
Boothstraat 14-22 Utrecht (tot 1890: Boothstraat wijk H no. 601) is een rijksmonument. Het huis is rond 1662 gebouwd, vermoedelijk door metselaar Geurt Dircksz van Es.
Rijksmonument
Boothstraat 14-22 is in het Rijksmonumentenregister ingeschreven met de huisnummers 14 en 16. In de loop van de vorige eeuw heeft het huis meer adressen gekregen, die niet apart in het Rijksmonumentenregister zijn opgenomen.
Boothstraat 14 wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36028) omschreven als: “Pand met lijstgevel.” De omschrijving van Boothstraat 16 in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36029) luidt: “Statig huis rechts en links 3 ramen breed met rechte kroonlijst. XVII. Door bepleistering wordt 19e eeuwse indruk gewekt.”
Claustraal erf IV
De grond waarop het huis Boothstraat 14-22 is gebouwd hoorde in de middeleeuwen bij claustraal erf IV. Claustraal erf IV besloeg in de breedte de huidige percelen Janskerkhof 15a en Janskerkhof 16 (tot de witte uitbouw aan de westzijde) en liep van de noordzijde van het Janskerkhof tot aan de Voorstraat.
In december 1658 werd claustraal erf IV gekocht door Cornelis Booth. In 1659 werd over een gedeelte van zijn erf de Boothstraat aangelegd. Hij liet het claustraal huis op Boothstraat 6 verbouwen en verkocht delen van claustraal erf IV om de bouw van nieuwe huizen aan de Boothstraat en het Janskerkhof mogelijk te maken.
Geurt Dircksz van Es
In 1662 transporteerde Cornelis Booth het perceel op de noordwesthoek van de Boothstraat als een ledig erf aan Mr metselaar Geurt Dircksz van Es (ca. 1606–1674), met het uitdrukkelijke verbod dat er een tapperij of herberg op zou worden gebouwd. Een dag later vestigde Van Es een plecht op “erff en gront” ten behoeve van Belia en Anna van der Gall. Volgens de akte strekte het perceel tot de Voorstraat, met als belending aan de zuidzijde Peter van Cothen (Boothstraat 12) en aan de westzijde het perceel van burgemeester Booth (nu: Voorstraat 75).
Geurt Dircksz van Es was getrouwd met Adriaentgen van Werkhoven (-1687; protest) en eerder weduwnaar van Marrichgen Jacobssdochter. Geurt Dircksz van Es heeft het huis in de Boothstraat vermoedelijk gebouwd en daarna verhuurd.
Geurt Dircksz van Es overleed op 23 maart 1674, aan de Smeebrug. In de Blaffert van het huisgeld 1678 staat Boothstraat 14 nog in 1684 op zijn naam.
Engelbert van Engelen
In 1692 legde de medicine doctor Engelbert van Engelen als verklaring af dat de te bouwen loods bij zijn huis aan de westzijde van de Boothstraat geen schoorsteen, distilleeroven of fornuis zal bevatten.
Engelbert van Engelen was op 5 januari 1686 getrouwd (o.tr. 20-12-1685) met Elisabeth van Sevender, weduwe van Everhardt van Leyenbergh (tr. 1674). Op 13 april 1686 (aktenr. 361) maakten zij een testament. Gegevens ontbreken, maar vermoedelijk zijn Engelbert van Engelen en Elisabeth van Sevender hier direct na hun huwelijk komen wonen.
Het echtpaar Van Leyenbergh-van Sevender had (volgens akten van 1674 en 1678) op de Ganzenmarkt gewoond. Dat huis werd op 26 november 1685 verhuurd en kwam bij de scheiding van de boedel van Everhardt van Leyenbergh, in 1686, in handen van zijn (onmondige) dochter Judith van Leyenberch. De winkel in garen en linten die Everhardt van Leyenbergh had gevoerd werd in 1685 verkocht.
Engelbert van Engelen wordt genoemd op de website van Het Utrechts Archief omdat hij een afschrift heeft gemaakt van de Monumenta en de Inscriptiones van Van Buchel. Daar wordt over hem gemeld:
“Van Engelbert van Engelen is niet al te veel bekend. Hij is blijkens het Album promotorum van de Utrechtse academie afkomstig van Gorinchem. Engelbert zal daar rond 1660 geboren zijn. Zijn vader, die dezelfde naam had, werd in 1669 in Utrecht als predikant beroepen. Engelbert studeerde medicijnen in Utrecht en promoveerde er in 1683. In 1686 trouwde hij met Elisabeth van Seventer. Na haar dood in 1710 bleef hij achter met ‘mundige en onmundige kinderen’. Van Engelen stierf op 7 juli 1723.”
