
Janskerkhof 3 Utrecht (tot 1890: Janskerkhof wijk G no. 251) is een rijksmonument. Het gebouw huisvestte vanaf 1582 de Statenkamer. Tegenwoordig is het gebouw eigendom van de Universiteit Utrecht. Janskerkhof 3 wordt gebruikt als studie- en onderwijscentrum voor het departement Rechtsgeleerdheid.
De oorspronkelijke functie van het gebouw was religieus. Janskerkhof 3 werd gebouwd als onderdeel van het Minderbroedersklooster.
Rijksmonument
Janskerkhof 3 Utrecht werd in 1967 in het Rijksmonumentenregister opgenomen. Het pand (monument nr. 36154) wordt omschreven als:
“STATENKAMER v.m. Minderbroedersklooster. Statige gevel met de gevels welke de daklijst doorbreken. Moderne toevoegingen. Stoep met fraaie natuurstenen poort 1643, achtergevel met poort 1640. Langgerekte gevel, kapittelzaal later Statenzaal omtrent 1579/81. Kloostergang met moderne verdieping verhoogd.”
Janskerkhof 3 / Janskerkhof 2-3 / Janskerkhof 2-3a

Janskerkhof 3 Utrecht is inwendig verbonden met Janskerkhof 2 en Janskerkhof 3a. Daardoor zijn ook de adressen Janskerkhof 2-3 Utrecht en Janskerkhof 2-3a Utrecht gangbaar.
Janskerkhof 2 is afzonderlijk ingeschreven in het Rijksmonumentenregister. Janskerkhof 3A is geen monument, maar staat wel op de gemeentelijke lijst met beeldbepalende panden in beschermd stadsgezicht.
Minderbroedersklooster
In 1247 werd in de zuidwesthoek van het Janskerkhof door de orde der Franciscanen het Minderbroedersklooster gevestigd. De grond was in 1246 gekocht van de proost van het kapittel van Sint Jan, Gozewijn van Randerath. De kerk van de minderbroeders werd door de Utrechters de Knoperenkerke genoemd, naar de drie knopen in het koord van het habijt.
Archief verloren gegaan
Over het reilen en zeilen van het Minderbroedersklooster is weinig bekend. Het kloosterachief is verloren gegaan. Wat we weten over het klooster komt uit enkele bewaard gebleven fragmenten, uit aantekeningen van de stadshistoricus Aernout van Buchel en uit stukken in andere inventarissen. Dat de refter van het klooster (nu een collegezaal) in 1518 werd gebouwd, is bijvoorbeeld bekend omdat de minderbroeders daarvoor geld leenden van het Wittevrouwenklooster.
Stadsbrand 1279
Na de grote stadsbrand van 1279 (de ‘Wivekens brant’, op Sint Gregorius dag), waarbij ook de Janskerk afbrandde, moesten de minderbroeders uitwijken naar een ander onderkomen.
Volgens Aernout van Buchel (Monumenta, p. 219, fol. 117r) werd het Minderbroedersklooster in 1310 gesticht of hersticht (“vel fundatum vel restauratum”) door de weduwe van Gijsbrecht Both van der Eem. Archivaris S. Muller Fz. stelt dat van stichting geen sprake kan zijn. Hij meent dat Mabelia van Arkel het klooster “heeft doen uitleggen”.
In de Minderbroederskerk waren enkele broederschappen gevestigd. De H. Sacraments-broederschap was gevestigd aan een altaar in de kerk, waarboven het beeld van Sint Franciscus stond.
Graven
Bij een grootschalige verbouwing van het pand in de periode 2013-2015 zijn een schedel en middeleeuwse beschilderde grafkelders met daarin skeletten van zeven personen gevonden. Daaronder ook een skelet van een vrouw met ongeboren kind. De bedelorde verdiende geld door welgestelde burgers binnen hun muren te laten begraven. Mogelijk staan de overledenen genoemd tussen de namen die Aernout van Buchel optekende (HUA, collectie Buchel-Booth, nr. 3, fol. 11r-14r). De grafkelders zijn bij de verbouwing met een glazen wand zichtbaar gemaakt.
