Home » Blog » Wie was Cornelis Booth

Wie was Cornelis Booth

Cornelis Booth
Cornelis Booth, op 21-jarige leeftijd

Cornelis Booth (1605-1678) is de naamgever van de Boothstraat. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de noordzijde van het Janskerkhof.

Cornelis Booth werd geboren in 1605, als zoon van de predikant Everhard Booth (1577-1610) en Alid Ruysch (1585-1616). Booth bezocht de Hieronymusschool in Utrecht en studeerde medicijnen in Leiden. In 1628 promoveerde hij aan de Universiteit van Caen.

Na zijn studie vestigde Cornelis Booth zich als arts in zijn geboortestad Utrecht. Al snel koos hij echter voor een bestuurlijke carrière. Booth werd in 1632 schepen in het gerecht, twee jaar later gevolgd door raad in de vroedschap. Ook was hij burgemeester van Utrecht (1656-1658), eerste kameraar van de vroedschap, raadsheer in het Hof van Utrecht en lid van de Staten van Utrecht.

Cornelis Booth was de eerste bibliothecaris van de universiteitsbibliotheek Utrecht. Het kantoortje aan de oostzijde van de Janskerk werd voor hem gebouwd. De UB Utrecht eert hem met een portret in de eregalerij in de UB Uithof. De Boothzaal in de Universiteitsbibliotheek De Uithof is naar hem vernoemd.

Jeugd en huwelijken

Cornelis Booth werd op jonge leeftijd wees. Hij kwam onder de voogdij van zijn oom Adriaen Booth, die boekverkoper was in de Korte Minrebroederstraat. Ook zijn grootmoeder Sophia Adriaens van Wyck woonde hier (codicil 1626). In de boekhandel van zijn oom zal Cornelis Booths belangstelling voor geschiedenis en genealogie zijn ontstaan.

Cornelis Booth trouwt met Amelia van Oort

Cornelis Booth (ook wel gespeld als Boot) trouwde tweemaal. Op 26 mei 1629 trouwde Booth met Amelia van Oort (1603-1637), dochter van Marcelis van Oort en Christina van Nellesteyn. In de huwelijksinschrijving staat vermeld dat Cornelius Boot achter het stadhuis woonde; Amelia van Oort woonde bij de Reguliersbrug. Amelia van Oort was een achterkleinkind van de architect en bouwmeester Marcelis Keldermans, die betrokken is geweest bij de bouw van kasteel Vredenburg.

Het echtpaar liet zich portretteren door de schilder Paulus Moreelse. De schilderijen zijn echter sinds 1857 niet meer openbaar tentoongesteld geweest.

Het echtpaar Booth-van Oort kreeg een zoon Jan (ged. Geertekerk 16 juni 1633; vermoedelijk vernoemd naar zijn oom Johan van Oort, †1632, die getrouwd was met Adriana van Nellesteyn, †1639) en drie dochters: Aeltien (Alidt, ged. Geertekerk 9 maart 1630; †1694), Styntien (ged. Geertekerk 9 juli 1634) en Sophia (ged. Domkerk 8 september 1635). De geboorte van Stijntien werd door de stadshistoricus Aernout van Buchel (1565-1641) vermeld in zijn dagboek. Op 3 juli 1634 schrijft Van Buchel: “28 snachts doctoris Bothii uxor bevallen in de craem van een ionge dr.” (Van Campen, p. 23).

Alleen Aeltien (Alidt) bereikte de volwassen leeftijd. Een zoontje (Jan) van Cornelis Booth overleed op 9 juni 1634; een kind (Sophia?) van Cornelis Booth overleed op 24 september 1635; een dochter (Styntien?) van Cornelis Booth overleed op 24 augustus 1636. Het overlijden van Amelia van Oort, huisvrouw van Cornelis Booth, werd geregistreerd op 30 mei 1637.