Elisabeth van Seventer overleed op 28 oktober 1710, wonende in de Boothstraat. Zij liet haar echtgenoot na met vier onmondige kinderen. Dochter Judith van Leyenberch, uit haar eerste huwelijk, woonde met haar echtgenoot Balthazar van der Donck in Jutphaas.
In mei 1711 kocht Engelbert van Engelen het huis uit de boedel die hij met zijn overleden echtgenote Elisabeth van Seventer had. In juli 1723 maakte Engelbert van Engelen zijn testament, wonend in de Boothstraat. Hij overleed nog dezelfde maand.
Het Album Amicorum van Engelbert van Engelen bevindt zich in de Bijzondere Collectie van de Universiteitsbibliotheek Leiden (UB Leiden).
Johan Tilburgh
In 1726 werd het huis aan de westzijde van de Botestraat op de hoek met de Voorstraat uit de boedel van wijlen Engelbert van Engelen getransporteerd aan de advocaat Mr. Johan Tilburgh.
In een akte van 1736, inzake Boothstraat 12, wordt Tilburgh als belendende eigenaar vermeld.
Anthony Jan van Muijden
Op 16 augustus 1737 transporteerde Johan Tilburgh het huis aan de westzijde van de Botestraat op de hoek met de Voorstraat aan Dr. Anthony Jan van Muyden.
Anthony Jan van Muijden (1687-?) was een zoon van Steven van Muijden en Anna Calkoen, die in de Nobelstraat hadden gewoond en een broer van Steven van Muijden, eigenaar van het huis op de noordhoek van de Drift met de Nobelstraat. Hij was getrouwd met Isabella Bolwerk, weduwe van Dominicus Marius Pasques de Chavonnes.
Vermoedelijk werd het huis verhuurd. In een codicil van 10 oktober 1737 en diverse procuratieaktes van 1739 en 1740 wordt als zijn woonplaats Doorn vermeld. In 1748 was Anthony Jan van Muyden te Wijk bij Duurstede getuige bij de doop van zijn kleinzoon Anthony Jan de Vrij, zoon van Jan de Vrij en Helena Anna van Muijden. Volgens het doopboek woonde de getuige te Utrecht. Ook volgens een verhuurakte van 1750 woonde Anthony Jan van Muyden in Utrecht. In 1751 (verhuurakte en procuratieakte) woonde Van Muyden in Zuilen, maar in oktober van datzelfde jaar wordt in een attestatie als zijn woonplaats Utrecht vermeld. Zijn echtgenote Isabella Bolwerk overleed op 4 april 1752 in Zuilen.
Geertruyd Anna van Oudshoorn
Geertruyd Anna van Oudshoorn, weduwe van Joan de Marvilars, maakte hier in 1753 een testament en stelde een codicil op. Volgens de procuratieakte van 19 februari 1754 liep het huurcontract met Geertruyd Anna van Oudshoorn, weduwe van Joan de Marvilars, tot 1 mei 1754.
Willem van Ginkel
Op 19 februari 1754 gaf Anthony Jan van Muijden, wonende te Cothen, procuratie aan makelaar Andries Weede om voor notaris en getuigen de koop en verkoop van het huis te passeren ten behoeve van Willem van Ginkel en om de kooppenningen te ontvangen.
Willem van Ginkel, kanunnik in het kapittel van Oudmunster, kreeg het huis aan de westzijde van de Botestraat op de hoek met de Voorstraat op 1 mei 1754 getransporteerd.
Samuel de Romare
In 1758 verkocht Willem van Ginkel het huis aan Samuel de Romare, kanunnik in het kapittel van St. Jan te Wijck bij Duurstede. Volgens het koopcontract had Willem van Ginkel zelf het huis bewoond.
In een schuldbekentenis van De Romare in 1763 wordt gesproken over de mogelijke verhypothekering van het huis. In 1764 werd een schuldbekentenis opgetekend voor een bedrag van f 750,- geleend geld, desgewenst te vestigen op het huis in de Boothstraat en ander onroerend goed.
