Home » Blog » Moerbeitoppen ruischten in de Boothstraat

Moerbeitoppen ruischten in de Boothstraat

Vincent van Gogh, Moerbeiboom
Vincent van Gogh, Moerbeiboom, Saint-Rémy, oktober 1889 (collectie Norton Simon Museum)

In de negentiende eeuw woonde op Boothstraat 6 in Utrecht de predikant en dichter Nicolaas Beets. Een van de meest bekende en meest gewaardeerde gedichten van Nicolaas Beets is het gedicht “De Moerbeitoppen ruischten”. Het verscheen in zijn laatste dichtbundel ‘Dennenaalden’ (1900). Hoe kwam Beets aan zijn inspiratie voor dit gedicht?

De predikant, schrijver en dichter Nicolaas Beets (Haarlem, 13 september 1814 – Utrecht, 13 maart 1903 werd in 1854 beroepen naar Utrecht. Op 11 juni 1854 werd hij te Utrecht als predikant bevestigd. In augustus 1854 betrok het gezin Beets het huis Boothstraat 6. De familie Beets huurde het huis van het echtpaar Christiaan Willem Johan baron van Boetzelaer heer van Dubbeldam (1806-1872) en Elisabeth Charlotta Petronella Both Hendriksen (1809-1880).

De Moerbeitoppen ruischten

In de studeerkamer van Boothstraat 6 schreef Nicolaas Beets niet alleen preken maar ook gedichten. Een van de meest bekende en meest gewaardeerde gedichten van Nicolaas Beets heet “De Moerbeitoppen ruischten”. Het verscheen in zijn laatste dichtbundel Dennenaalden (1900).

‘De moerbeitoppen ruischten;’
God ging voorbij;
Neen, niet voorbij, hij toefde;
Hij wist wat ik behoefde,
En sprak tot mij;

Sprak tot mij in de stille,
De stille nacht;
Gedachten, die mij kwelden,
Vervolgden en onstelden,
Verdreef hij zacht.

Hij liet zijn vrede dalen
Op ziel en zin;
‘k Voelde in zijn’ vaderarmen
Mij koestren en beschermen,
En sluimerde in.

De morgen, die mij wekte
Begroette ik blij.
Ik had zo zacht geslapen,
En Gij, mijn Schild en Wapen,
Waart nog nabij

De eerste zin van het gedicht

Over de betekenis van het gedicht en de rol van de moerbeiboom erin verschillen de meningen. Op een website trof ik het volgende citaat aan:

“Toch is er iets vreemds met dit gedicht. In de eerste regel wordt overduidelijk 2 Samuël 5:24 (Statenvertaling) geciteerd, de aanhalingstekens wijzen daar ook op. In dit bijbelverhaal is David zojuist koning geworden en nu ruiken de Filistijnen hun kans en trekken tegen de jonge koning op. God spreekt dan tegen David en maant hem de Filistijnen niet direct aan te vallen, zoals bij een vorige slag, maar een omtrekkende beweging te maken. Vervolgens belooft God: ‘als gij hoort het geruis van een gang in de toppen der moerbeziënbomen, dan rep u; want alsdan is de HEERE voor uw aangezicht uitgegaan, om het heirleger der Filistijnen te slaan’. Maar het is onduidelijk hoe dit verhaal terugkomt in het gedicht. Het gedicht gaat niet over Davids oorlogshandelingen, het gaat over het spreken van God, over Gods aanwezigheid en over de troost die dat geeft. Dat roept de vraag op: waarom zou Beets een bijbelvers citeren om er vervolgens zo weinig mee te doen?

Er zijn oplossingen gesuggereerd voor dit probleem. Nicolaas Beets zou zelf zo’n ervaring gehad hebben met een moerbeiboom in zijn tuin, zo Paul Vanderghote. Maar dat is nogal gezocht – al was het maar omdat moerbeibomen niet zo heel veel voorkomen in Nederland.”

De auteur zoekt vervolgens naar een theologische verklaring voor de aanwezigheid van de moerbeiboom. Te ver gezocht naar mijn mening, want de door hem genoemde Paul Vanderghote had het vermoedelijk bij het rechte eind.

