Home » Blog » Maria Duyst van Voorhout

Maria Duyst van Voorhout – De zoektocht naar haar woonhuis in Utrecht

Maria Duyst van Voorhout
Maria Duyst van Voorhout, omstreeks 1685

Op 26 april 1754 overleed Maria Duyst van Voorhout, vrijvrouwe van Renswoude. Op 28 april 1754 werden kasten en bureaus in haar sterfhuis aan het Janskerkhof verzegeld. Wie was Maria Duyst van Voorhout en in welk huis aan het Janskerkhof woonde de stichtster van de Fundatie van Renswoude?

Maria Duyst van Voorhout (1662-1754) werd geboren in Delft, als dochter van Hendrik Duyst van Voorhout, burgemeester van Delft, en Cornelia Doublet.

Op 21-jarige leeftijd trouwde Maria Duyst van Voorhout met de Leidse veertigraad Dirk van Hoogeveen. Hun huwelijk dat slechts twee jaar mocht duren, bleef kinderloos. In 1685 hertrouwde zij met de Utrechter Frederik Adriaan baron van Reede van Renswoude (1659-1738), vrijheer van Renswoude. Het echtpaar kreeg een kind, een dochter, die op zeer jonge leeftijd overleed.

Over de persoon Maria Duyst van Voorhout weten we niet zoveel, aangezien het familiearchief met brieven en dergelijke verloren is gegaan. Maria Duyst van Voorhout is vooral bekend geworden doordat zij een aanzienlijk vermogen naliet, dat zij een bijzondere bestemming gaf. Met haar vermogen werd de Fundatie van Renswoude opgericht.

Fundatie van Renswoude

Maria Duyst van Voorhout erfde een groot kapitaal van haar ouders, haar grootmoeder Geertruit van der Burg en haar tweede echtgenoot Frederik Adriaan van Reede van Renswoude. In 1749 maakte “Der Duisten laatste telg”, zoals zij omschreven wordt op de gevel van Agnietenstraat 5 Utrecht, een testament waarin zij haar vermogen naliet aan de weeshuizen van Utrecht, Delft en Den Haag. Dit deed zij onder de voorwaarde dat het geld zou worden besteed aan onderwijs voor kansarme maar begaafde wezen in technische beroepen.

Na het overlijden van Maria Duyst van Voorhout hebben de executeurs enkele jaren vanuit haar woonhuis aan het Janskerkhof in Utrecht aan de afwikkeling van haar testament gewerkt. Vanaf 1756 werden in Utrecht, Delft en Den Haag Fundaties van Renswoude opgericht die de opleidingen gingen verzorgen. Een van de weesjongens die door de Utrechtse Fundatie van Renswoude in de Agnietenstraat zijn opgeleid was de bekende opticien en instrumentmaker P.W. Hiele (1829-1896), die zijn optiek op de hoek van het Janskerkhof had.

Eerste huwelijksjaren

Kasteel Renswoude, eigendom van Frederik Adriaan van Reede van Renswoude en Maria Duyst van Voorhout
Kasteel Renswoude rond 1697 (collectie Het Utrechts Archief)

Maria Duyst van Voorhout en Frederik Adriaan van Reede van Renswoude woonden tijdens hun huwelijk afwisselend in Utrecht, Delft en Den Haag. De zomers brachten ze door op Kasteel Renswoude. Ten tijde van de geboorte van hun dochter Johanna Maria, die op 24 februari 1686 in de Domkerk in Utrecht werd gedoopt, woonde het echtpaar op Achter Sint Pieter 4 in Utrecht. Dit was het ouderlijk huis van Frederik Adriaan van Reede van Renswoude, dat hij in 1685 van zijn moeder had overgenomen. In april 1687 woonde het gezin in de Hyppolitusbuurt in Delft. Op 19 april 1687 werd Johanna Maria vanuit dit huis in Delft begraven.

In 1690 verkocht Renswou, zoals hij door vrienden werd genoemd, het huis in Utrecht, aangezien hij lid werd van de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden, als gedeputeerde namens de provincie Utrecht. Het echtpaar verbleef vanaf toen veel in Den Haag. Maria Duyst van Voorhout moet daar een prettig leven hebben geleid. Het echtpaar had een intellectuele vriendenkring. Maria Duyst van Voorhout werd lid van een damesvereniging ‘De Haegsche Society’ en hield ontvangsten. Het Museon in Den Haag bezit wijnflessen en glaswerk die in de beerput van haar Haagse huis zijn gevonden.