Grond afgestaan aan de stad
Het terrein van het Minderbroedersklooster reikte oorspronkelijk tot over de huidige Telingstraat. Op 25 maart 1425 sloot het Minderbroedersklooster een overeenkomst met de stad Utrecht. De overeenkomst hield in dat het klooster de kamers, staande langs de straat tussen het kerkhof en het huis Compostell (Ganzenmarkt 24), zou afbreken. De grond werd afgestaan aan de stad Utrecht. Om het kerkhof werd een muur met twee poorten gebouwd. In ruil kreeg het Minderbroedersklooster voortaan wekelijks de accijns van een vat Amersfoorts hoppenbier.
Vrede van Utrecht 1474
In 1474 werd in het Minderbroedersklooster de Vrede van Utrecht gesloten tussen de Hanzesteden en Engeland. De Vrede van Utrecht 1474 maakte een einde aan de Hanzeatisch-Engelse Oorlog (1469-1474).
Beleg van Vredenburg
De minderbroeders waren gekant tegen de godsdienstige hervormingen in de zestiende eeuw. In november 1576 nam de gardiaan (kloosteroverste) zijn toevlucht tot de Vredenburg. Tijdens het Beleg van Vredenburg bevond hij zich daarbinnen. In 1578 werd de orde der minderbroeders de toegang tot de stad Utrecht ontzegd.
Janskerkhof 3 na de reformatie
Het leegstaande Minderbroedersklooster werd in 1580 door het stadsbestuur onteigend. Een stuk grond van het kerkhof bij het Minderbroederklooster werd gebruikt voor de aanleg van de Telingstraat. De Minrebroedershof, die ten oosten van het klooster lag, is lange tijd bij dokter Gillis van der Gall in belening geweest. Hij gebruikte deze vermoedelijk als kruiden- en medicinale tuin. In 1636 werd deze grond door de stad verkocht en bebouwd (zie Minrebroederstraat 20).
Statenkamer
In 1581 werd de kapel afgebroken. De noordkant van de Minrebroederstraat werd daarna bebouwd met huizen. De refter van het klooster werd in gebruik genomen als Statenkamer, de zetel van de Staten van Utrecht. De Staten van Utrecht zijn de voorlopers van de huidige Provinciale Staten. Andere gebouwen in het kloostercomplex werden ingericht als Hopliedenkamer en als Artillerie- en Zegelhuis.
Op 7 februari 1582 vond de eerste vergadering van de Staten van Utrecht in het Minderbroedersklooster plaats. Archivaris S. Muller Fz. (Inventaris archief Staten van Utrecht 1375-1813, 1915, p. XIII, HUA) beschrijft de Statenkamer, zoals deze er bij aanvang uitzag, als volgt:
“Het gebouw bevatte eene vestibule (met een nieuwen toegang van af het Janskerkhof), eene zeer groote en fraaie vergaderzaal, en daarachter nog een ruim en goed verlicht vertrek, dat stellig voor den secretaris bestemd werd, naast een kleiner vertrek, dat licht schepte van een binnenplaatsje en dat aan den klerk als verblijf moet zijn aangewezen; een in 1589 aangelegde gang naar de Minderbroedersstraat gaf aan het publiek toegang tot de Staten-bureaux.”
Voordeur
De monumentale voordeur met trap van Janskerkhof 3 Utrecht werd in 1643 aangebracht, naar een ontwerp van Frederick Matthijsz van Lobbrecht. Boven de deur bevindt zich het wapen van de Staten van Utrecht. Een ontwerptekening uit 1643 bevindt zich in de collectie van Het Utrechts Archief (zie HUA, catalogusnr. 37806).
Ook aan de achterkant van het gebouw werd een poort aangebracht naar ontwerp van Frederick Matthijsz van Lobbrecht (zie HUA, catalogusnr. 37814).
Tot “ingang vande Staten Camer [werd] een bequame pleyn” aangelegd, citeren M. Dolfin e.a., p. 39, een niet nader genoemde auteur. Dit plein, de Hoogt, aan de achterzijde van het gebouw, stond tot 1884 via de poorten van de Statenkamer in verbinding met het Janskerkhof.