Cornelis Booth hertrouwt met Digna van Wyckersloot

Nog hetzelfde jaar hertrouwde Booth met Digna van Wyckersloot (1617-1679), dochter van Cornelis van Wijkersloot en Aletta Zwedersdr van Nellesteyn. Op 26 november 1637 schreef Aernout van Buchel als ouderling in zijn dagboek (zie vertaling Kees Smit, 2011, p. 198): “Den 26. novembris. De geboden van doctor Cornelis Booth, medicus, schepen ende vroetschap der stadt Utrecht, weduenaer van joffrou Amelia van Noort, met joffrou Digna van Wijckersloot, jongedochter, beyde wonende bij de Regulierbrugge.” Het huwelijk vond plaats op 10 december 1637.

Acht maanden later lieten Cornelis Booth en Digna van Wyckersloot hun eerste kind, Evert (Everard), dopen (Geertekerk 19 augustus 1638; †1715). Daarna volgden Willem (ged. Geertekerk 9 januari 1640; †4-7-1716), Cornelis (ged. Jacobikerk 3 september 1643; jong gestorven), Cornelis (ged. Jacobikerk 29 september 1644; jong gestorven), Adriaen (ged. Jacobikerk 15 november 1646; jong gestorven), Aemilia (ged. Domkerk 4 januari 1649; †1696), Cornelis (ged. Jacobikerk 1 januari 1651; jong gestorven), de tweeling Aletta en Sophia (ged. Domkerk 22 juli 1655; Aletta jong gestorven; Sophia †1693) en Aletta Digna (ged. Domkerk 18 augustus 1658; jong gestorven).

Regent Bartholomeus Gasthuis

In 1639 werden Cornelis Booth en zijn nieuwe schoonvader Cornelis van Wyckersloot regenten van het Bartholomeus Gasthuis. Aernout van Buchel schreef op 25 oktober 1639 in zijn dagboek (Van Campen, p. 99):

“Neef Cornelis van Wyckersloot ende doctor Boot int Bartolomeus-broerschap genomen, daer veel papisten plachten te sijn, die nu volgens seeckere ordinantie van den Magistraet niet en mogen bedienen.”

Van Buchel doelde op het Placaat van de Staten van Utrecht van 9 april 1639, “dienende tot nader Ordre en Reglement tegens de Roomsche Paapsche Superstitien en excessen van deselve”. Cornelis Booth, zoon van een gereformeerd predikant, was een volgeling van Gisbertus Voetius. In het Wapenboek van het St. Bartholomeus Gasthuis staan de wapens van Booth en Van Wyckersloot beide op folio 36.

Kameraar van de Lekdijk

Een jaar later werd Cornelis Booth kameraar van de Lekdijk. Van Buchel noteerde op 23 maart 1640 (Van Campen, p. 105):

“Eodem neef Booth vercregen het camelaerschap van de Leckendijck.”

Bibliothecaris UB Utrecht

Eind 1640 werd Cornelis Booth benoemd tot bibliothecaris van de stadsbibliotheek, die in 1636 ter beschikking was gesteld aan de pas opgerichte universiteit. Aernout van Buchel noteerde deze benoeming in december 1640 als volgt (Van Campen, p. 114):

“Dominus Cornelius Bothius bibliotharius publicae effectus 1 Decembris 1640.”

Dat Cornelis Booth daarnaast lid van de vroedschap bleef, laat zien hoe nauw de relatie tussen het stadsbestuur en de universiteit in die tijd was. Ook speelde Booth een belangrijke rol in de kerk, als diaken en ouderling.

Verhuizing naar het Janskerkhof

Cornelis Booth was met zijn tweede echtgenote Digna van Wyckersloot blijven wonen in het huis waar hij met Amelia van Oort had gewoond. Volgens een notariële akte van 1639 stond dit huis aan de oostzijde van de Oudegracht tussen de Smeebrug en de Reguliersbrug (volgens Het Utrechts Archief was dit huis ‘De Kruiwagen’, Oudegracht 255). Booth betaalde huishuur aan zijn schoonmoeder en schoonzuster Van Oort.

In 1642 kocht Booth een huis aan het Janskerkhof, naast de Statenkamer, op de plek waar nu Janskerkhof 2 staat. Vermoedelijk verhuisde Cornelis Booth naar het Janskerkhof om dichter bij zijn werk te wonen. Achter het koor van de Janskerk was in 1640 een kantoortje voor de bibliothecaris aangebouwd.