Verhuizing naar Utrecht

In 1730 vonden in Utrecht sodomieprocessen plaats. De homoseksuelenvervolgingen verspreiden zich snel over het land. Ook over het Voorhout en de Lange Vijverberg in Den Haag, waar Maria Duyst van Voorhout en Frederik Adriaan van Reede van Renswoude woonden, werden getuigenissen afgelegd. Daarbij viel ook de naam van Renswou.

In mei 1730 introduceerde Renswou de Utrechter Albert Becker bij de Staten-Generaal (Oprechte Haerlemsche courant, 06-05-1730, Delpher), en vertrok hij zelf naar de provincie Utrecht (Amsterdamse Courant, 30 mei 1730, p. 1, Delpher). Daarmee was hij Den Haag mogelijk net op tijd ontvlucht. Een maand later vonden de eerste Haagse processen plaats, die tot doodstraffen hebben geleid. Renswou leefde vervolgens twee jaar teruggetrokken, in Kleef en later in Renswoude.

In oktober 1732 wordt Renswou voor het eerst weer in de krant genoemd, als de ambassadeur van Frankrijk, marquis de Fénelon, de stad Utrecht bezoekt. De markies wordt door de baron van Renswoude ontvangen en hij krijgt koetsen van hem te leen (Leydse Courant, 29 oktober 1732, p. 1, Delpher). Vermoedelijk woonden Maria Duyst van Voorhout en Frederik Adriaan van Reede van Renswoude toen al op het Janskerkhof.

Frederik Adriaan van Reede van Renswoude overleed op 12 december 1738, wonend aan het Janskerkhof. Maria Duyst van Voorhout heeft hem ruim vijftien jaar overleefd. Beiden werden begraven in de kerk van Renswoude.

Woonhuis Maria Duyst van Voorhout aan het Janskerkhof

Over het bijzondere testament van Maria Duyst van Voorhout en de naar aanleiding daarvan opgerichte Fundaties van Renswoude bestaan diverse publicaties. In enkele daarvan wordt ook haar woonhuis aan het Janskerkhof genoemd. Zo stelt M. Langenbach, chatelaine (huisbewaarster) van de Utrechtse Fundatie van Renswoude in een publicatie in 1994, dat “het echtpaar een pand aan het Utrechtse Janskerkhof [bezat,], schuin tegenover het gebouw van de Staten van Utrecht”. Het huis stond “ongeveer op de plaats van de huidige studentensociëteit PHRM”.

Langenbach volgt hiermee de visie van C.G.C. secretaris-rentmeester Van Hengst (1830-1896), secretaris-rentmeester van de Fundatie, die al in 1890 schreef dat de vrijvrouwe woonde in het middeleeuwse huis dat in de zeventiende eeuw eigendom was van Gerard van Reede van Drakestein. Langenbach noch Van Hengst noemt echter een bron die de stelling dat Maria Duyst van Voorhout op claustraal erf V woonde verifieerbaar maakt.

Zonder een bron kon ik de informatie van Van Hengst en Langenbach niet overnemen. Daarom begon ik een zoektocht naar het woonhuis van Maria Duyst van Voorhout.

Op zoek naar bewijs

Op 28 april 1754 werden in opdracht van de executeurs-testamentair kisten, kasten, laden en bureaus in het sterfhuis van Maria Duyst van Voorhout verzegeld. In de akte worden alle kamers beschreven, maar de locatie van het huis valt niet uit de akte af te leiden. In het begraafboek staat enkel vermeld dat de vrijvrouwe ‘op het St. Jans kerkhof aande Nieuwe gragt’ had gewoond. In akten die tijdens haar leven werden opgemaakt, waaronder codicillen, overdrachtsakten en procuratieakten, staat zelfs de naam van de straat niet vermeld.

Dergelijke heel algemene adresaanduidingen waren gangbaar in die tijd; huisnummering bestond nog niet en de notaris was doorgaans bekend met de comparant. Ook in koop- en transportakten werd geen nummering gehanteerd; daarin werd de ligging van een huis beschreven door middel van de belendingen.

De enige registratie uit die tijd waarin wel een vorm van nummering werd gehanteerd, althans in Utrecht, is voor zover ik kan overzien die van de Liberale Gifte 1747/1748. In de kohieren van de Liberale Gifte (een eenmalige vermogensheffing) werden alle meebetalende bewoners geregistreerd.