In 1765 gaf Samuel de Romare procuratie aan Willem Anthony van Voorst om ten behoeve van Bernardus Brakel een plecht van f 1.600,- te passeren op het huis. Volgens de akte werd het huis door Samuel de Romare bewoond.
David van Sorgen
In 1766 verhuurde Samuel de Romare het huis aan David van Sorgen, schout en gadermeester van Oostveen. David van Sorgen (-1812) was in 1762 getrouwd met Amelia Adriana van Gils.
Samuel de Romare en David van Sorgen ruilden van adres. Samuel de Romare huurde de buitenplaats Beukenrijk in Maartensdijk van David van Sorgen.
Luyt van der Pauw
In 1768 werd het huis aan de westzijde van de Boothstraat op de hoek met de Voorstraat uit de insolvente boedel van Samuel de Romare getransporteerd aan notaris en procureur Luyt van der Pauw (1717-1785), weduwnaar van Sara van Corbach (-1759; tr. Utrecht 1743).
Van der Pauw had daarvoor op het Oudkerkhof gewoond. De Heer notaris Luyt van der Pauw overleed op 9 mei 1785 in de Bodestraat, nalatende geen vrouw, maar mondige kinderen. Hij werd begraven in de Catharijnekerk.
Erven Van der Pauw
Tijdens de volkstelling van 1813 werden zijn kinderen Willem van der Pauw (1750-1816), Anna Elisabeth van der Pauw (1744-1819), Margaretha Klazina van der Pauw (1746-1819) en Maria van der Pauw (ca. 1754-1835) op dit adres geregistreerd.
Maria van der Pauw verhuisde na het overlijden van haar broer en zusters naar Plompetorengracht wijk H no. 680 (=Plompetorengracht 21; BS O 1835, aktenr. 454).
Willem van Beusekom
Vermoedelijk is het huis daarna verkocht aan timmerman Willem van Beusekom (1777-1850). Willem van Beuzekom staat in de OAT 1832 als eigenaar van perceel A 557 (huis en erf) vermeld.
Johan Philip Hardy
Tijdens de volkstelling van 1824 werden Johan Philip Hardy (1758-1848), zijn echtgenote Metje Christina Rosenberger (-1835), drie kinderen en een dienstmaagd op dit adres geregistreerd (p. 176). Het echtpaar was in 1799 in Delft getrouwd (o.tr. Leiden 11-04-1799).
In oktober 1827 vond een grote verkoping voor het huis plaats (Utrechts volksblad : sociaal-democratisch dagblad, 17-10-1827, Delpher):
“Men zal op MORGEN Donderdag den 18. October 1827 en volgenden dag, des voormiddags ten 10 uren, voor de huizinge in de Boothstraat, Wijk H. No. 601, ten overstaan van den binnen Utrecht residerenden Notaris J.H. VAN GROOTVELD, publiek verkoopen:
Velerhande MEUBILEN , bestaande in Mahognijhouten en andere Kabinetten, Secretaire, Chifonière , Ledikanten en Tombeaux met derzelver behangsels, Bedden met hun toebehooren, Chitfen, Katoenen en Wollen Dekens, Kussens en Matrassen, Smirnasche Tapijten en Vloerkleeden, Mahognij houten en andere Tafels, Stoelen, Spiegels, Schilderijen en een ijzeren Geldkist; oude blaauwe en geklemde Porceleinen, Glas- en Aardewerk; Koper, Tin, Blik en IJzer; wijders drie complete Weefgetouwen, dienstig voor Passement- en Koordewerkers; een Goud- en Zilverdraad Spinmolen, en wat verder ten dage der Verkooping te voorschijn zal worden gebragt. Alles Heden op de gewone uren te zien.”
Jan Jacob de Geer van Oudegein
Tijdens de volkstelling van 1830 werden Jan Jacob de Geer van Oudegein, zijn echtgenote Elisabeth Sophia Falck, zeven kinderen en hun tante Carolina Wilhelmina Trajectina van Nassau-LaLecq op dit adres geregistreerd (p. 518). Zij kwamen van Janskerkhof 22.
De familie De Geer van Oudegein heeft hier slechts kort gewoond. Zij woonden vanaf 1834 op Janskerkhof wijk G no. 252 (het voormalige huis op het perceel Janskerkhof 4-4a).