Voor een overzicht, zie de plattegrond die landmeter P. Ruysch in juli 1643 maakte (HUA, catalogusnr. 216049).

Stadhouder Willem III
In 1674 werd Prins Willem III (1650-1702) in de Statenkamer aangesteld als erfstadhouder. Van deze gebeurtenis werden twee schilderijen vervaardigd, die zich in de collectie van het Centraal Museum bevinden. Een schilderij betreft de ontvangst van Prins Willem III in de Statenkamer, ter gelegenheid van zijn aanstelling tot erfstadhouder.
Op het schilderij van de afkondiging van het nieuwe regeringsreglement op 16 april 1674, vanaf het bordes van de Statenkamer, staat Johan van Reede van Renswoude (1593-1682), president van de Staten van Utrecht, afgebeeld. Hij wordt vergezeld door Godard Adriaan van Reede van Amerongen (1621-1691) en de Utrechtse burgemeester Johan van Nellesteyn (1617-1677). Johan van Nellesteyn woonde schuin tegenover de Statenkamer, op Janskerkhof 15a.
Stadhouder Willem III bezocht de vergaderingen van de Staten van Utrecht overigens nooit. Alleen in januari 1679 kwam hij naar Utrecht, omdat het Sticht toen financiële problemen had (C. Wilders, p. 143).
Uitbreidingsplannen
In 1766 kochten Gedeputeerde Staten van Utrecht het buurhuis Janskerkhof 2. De bedoeling was om, zodra er genoeg geld zou zijn, de Statenkamer uit te breiden, maar dat geld kwam er niet (S. Muller Fzn. en G. de Hoog Hzn., p. 23).
In 1774 verkochten Gedeputeerden Staten van Utrecht het huis Janskerkhof 2 voor fl. 6500,= aan Gijsbert Jan baron van Hardenbroek.

Pretense Staten
In augustus 1786 moesten de prinsgezinde Staten van Utrecht uitwijken naar Amersfoort (Rotterdamse Courant, 29-08-1786, Delpher; zie ook Rotterdamse Courant, 21-09-1786, p. 1, Delpher; Geldersche historische courant, 26-07-1787, p. 1, Delpher). De eerste vergadering in Amersfoort was op woensdag 30 augustus 1786 (Rotterdamse Courant, 31-08-1786, Delpher). De Statenkamer werd daarna gebruikt als vergaderplaats van de Pretense Staten.
Een poging van de Amersfoortse Staten om Utrecht van Holland te isoleren leidde tot de Slag bij Vreeswijk, die door de patriotten werd gewonnen.
Na het binnentrekken van de Pruisen werd het oude regime in ere hersteld. Op 18 september 1787 publiceerden de Staten van Utrecht een kennisgeving dat de vergaderingen weer naar Utrecht zouden worden verplaatst en dat de handelingen van de Pretense Staten werden vernietigd.
Landschapshuis
Na de Bataafse Omwenteling (1795) werd de Statenkamer omgedoopt tot Landschapshuis. In mei 1795 schonk Maria Schep het buurhuis, dat ze had geërfd, aan de Oud-roomskatholieke armenkamer. Volgens de schenkingsakte was het huis gelegen aan de zuidzijde van het Janskerkhof, by het Landschapshuys.
De zaal van het Landschapshuis werd ook gebruikt voor openbare verkopingen.
Departementshuis
In november 1807 werd de vergaderzaal van het Departementshuis bestemd voor het Wetgevend Lichaam van het Koninkrijk Holland. Het college van Landdrost en Assessoren dat tot dan toe de vergaderzaal gebruikte verhuisde naar het Ridderschapshuis.
Militaire barak
In mei 1813 werd de Statenkamer als militaire barak in gebruik genomen. Er werd een muur in de Statenkamer gemetseld, zodat de militairen alleen door de Zegelpoort naar de Ganzenmarkt konden, maar de doorgang van het Janskerkhof naar de Hoogt behouden bleef. De voormalige Statenkamer bleef tot in 1816 als kazerne in gebruik.
Universiteit Utrecht
In mei 1816 deed de stedelijke regering van Utrecht afstand van de voormalige Statenkamer ten behoeve van de (Rijks) Universiteit Utrecht. Daaraan gingen onderhandelingen vooraf over de omvang van het garnizoen dat in de stad was ondergebracht.