Maria Duyst van Voorhout heeft aan de Liberale Gifte voldaan. In 1748 gaf zij haar goede vriend Jan Hendrick Strick van Linschoten procuratie om te verklaren aan haar verplichtingen ten aanzien van de Liberale Gifte te zullen voldoen. Helaas is echter de kohier van de wijk Bloedkuil, waarin de noordkant van het Janskerkhof lag, verloren gegaan.

Uit de registratie van het huisgeld is ook een en ander afleidbaar, maar daarin werden alleen eigenaren vermeld. Maria Duyst van Voorhout komt – en dat is een veeg teken – niet in de leggers van het huisgeld voor.

Eigenaar of huurder?

Langenbach schrijft dat het echtpaar een huis aan het Janskerkhof bezat. In het transportregister komt het echtpaar echter niet voor. Zou er sprake kunnen zijn geweest van wettelijke vererving, die geen registratie in het transportregister vergde? Dit is niet aannemelijk. Frederik Adriaan van Reede van Renswoude was geen nazaat van Gerard van Reede van Drakestein. Bovendien, zo bleek, had Gerard van Reede van Drakestein zijn perceel in 1665 verkocht aan David Godin (1597-1666). Aangezien er ook geen koopakte op naam van het echtpaar vindbaar was, leek maar een conclusie mogelijk: de vrijvrouwe huurde het huis dat zij bewoonde.

Een achttiende-eeuwse huurster lokaliseren is echter niet eenvoudig. Lang niet alle huurakten werden ten overstaan van een notaris opgemaakt. Koopakten van huizen vermelden soms namen van huurders, maar een akte waarin het echtpaar als huurder staat vermeld heb ik niet kunnen vinden. Wel vond ik een dusdanige hoeveelheid informatie over de bewonings- en eigendomsgeschiedenis van Janskerkhof 14 en het middeleeuwse huis erachter, dat beide locaties konden worden uitgesloten als woonhuis van Maria Duyst van Voorhout.

De vondst van een huurkwitantie

Het Utrechts Archief bezit twee inventarissen met archivalia inzake Maria Duyst van Voorhout en de Fundatie van Renswoude. Het archief Maria Duyst van Voorhout als Vrijvrouwe van Renswoude bevat alles omtrent de afwikkeling van haar testament. Aangezien de testamentair-executeurs het huis enkele jaren hebben aangehouden om daar te kunnen werken aan de afwikkeling van het testament, zou daarin misschien wat te vinden kunnen zijn.

Het archief over de afwikkeling van haar testament bevat leuke details over de verrichtingen van de executeurs, zoals de gemaakte reiskosten naar alle landerijen uit de boedel van de vrijvrouwe. Daarnaast heb ik interessante informatie voor mijn onderzoek naar de geschiedenis van het Janskerkhof gevonden, zoals nota’s van banketbakker Schintsel op Voorstraat 77 en van chirurgijn Bosch, die naast de Statenkamer woonde.

De meeste nota’s in het archief betreffen goederen en diensten geleverd aan de executeurs, maar enkele hebben nog betrekking op de laatste maanden van het leven van Maria Duyst van Voorhout oftewel de vrou van Renswou, zoals de plaatselijke zadelmaker haar noemde. De archiefstukken geven prijs wat er in die tijd gegeten en gedronken werd, wat voor huishoudelijke kosten er werden gemaakt, et cetera.

huurkwitantie
De gevonden huurkwitantie

Het lezen van de nota’s deed bijna vergeten waarnaar ik zocht, totdat ik huurkwitanties vond, ondertekend door Anna Maria de Marez, eigenaresse van Janskerkhof 13.

De laatste kwitantie die nog aan Maria Duyst van Voorhout was uitgereikt, dateert van 1 november 1753. Vanaf 1 mei 1754 was de huur voldaan door de executeurs, steeds met hetzelfde bedrag: 385 gulden voor een half jaar huur.

Janskerkhof 13

Maria Duyst van Voorhout huurde Janskerkhof 13, het huis van Anna Maria de Marez. Anna Maria de Marez (1679-1763) was de jongste dochter van Samuel de Marez en Margaretha Trip, heer en vrouwe van Maarsbergen.