Fredericus Leo van Blaricum
In 1851 werd het huis geveild. In de Utrechtsche provinciale en stads-courant: algemeen advertentieblad van 14 juli 1851 wordt het huis als volgt omschreven:
“(5179) *.* Men zal op Zaturdag den 9 Augustus 1851, des namiddags ten vijf ure, in het Lokaal van verkoopingen, te Utrecht, achter St. Pieter, in het openbaar verkoopen, de navolgende, alle binnen de stad Utrecht, gelegene onroerende Goederen, als: N°. 1. Een kapitaal, hecht, weldoortimmerd HEERENHUIS, Erf, Grond en Tuin, in de Boothstraat op den hoek der Voorstraat, Wijk H. N°. 601 ; voorzien van negen zoo Beneden- als Bovenkamers, allen behangen, en meerendeels met stookplaatsen en geplafonneerd, Kelderkeuken, Kelders, Zolders , enz. (…).”
Het huis werd voor f 5550,- verkocht aan F.L. (Fredericus Leo) van Blaricum (1801-1881) (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 11-08-1851).
Adrianus Beckers
Volgens het bevolkingsregister werd het huis bewoond door Adrianus Beckers, zijn echtgenote Louise Cerile Lapierre, twee kinderen en een dienstbode (Bevolking 1850-1859; deel 7527, wijk H, blad 850).
Adrianus Beckers overleed op 3 januari 1857 op Boothstraat Wijk H no. 601 (BS Utrecht 1857 O, aktenr. 13). Louise Cerile Lapierre overleed op 25 februari 1859 op Boothstraat Wijk H no. 601 (BS Utrecht 1859 O, aktenr. 260).
Na het overlijden van hun ouders verhuisden de kinderen naar Janskerkhof G 252.
Justus Cornelis Verhoeff

Vanaf augustus 1860 werd het huis bewoond door predikant Justus Cornelis Verhoeff (1821-1904) met zijn gezin en personeel. J.C. Verhoeff was hervormd predikant te Utrecht, van 1860 tot zijn overlijden in 1904.
De familie Verhoeff woonde hier tot oktober 1861 (Bevolkingsregister 1866-1878 Wijk H, blad 1142).
Jan Bakker
Van 31 juli 1862 tot 1 mei 1864 werd het huis bewoond door de arts Jan Bakker, zijn echtgenote Frederika Engelina Goedbloed, vier kinderen en personeel (Bevolkingsregister 1866-1878 Wijk H, blad 1142).
Jean Liese
In augustus 1866 kwam hoofdonderwijzer Jean Liese (1812-1874) met zijn gezin en familieleden op Boothstraat H 601 wonen. Volgens een advertentie in het Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad van 10-07-1866 (Delpher) werd hier een Bijzondere School gevestigd. De school staat vermeld in het Verslag van den toestand der gemeente Utrecht over 1868.
Het gezin verhuisde op 10 mei 1868 naar de Zuilenstraat.
Frederik Leo van Blaricum
In het bevolkingsregister 1880-1890 staat eigenaar Frederik Leo van Blaricum met zijn echtgenote Maria Johanna Timmer en een dienstbode op dit adres vermeld (blad 1066). Wanneer zij hier zijn komen wonen is nog onduidelijk.
Maria Johanna Timmer, echtgenote van Frederik Leo van Blaricum, overleed op 3 april 1880 (BS Utrecht 1880 O, aktenr. 554). Fredericus Leo van Blaricum overleed op 30 oktober 1881 (BS Utrecht 1881 O, aktenr. 1604).
Bernardus Johannes Hermanus van Blaricum

Op 15 november 1882 kwam advocaat Bernardus Johannes Hermanus van Blaricum (1829-1902) met zijn gezin hier wonen. Hij was een zoon van Frederik Leo van Blaricum en Gerardina Lenssinck. Zijn jongste zoon, Bernardus Johannes Hermanus van Blaricum (1871-1944; zie voor portret HUA cat.nr. 104056), was geboren op Oudegracht 313 (“aan de Geertebrug B 60”, BS Utrecht 1871 G, aktenr. 1660).
In 1890 had het huis op de noordwesthoek van de Boothstraat nog één adres. Volgens de omnummeringslijst 1890 werd het adres Boothstraat wijk H no. 601 vernummerd tot Boothstraat 14. Ook op de bovenaan deze pagina getoonde foto uit 1915 (HUA, catalogusnr. 75485) heeft het huis nog één voordeur.
Eind april 1897 verhuisde Van Blaricum met zijn echtgenote naar Nijmegen (Bevolking 1890-1899; deel 7710, 1ste afdeling, blad 451).