Voordat Janskerkhof 3 Utrecht werd toegewezen aan het Departement Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht, huisden hier de vakgroepen anatomie, zoölogie, fysische antropologie, natuurkunde, geologie en mineralogie.
Universiteitsmuseum
Janskerkhof 3 huisvestte in die tijd ook een museum, met onder meer het Bleulandkabinet. Van der Aa schrijft in zijn Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden (1848, p. 463) over dit universiteitsmuseum:
“Het Museum voor Natuurlijke Historie in het gebouw op het St. Janskerkhof, onder den naam van Staten kamer bekend, bevat een groote rijkdom van zeldzame voorwerpen. In de ruime en wel verlichte bovenzaal, zijn de kabinetten, door de Heeren Theodorus Gerardus van Lidth de Jeude en Nicolaas Cornelis de Fremery verzameld; het eerste van vergelijkende ontleedkunde en natuurlijke historie, het andere van mineralogie. In de beneden zalen vindt men daarentegen de kabinetten van de Heeren Janus Bleuland en Petrus Koning, het eerste van natuur- en ontleedkunde van den mensch, het andere van ontleedkundige praeparaten in was.”
Doorgang naar de Hoogt afgesloten

Op een foto uit 1876/1877 is, door de toegangspoort van het gebouw, een huis aan de Hoogt zichtbaar.
In 1880 werd het Ridderschapshuis (Janskerkhof 2) gekocht door het Rijk (Het Nieuws van den Dag, 29-09-1880, p. 1, Delpher). Het huis werd vervolgens overgedragen aan de Universiteit Utrecht (De Tijd, 15-12-1880, p. 3, Delpher). Janskerkhof 3 werd inwendig verbonden met Janskerkhof 2.
In 1884 werd de doorgang van het Janskerkhof naar de Hoogt afgesloten, om de collegezaal van prof. Ambrosius Hubrecht te kunnen vergroten. Hubrecht woonde op Janskerkhof 2.
In november 1883 bleek de passage naar de Hoogt plotseling afgesloten. De sluiting stuitte op grote bezwaren bij de buurtbewoners. Zij zouden voortaan moeten omlopen. Bovendien waren zij bang voor een waardevermindering van hun huizen (Algemeen Handelsblad, 30-11-1883, Delpher). Burgemeester W.R. Boer liet de passage de volgende dag weer openstellen (Algemeen Handelsblad 03-12-1883, Delpher).
De beoogde sluiting leidde tot een juridische discussie. De kwestie werd ter advisering voorgelegd aan de rechtskundige commissie van de gemeenteraad (Algemeen Handelsblad, 01-03-1884, Delpher). Het college van B&W meldde in de daarop volgende raadsvergadering dat gepoogd was de minister van Binnenlandse Zaken op andere gedachten te brengen. Deze was echter niet tot een andere beslissing te bewegen. B&W stelden voor om zich bij het besluit van de minister neer te leggen en niet tegen het Rijk – de eigenaar van het gebouw – te procederen (Algemeen Handelsblad, 15-03-1884, Delpher).
Anatomiegebouw
In 1888 werd een vergunning verleend voor het plaatsen van vier lichtramen van matglas in de oostelijke zijgevel van de werklokalen van het gebouw der Anatomie (HUA, bouwdossier 4270-47-540).
Twee jaar later werden bij de gemeente bouwtekeningen ingediend tot uitbreiding van de “localen voor de Anatomie” van de Statenkamer (HUA, bouwdossier 4270-50-416).
Bij de omnummering van 1890 werd het adres Janskerkhof wijk G no. 251 gewijzigd in Janskerkhof 3 Utrecht.
Pharmacologisch Instituut
Minderbroederstraat 12 en Minderbroederstraat 14, beide op het terrein van de voormalige Minderbroederskerk, werden in 1895 verbouwd tot laboratorium voor Anatomie en Pharmacologie en woning voor de prosector (HUA bouwdossier 4270-59-248; Algemeen Handelsblad, 18-02-1895, Delpher).