Samuel de Marez en Margaretha Trip hadden rond 1679 Janskerkhof 13 en Janskerkhof 13a gekocht. Bij de scheiding van hun boedel, in 1717, had hun zoon Johan de Marez het Trippenhuis in Amsterdam gekregen en Anna Maria de Marez haar ouderlijk huis, Janskerkhof 13, op de hoek van het Janskerkhof bij de Maarsbergerbrug over de Drift. Janskerkhof 13a was in handen gekomen van Laurens Storm van ‘s Gravesande en Anna Josina Storm van ‘s Gravesande, kleinkinderen van Louisa de Marez (1663-1717).

Anna Maria de Marez was een aangetrouwde nicht; Frederik Adriaan van Reede van Renswoude was een oom van haar eerste echtgenoot Steven van Lynden, met wie zij in 1698 was getrouwd. Anna Maria de Marez en Steven van Lynden hadden op de Nieuwegracht bij de Catharijnekerk gewoond, waar Steven van Lynden in 1709 was overleden. In 1713 hertrouwde Anna Maria de Marez met Gerard Maximiliaen Pijnssen van der Aa (1662-1733), die weduwnaar was van haar schoonzuster Johanna Antonia van Lynden.

Janskerkhof 13, rond 1770 (collectie Het Utrechts Archief)
Janskerkhof 13, rond 1770 (collectie Het Utrechts Archief)

Anna Maria de Marez en Gerard Maximiliaen Pynssen van der Aa woonden op Achter St. Pieter 180. Janskerkhof 13 werd verhuurd.

De enige huurakte die ik tot nu toe heb kunnen vinden dateert van 1724. Het huis werd hierin verhuurd aan Clara Jacoba Pellicorne (?-1742), weduwe van Adriaen Pels. In de akte wordt echter ook hun vorige (eerste) huurder genoemd: Gideon Boudaen, bewindhebber van de Kamer van de VOC in Amsterdam.

De vondst van de kwitanties in het archief van Maria Duyst van Voorhout tonen aan dat ook zij Janskerkhof 13 heeft gehuurd.

Het onderzoek van secretaris-rentmeester Van Hengst

De vraag restte waarom Van Hengst in de veronderstelling was dat het huis van Maria Duyst van Voorhout achter de huidige studentensociëteit stond. Bij het verder zoeken in de inventarissen stuitte ik op archivalia van Cypriaan Gerard Carel van Hengst (1830-1896), secretaris-rentmeester van de Fundatie van Renswoude. Hieruit blijkt dat Van Hengst al in 1880 bezig was met het onderzoek naar de fundatie van Renswoude. Mogelijk was hij van plan het boekje uit te brengen bij zijn 20-jarige jubileum in 1881.

In die tijd deed men archiefonderzoek door schriftelijke vragen te stellen aan de archivaris. De brieven van gemeentearchivaris Samuel Muller Fz. (1848-1922), met diens antwoorden op de onderzoeksvragen van Van Hengst, maken inzichtelijk hoe Van Hengst bij het verkeerde perceel is uitgekomen.

Het huis van Maria Duyst van Voorhout volgens de overlevering

In een eerste brief, uit december 1880, meldt Muller op vragen van Van Hengst dat het sterfhuis van de vrijvrouwe op het Janskerkhof bij de Drift stond en dat het register van het huisgeld geen duidelijkheid had verschaft. Dan volgt een opmerkelijke zin:

‘De overlevering wees het huis aan, thans bewoond door den heer Mr Royaards van Scherpenzeel, doch een onderzoek door dezen op mijn verzoek met de meeste bereidwilligheid in zijne papieren gedaan, heeft het tegendeel bewezen, tenzij mevrouw van R. (wat niet zeer aannemelijk is) een huurhuis bewoond hebbe.’

Met deze suggestie wees Muller het juiste huis aan, want Herman Royaards van Scherpenzeel (1826-1898) woonde op Janskerkhof 13.

Dat Muller het begraafboek en de leggers van het huisgeld had geraadpleegd is helder. Wat Muller’s bron voor de overlevering was, heb ik nog niet kunnen achterhalen. Muller zal deze informatie vermoedelijk niet van de familie Royaards hebben gehoord. Secretaris-rentmeester Van Hengst had deze overlevering dan zelf ook kunnen kennen; hij was een zwager van Herman Royaards van Scherpenzeel.

De huurkwitanties bevonden zich overigens toen nog niet in Het Utrechts Archief; het archief Maria Duyst van Voorhout werd pas in 1984 overgedragen en in 2002 toegankelijk gemaakt.

