot 1852 Margaretha [Marguerite] Nepveu (1787-1880; bevolkingsregister 1850-1860, eerste naam op p. 845).
Margaretha Nepveu was een zuster van Charles Nepveu. Zij was hier na het overlijden van haar echtgenoot Jan Carel Andries van Gheel Roëll, op 27 december 1847 (BS Utrecht 1847 O, aktenr. 2040), komen wonen. Het echtpaar Van Gheel Roëll had op Rodenburgstraat A 541 (Hamburgerstraat 19) gewoond.
Margaretha Nepveu was de laatste Nepveu die het huis bewoonde. Na haar verhuizing werd Boothstraat H 596bis verhuurd.
Philips Ram
In 1859 verkocht Charles Nepveu het huis aan Philips Ram.
Het adres Boothstraat H 596bis is op enig moment daarna opgeheven. In het Bevolkingsregister 1866-1878 Wijk H komt alleen nog het adres Boothstraat H 596 voor.
Volgens het adresboek der Stad Utrecht 1863-1864 woonde Jhr. Ph. Ram op het adres Boothstraat H 596.

Op 8 november 1867 overleed jonkvrouwe Françoise Johanna Ram op achttienjarige leeftijd, wonende op Boothstraat H 596 (BS Utrecht 1867 O, aktenr. 1540).
In 1868 trouwde hun dochter Pauline Albertine met Aarnoud Willem van Beeck Calkoen. Zij gingen in 1872 op Drift 19 wonen. Pauline Albertine Ram overleed in 1885.
Jonkheer Philips Ram overleed op 3 december 1888, wonende op Boothstraat H 596 (BS Utrecht 1888 O, aktenr. 1894).
Boothstraat 2 Utrecht
Ten tijde van de omnummering van 1890 was de voordeur van Janskerkhof 15a Utrecht nog in de Boothstraat. Het adres Boothstraat wijk H no. 596 werd gewijzigd in Boothstraat 2 Utrecht.
Magdalena Maria des Tombe, weduwe van Jonkheer Philips Ram, overleed op 21 februari 1900 op haar woonadres Boothstraat 2 Utrecht (BS Utrecht 1900 O, aktenr. 405).
Christelijk Gymnasium Utrecht (CGU)

In 1900 verkocht Aarnoud Willem van Beeck Calkoen, als erfgenaam van zijn schoonmoeder Magdalena Maria des Tombe, weduwe van Philips Ram, het huis aan de Vereniging voor christelijk voorbereidend universitair onderwijs te Utrecht. Aarnoud Willem van Beeck Calkoen (1842-1922) was eigenaar en bewoner van Drift 19.
De vereniging voor christelijk voorbereidend onderwijs vestigde hier het Christelijk Gymnasium Utrecht (CGU). Het CGU was tot dan toe aan de Breedstraat gevestigd.
Op 7 januari 1901 werd het schoolgebouw van het CGU plechtig ingewijd en in gebruik genomen. Het CGU had dat schooljaar 69 leerlingen, verdeeld over vier klassen. Aan de school waren 11 docenten verbonden (Verslag staat van het onderwijs, 1902, Delpher).
Het Christelijk Gymnasium Utrecht had als adres Boothstraat 2 Utrecht. Op een foto uit 1928 (HUA, catalogusnr. 42861) is te zien dat de voordeur en de trap over het grachtje, aan de kant van het Janskerkhof, nog ontbreken. Wat op een schoolfoto van het CGU Utrecht uit 1907 beter te zien is dan op deze foto, is dat de naam van de school wel op de Janskerkhof-kant was aangebracht.
Het CGU verhuisde in januari 1932 naar de Diaconessenstraat (De Telegraaf, 06-01-1932, Delpher).
RK Werkliedenvereniging St. Joseph

Het CGU verkocht het pand aan de rooms-katholieke Werkliedenvereniging St. Joseph. In februari 1932 werd het voorlopig koopcontract getekend (De Tijd, 19-02-1932, Delpher). In augustus 1932 werd het huis, dat de naam “Huize St. Jan” had gekregen, door St. Joseph in gebruik genomen (De Tijd, 05-08-1932, Delpher).
Huis krijgt adres Janskerkhof 15a Utrecht
Ondertussen werd het huis gerestaureerd. Bij de verbouwing werd de voordeur verplaatst van de Boothstraat naar het Janskerkhof (HUA, catalogusnr. 42653). Huize St. Jan kreeg als adres Janskerkhof 15a Utrecht (De Tijd, 23-02-1934, p. 7, Delpher).
In 1936 werd een bondsvergadering van de R.K.G.O. voor Spoor-, Tram- A.T.O.- en Van Gend & Loos-personeel op Janskerkhof 15a Utrecht gehouden. De foto van de deelnemers op het bordes van Huize St. Jan (HUA, catalogusnr. 129825) laat zien dat in de kelder van Janskerkhof 15a Utrecht een Café Billard met drankvergunning verlof A (tappen van zwakalcoholische drank) gevestigd was.
Zaalverhuur
Vermoedelijk in de jaren ’60 werd een Vereniging tot Instandhouding van Huize St. Jan opgericht (zie HUA). Janskerkhof 15a Utrecht werd gebruikt voor zaalverhuur. Op de bovenste verdieping was een woning.
In 1975 had het gebouw nog wel een tapvergunning, maar was de naam van de gevel verdwenen (zie HUA, catalogusnr. 59408).
Brug over immuniteitssloot
In 2014 verkocht de gemeente de brug over de immuniteitssloot aan de eigenaar van Janskerkhof 15a Utrecht en werd de brug aan het openbaar verkeer onttrokken (Gemeenteblad Jaargang 2014, Nr. 13406).
Huidige bestemming Janskerkhof 15a Utrecht: onderwijs
Janskerkhof 15a Utrecht wordt tegenwoordig door de Universiteit Utrecht gebruikt als onderwijsgebouw. Janskerkhof 15a werd in 1984 voor dit doel heringericht. Op de begane grond en verdiepingen bevinden zich lokalen. In het souterrain van Janskerkhof 15a Utrecht bevinden zich studieplekken.
Bronnen
- M. Dolfin, E.M. Kylstra en J. Penders, in: Utrecht. De huizen binnen de singels. Beschrijving. SDU uitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1989.
- Inventaris Familie Ram (1135), Het Utrechts Archief.
- Inventaris Vereniging voor christelijk voorbereidend universitair onderwijs te Utrecht (1138), Het Utrechts Archief.
Gepubliceerd: 06-03-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 03-03-2024.