De tuin van Boothstraat 6

Boothstraat 6 is van oorsprong een claustraal huis binnen de immuniteit van Sint Jan. Het perceel heeft tot 1658 zijn oorspronkelijke grootte gehad, strekken van het Janskerkhof tot aan de Voorstraat. Het claustrale huis stond in het midden van het perceel. Voor het huis, grenzend aan het Janskerkhof, lag een grote tuin, achter het huis lag onder meer een boomgaard.

Plattegrond claustraal erf IV, Boothstraat 6.
Perceel Boothstraat 6 getekend door landmeter D. van Groenou, 1658 (collectie Het Utrechts Archief)

Eind 1658 werd het perceel gekocht door Cornelis Booth. De Boothstraat die vervolgens over het terrein werd aangelegd werd naar hem vernoemd. Booth verdeelde het terrein rond het huis (de voortuin en de achtertuin) in kleinere percelen, die hij – op de percelen Boothstraat 4 en Boothstraat 8 na – verkocht. Op het perceel Boothstraat 8 liet hij een tweede huis voor zichzelf bouwen. Boothstraat 4 werd bij de tuin gevoegd. Achter de nieuwe percelen ten noorden van Boothstraat 6 hield Booth nog een reep grond over die naar het perceel Voorstraat 75 liep, waar het koetshuis van Boothstraat 6 stond.

De aanleg van de Boothstraat en de verkoop van de voortuin (de tegenwoordige percelen Janskerkhof 15a en Janskerkhof 16) maakten een verbouwing noodzakelijk. Oorspronkelijk was het huis met de voorkant gericht op het Janskerkhof. Bij de verbouwing kwam de voordeur aan de nieuw aangelegde Boothstraat te liggen. Het huis had vanaf toen aan twee kanten een tuin. Het ene stuk lag aan de westkant, de nieuwe achterkant van het huis. Het andere stuk lag aan de zuidkant, de nieuwe zijkant van het huis, op het perceel Boothstraat 4.

De zijtuin werd overigens in 1928 verkocht aan de eigenaar van de ACU-garage in de Voorstraat. Tegenwoordig staat hier een deel van het complex Hof van Sint Jan.

Moerbeibomen in hartje Utrecht

Of er inderdaad moerbeibomen in de tuin van Nicolaas Beets stonden is niet met zekerheid te zeggen, maar er stonden in de negentiende eeuw zeker wel moerbeibomen aan het Janskerkhof.

Het bewijs daarvoor is te vinden in een krantenbericht over de warme zomer van 1846. In de Utrechtsche provinciale en stads-courant van 15-07-1846, p. 2 (Delpher), werd daarover het volgende bericht:

“Door den buitengewonen warmen zomer zijn vele vruchten vroeger dan in andere jaren rijp, zoo heeft men de vriendelijkheid ons te melden, dat in den tuin van den heer v. d. Voort, op het St. Janskerkhof, heden geplukt zijn rijpe Moerbëzien van een Lij-boom, staande op het oosten.”

Het bericht werd overgenomen door de Groninger Courant van 17-07-1846, p. 2 (Delpher).

Nicolaas Beets in zijn studeerkamer op Boothstraat 6, mogelijk met uitzicht op de moerbeitoppen.
Nicolaas Beets in zijn studeerkamer, 1902 (collectie Het Utrechts Archief)

Met “den heer v.d. Voort” werd een van de bewoners van Janskerkhof 18 bedoeld. Op Janskerkhof 18 woonden indertijd twee broers, Philip Reinhard van der Voort (1775-1851) met twee kinderen, en Anthon Hendrik van der Voort (ca. 1768-1846).

Conclusie: moerbeitoppen ruischten in de Boothstraat

Het gedicht “De moerbeitoppen ruischten” is vermoedelijk ontleend aan een boom in de tuin van Boothstraat 6 Utrecht, het woonhuis van Nicolaas Beets. De studeerkamer van Nicolaas Beets, aan de westkant van het huis, grensde aan de tuin. Vermoedelijk heeft Beets het gedicht geschreven, terwijl hij uitzicht had op een of meerdere moerbeibomen.

Gepubliceerd: 08-02-2020 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 17-12-2023.

Scroll naar boven