In 1647 trad Cornelis Booth op als assistent bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden voor het huwelijk van zijn nichtje Anna van Oort (1630-1714) met Johan van Mansvelt (1621-1673).

In 1652 was Cornelis Booth, samen met zijn zuster Henrica Booth en Cornelia de Goyer, getuige bij de doop van zijn eerste kleinkind, Aemilia de Beer, dochter van Alidt Booth en Gerard de Beer.

Rol bij ontwikkeling Janskerkhof

Boothstraat 6 en Claustraal erf IV, 1658
Claustraal erf IV, 1658 (collectie Het Utrechts Archief)

Cornelis Booth speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de noordzijde van het Janskerkhof. In november 1658 kocht Cornelis Booth, die toen net twee jaar burgemeester van de stad was geweest, uit de boedel van wijlen Maarten van Sypesteyn: “… een huys, stalling, wagenhuys, hof en bogaert aen de N.Z. van het St. Janskerckhof achter tot de Voorstraet, oostwaerts de heer van Draeckesteijn; westwaerts de erfgenamen van de vrouwe van Sonsfelt …”. Cornelis Booth kreeg het perceel op 23 december 1658 getransporteerd. Het terrein was het voormalige claustraal erf IV; het huis op dit perceel heeft tegenwoordig het adres Boothstraat 6.

Cornelis Booth kocht het perceel in de wetenschap dat de vroedschap voornemens was om een straat aan te leggen en de eigenaren daarvoor schadeloos te stellen (zie: Van der Monde).

Het plan voor het aanleggen van een straat was al in 1645 ingediend door Louis de Malapert, voormalig eigenaar van claustraal erf V, maar was niet uitgevoerd. De openbare verkoping van claustraal erf IV kwam gelegen, want nu kon de nieuwe straat op een geschiktere plek worden gelegd.

De Boothstraat werd aangelegd op de erfscheiding van de percelen van Cornelis Booth en zijn buurman Gerard van Reede van Drakestein, de toenmalige eigenaar van claustraal erf V.

Verbouwing huis en aanleg Boothstraat

Het huis van Cornelis Booth werd verbouwd, zodat de voorkant van het huis, die tot dan toe op het Janskerkhof was gericht, aan de nieuwe Boothstraat kwam te liggen. Baron Van Reede van Drakestein liet een gedeelte van zijn huis aan het Janskerkhof afbreken.

Na de aanleg van de Boothstraat en verbouwing van het huis, verhuisde de familie Booth naar Boothstraat 6 en werd Janskerkhof 2 verhuurd. In een akte van 1659, waarin Cornelis Booth en Gerard Van Reede van Drakestein overeenkwamen dat de hoven van hun huizen onbetimmerd zouden blijven, wordt het huis van Cornelis Booth in de Boothstraat “Huize Boothwijck” genoemd.

Verkoop percelen

Tussen 1659 en 1662 verkocht Cornelis Booth stukken grond uit zijn perceel: drie erven aan de westzijde van de Boothstraat (nrs. 10, 12 en 14) en twee erven grenzend aan het Janskerkhof.

De percelen in de Boothstraat werden verkocht aan de metselaars Peter Jansz van Cothen (nrs. 10 en 12) en Geurt Dircksz van Es (nr. 14).

De percelen grenzend aan het Janskerkhof verkocht Booth aan Johan van Nellesteyn, een neef van zijn echtgenote Digna van Wyckerslooth, en diens schoonzuster Aletta Pater. Hierop zijn door Ghijsbert Anthonis van Vianen en Peter Jansz van Cothen de huizen Janskerkhof 15a, voor Johan van Nellesteyn, en Janskerkhof 16, voor Aletta Pater, gebouwd.

Het perceel van Boothstraat 8 had Cornelis Booth zelf gehouden.