Het middeleeuwse huis

Janskerkhof Utrecht
De tuinmuur van claustraal erf V, eind 19e eeuw (collectie Het Utrechts Archief)

Van Hengst deed vermoedelijk niets met de opmerking over het huis van Herman Royaards van Scherpenzeel. Blijkens zijn aantekeningen richtte hij zijn aandacht op claustraal erf V, waar in de negentiende eeuw alleen nog de tuinmuur en een poortgebouw van het middeleeuwse terrein stonden.

Volgens zijn aantekeningen had hij bij de broer van Royaards van Scherpenzeel een oud kaartje van Utrecht gezien, waarop bij het middeleeuwse huis de naam Van Renswoude was geschreven. Een dergelijke kaart was Muller onbekend. De archivaris achtte het, zo schreef hij in een volgende brief aan Van Hengst, wel goed mogelijk dat het middeleeuwse huis er in de achttiende eeuw nog stond.

Mogelijk had Van Hengst een kaartje gezien van de landmeter die in 1658 de noordzijde van het Janskerkhof had getekend ten behoeve van de aanleg van de Boothstraat. Daarvan vond ik een schets tussen zijn aantekeningen, overigens niet met de naam ‘Van Renswoude’, maar met de naam ‘baron van Rheede van Drakesteijn’.

De familie Van Reede

Het oude kaartje is kennelijk leidend gebleven voor Van Hengst. Uit een brief van Muller van januari 1888 kan worden opgemaakt dat Van Hengst nog steeds het middeleeuwse huis van Gerard van Reede van Drakestein onderzocht. Hij had bij Muller de familierelatie tussen Van Reede van Drakestein en Frederik Adriaan van Reede van Renswoude ter sprake gebracht.

Muller antwoordde dat ‘indien het zeker is, dat de echtgenoot van de Vrouw van Renswoude afstamde van den heer van Drakesteijn (beide waren van Reede’s), dan zal daar gewis haar sterfhuis hebben gelegen’. Naast deze zin heeft iemand, mogelijk Van Hengst, met blauw potlood de opmerking ‘Neen, maar hij erfde van hem’ geschreven.

Bewijzen voor een erfenis zijn in de aantekeningen van Van Hengst niet te vinden. Toch schrijft hij in zijn boek, dat twee jaar later uitkwam, dat het sterfhuis van Maria Duyst van Voorhout afkomstig was van Gerard van Reede van Drakestein. Een bron noemt Van Hengst niet, maar hij beschrijft in het kort de geschiedenis van de tuin en het poortgebouw van claustraal erf V, zoals hij die van Muller had geleerd.

Conclusie

De Utrechtse Fundatie van Renswoude zetelt nog altijd in het Fundatiehuis aan de Agnietenstraat 5 Utrecht. Nog steeds verstrekt de Fundatie van de Vrijvrouwe van Renswoude uit de nalatenschap van Maria Duyst van Voorhout toelagen aan studenten die niet in staat zijn om hun opleiding zelf te bekostigen.

Hoewel tot die nalatenschap géén huis aan het Janskerkhof behoorde, werd tot nu toe aangenomen dat de vrijheer en vrijvrouwe van Renswoude het huis van Gerard van Reede van Drakenstein op claustraal erf V hadden geërfd. De vondst van kwitanties met daarop de naam van Anna Maria de Marez vormen echter het bewijs dat Maria Duyst van Voorhout Janskerkhof 13 huurde.

Een bewerking van dit artikel verscheen eerder als: Waar woonde de vrou van Renswou? Huizenonderzoek aan het Janskerkhof in Utrecht, in: Gen.magazine, juni 2016, p. 40-43 (themanummer Famillement 2016).

Bronnen

  • C.G.C. van Hengst, Aanteekeningen betreffende de fundatie der Douairière Baronesse Van Reede, Vrijvrouwe van Renswoude te Utrecht, 1890.
  • M. Langenbach, Een eigenzinnige dame. Maria Duijst van Voorhout, vrijvrouwe van Renswoude, Jaarboek Oud-Utrecht, 1994.
  • Reede van Renswoude, Frederik Adriaan baron van, in: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3, 1914.
  • 754 Maria Duyst van Voorhout, als vrijvrouwe van Renswoude, Het Utrechts Archief.
  • 771 Fundatie Vrijvrouwe van Renswoude te Utrecht, Het Utrechts Archief.

Gepubliceerd: 05-07-2016 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 03-12-2024.

Scroll naar boven