Verbouwing Janskerkhof 3 Utrecht

Op oude tekeningen en schilderijen, zoals de eerder genoemde Afkondiging van het nieuwe regeringsreglement te Utrecht in 1674, is het pand lager. Ook ontbreekt de topgevel die het gebouw tegenwoordig heeft.
De topgevel is bij een verbouwing in 1897 aangebracht. De bouwtekeningen voor de verbouwing van de Anatomie en Zoölogie afdelingen van het Statenkamergebouw werden in 1897 ingediend door de Utrechtse architect D. Kruijf (HUA, bouwdossier 4270-65-342).
Hek
Het door de minister van Binnenlandse Zaken beoogde hek dat het Natuurhistorisch Museum zou moeten beschermen tegen de baldadige jeugd kwam er echter niet (Algemeen Handelsblad, 08-08-1896, Delpher). De gemeente Utrecht wilde hiervoor geen grond aan het Rijk afstaan.
Het hek had moeten lopen van Janskerkhof 2 tot aan het hek van het gymnasium op Janskerkhof 4 (Algemeen Handelsblad, 14-10-1896, avond, p. 1, Delpher).
In 1900 werd er toch nog een ijzeren hek geplaatst bij Janskerkhof 3 Utrecht. Ook voor deze verbouwing maakte architect D. Kruijf het ontwerp (HUA, bouwdossier 4270-74-186).
Juridische faculteit Universiteit Utrecht

Na een restauratie werden Janskerkhof 3 en Janskerkhof 2 op 20 november 1981 door de juridische faculteit van de Universiteit Utrecht (toen nog rijksuniversiteit) in gebruik genomen.
De voormalige refter van het Minrebroedersklooster diende in deze periode als kantine voor studenten.
Na een fusie met de faculteiten Economie en Bestuur en Management werd de juridische faculteit omgedoopt tot het Departement Rechtsgeleerdheid van de faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie (REBO).
Huidige bestemming Janskerkhof 3 Utrecht: Janskerkhofcomplex
Janskerkhof 3 Utrecht is recent door Marx Steketee architecten bv verbouwd tot het nieuwe onderwijscentrum van Rechtsgeleerdheid. De voormalige refter van het Minderbroedersklooster werd omgebouwd tot collegezaal. Het pand behoort nu tot het zogenoemde Janskerkhofcomplex van de Universiteit Utrecht, met als adres Janskerkhof 2-3a.

Het Janskerkhofcomplex dient als studiecentrum voor het Departement Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. Het gebouw bevat collegezalen, werkgroepruimtes en individuele studieplekken. Verder zijn hier het Studiepunt rechten, de examencommissie en het ULC (Utrecht Law College) gevestigd. Het Utrecht Law College is een honours-programma voor studenten die zich extra intensief met de rechtenstudie willen bezig houden.
Bronnen
- A.H. Evertse, De stad Utrecht en de franciscanen en dominicanen in de vijftiende eeuw, Maandblad Oud-Utrecht 1986, p. 9-32.
- J.W.C. van Campen, “De Edel Mogende Heeren Staten Kamer”, Maandblad Oud-Utrecht, jrg. 28 (1955), no. 5, p. 38-39.
- S. Muller Fz., Catalogus van de archieven van de kloosters 1284-1803, HUA.
- Stukken betreffende de afstand van de Statenkamer aan het Rijk 1816 en van andere Academische gebouwen 1815, HUA.
- Rapport betreffende de eigendommen van de Staat volgens de kadastrale leggers der gemeente Utrecht (Cellulaire gevangenis, Statenkamer enz.), 28 maart 1863, HUA.
- Concept-rapport en aantekeningen betreffende de doorgang van de Hoogt naar het Janskerkhof (Statenkamer), februari 1884, HUA.
- Nota van de wethouder mr. de Muralt, ingediend bij de Commissie voor Rechtskundig onderzoek over de doorgang Hoogt-Janskerkhof (Statenkamer), 6 februari 1884, HUA.
- Coen Wilders, Patronage in de provincie: het Utrechtse netwerk van stadhouder Willem III, 2015 (Google books).
Gepubliceerd: 08-03-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 23-11-2024.