Het leven in de Boothstraat

In 1663 stelden Booth en zijn echtgenote een voogdijakte op. In februari 1673 maakte Cornelis Booth een testament, waarin hij zijn kinderen Everhard, Amilia en Sophia tot erfgenamen benoemde. Zoon Willem, majoor, kreeg een legitieme portie. Ten behoeve van Alidt, dochter uit zijn eerste huwelijk, stelde Booth een codicil op. Dit codicil zou na zijn dood leiden tot een ruzie tussen Alidt en haar stiefmoeder Digna van Wyckersloot (zie Janskerkhof 2).

Hoe de Franse bezetting in Utrecht werd beleefd, weten we onder meer uit het dagboek van Everard Booth en het journaal van Abraham de Wicquefort. Hoewel Cornelis Booth tijdens de Franse bezetting een meegaande houding had aangenomen, was hij in november 1673 een van de gegijzelden die de Fransen bij hun vertrek uit Utrecht meenamen. De veertien gegijzelden keerden in het voorjaar van 1674 terug.

De stadhouder benoemde in 1674 een nieuwe vroedschap. Cornelis Booth behoorde tot de slechts dertien leden van de voormalige vroedschap die mochten terugkeren.

In juni 1677 was Cornelis Booth getuige bij het huwelijk van zijn oudste zoon Everhard Booth (1638-1714) met Elisabeth Gerobulus.

Cornelis Booth overleed op 22 juli 1678, nalatende zijn vrouw met drie mondige kinderen en een onmondig kind. Hij werd begraven in de Geertekerk.

Publicaties Cornelis Booth

Cornelis Booth is vrijwel zijn hele leven bezig geweest met het kopiëren en verzamelen van stukken uit archieven. Door zijn bestuurlijke loopbaan waren de stadsarchieven voor hem gemakkelijk toegankelijk. Verder had hij na het overlijden van Aernout van Buchel, in 1641, diens verzameling handschriften en gedrukte werken gekocht. Door zijn geschiedkundige werkzaamheden heeft Cornelis Booth blijvende betekenis gekregen. Het Utrechts Archief en de Universiteitsbibliotheek Utrecht bezitten elk een grote collectie van door Cornelis Booth vervaardigde en verzamelde genealogische en historische manuscripten.

Zelf heeft Cornelis Booth nauwelijks werk gepubliceerd. In 1648 werd de eerste (verloren gegane) druk van zijn, enige gedrukte, werk Beschryvinge der Stadt Utrecht uitgegeven. De De UB Utrecht heeft een exemplaar van de tweede druk van 1651. In 1655 verscheen van zijn hand in Middelburg het rapport Vertoogh van het recht dat de magistraet der stadt Utrecht is hebbende, om haere ondersaten geestelijcke goederen besittende, te belasten (Google books). Ook is Cornelis Booth verantwoordelijk voor de eerste gedrukte catalogus van de universiteitsbibliotheek (1664/70).

Nalatenschap

Cornelis Booth liet zijn verzameling geschiedkundige en genealogische aantekeningen en gedrukte werken na aan zijn oudste zoon Everard Booth. Everard Booth erfde ook Boothstraat 6.

Het huis Janskerkhof 2, dat Cornelis Booth bestemd had voor Alith Booth, kwam in handen van zijn dochter Sophia Booth.

Boothstraat 8 bleef vermoedelijk in een onverdeelde boedel. Het werd in 1718, uit de boedel van Cornelis Booth en Alidt van Wijckerslooth, getransporteerd aan Everard de Beer, zoon van Alidth Booth en Gerard de Beer.

Bronnen

  • Stamboom familie Booth, huizenaanhetjanskerkhof.nl.
  • J.W.C. van Campen, Notae Quotidianae van Aernout van Buchel, Utrecht: Kemink en Zoon, 1940.
  • N. van der Monde, in: Tijdschrift voor geschiedenis, oudheden en statistiek van Utrecht, 1841 (Google books).
  • J.M.C. van Schaik, Boothstraat 6. De geschiedenis van een claustraal huis van St.Jan.
  • Irene Schrier, Stadts Bibliotheca ofte Librije’.
  • Cornelis Booth, in: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW).
  • Archief Familie Booth, Het Utrechts Archief.

Gepubliceerd: 07-03-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 03-12-2024.

Scroll naar boven