Hermanus Wegerif
In januari 1897 werd Boothstraat 14 publiek geveild (De Gooi- en Eemlander: nieuws- en advertentieblad, 02-01-1897, Delpher):
De Notarissen A. P. VAN DER VLUGT te Utrecht en L. J. KEULS te Laren, zullen op Zaterdag 23 Januari 1897, namiddags 6 ure, in het lokaal van openbare verkoopingen Achter St. Pieter te Utrecht, publiek veilen en verkoopen:
Een op aangenamen stand in het midden der stad gelegen, goed onderhouden dubbel Heerenhuis met Tuin, te Utrecht, aan de Boothstraat 14, hoek Voorstraat, bevattende beneden 4 en boven 5 Kamers, Keuken, Kelders, Zolder, enz., kadaster Sectie A, 557, groot 2 a., 10 c., zijnde het perceel geheel voorzien van Gas- en Waterleiding en electrische Schellen.
Te aanvaarden 1 Mei a.s. of vroeger. Breeder bij biljetten. Nadere inlichtingen bij genoemde Notarissen. Te bezichtigen Maandag en Vrijdag van elke week en de beide laatste dagen vóór den verkoop, van 2— 4 ure, op vertoon van een toegangbiljet, verkrijgbaar ten kantore van genoemden Notaris VAN DER VLUGT.
In maart 1898 kwam behanger Hermanus Wegerif met zijn echtgenote Louise Christine van Dokkum, twee kinderen en personeel op Boothstraat 14 Utrecht wonen.
Zij verhuisden eind december 1899 naar de Donkere Gaard.
H. de Wit
In 1900 werd Boothstraat 14 openbaar geveild en verkocht voor f 13.500,- aan assuradeur H. de Wit, die hier kantoor ging houden.
Volgens de Rijksgids voor den intercommunalen en den internationalen telephoondienst 1901 (Delpher) had De Wit ook een adres aan de Stadhuisbrug.
In 1906 werd De Wit gearresteerd op verdenking van verduistering (Nieuwe Tilburgsche Courant, 02-05-1906, Delpher; Nieuwsblad van het Noorden, 03-05-1906, Delpher).
Raiffeisenbank
Tijdens een vergadering van de Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank, op 12 januari 1907 in café Buitenlust op de Maliebaan, werd een voorstel van het bestuur om Boothstraat 14 aan te kopen, goedgekeurd.
De Raiffeisenbank had tot dan toe gebruik kunnen maken van het woonhuis van mede-oprichter jhr. Bosch van Amelisweerd, op Voorstraat 63-65. Het notariskantoor was echter opgehouden te bestaan nadat Bosch van Amelisweerd was benoemd tot lid van Gedeputeerde Staten (De Tijd, 12-01-1907, Delpher; Nieuwsblad van het Noorden, 15-01-1907, Delpher).
Vanaf 1912 was de Raiffeisenbank gevestigd op Drift 13.
Bedrijfsverzekering-Maatschappij Lucrum
In september 1913 verhuisde Bedrijfsverzekering-Maatschappij Lucrum haar kantoor van Predikherenkerkhof 4 naar Boothstraat 14 (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 30-09-1913, Delpher).
De foto van Boothstraat 14 bovenaan deze pagina is uit de periode dat Lucrum hier gevestigd was.
In maart 1922 verhuisde het kantoor van Bedrijfsverzekering-Maatschappij Lucrum van Boothstraat 14 naar Keizersgracht 810 in Amsterdam (De Telegraaf, 18-03-1922, Delpher).
Glas- en Verfhandel
In 1922 werd Boothstraat 14 Utrecht openbaar geveild ten overstaan van notaris Beets (die op Boothstraat 6 woonde) en voor f 23100,- verkocht aan A. van Osnabrugge. Blijkens een personeelsadvertentie in het Utrechts Nieuwsblad van 16 februari 1923, p. 11, werd de N.V. glas- en verfhandel Chr. Noster & Co. op Boothstraat 14 gevestigd.
In 1931 startte de echtgenote van Christiaan Noster hier tevens een modevakschool.
Christiaan Noster overleed op 1 april 1942, op 58-jarige leeftijd, in De Bilt (BS De Bilt 1942 O, aktenr. 46).
Uit een personeelsadvertentie in het Utrechts Nieuwsblad van 16 april 1962, p. 6, kan worden afgeleid dat het glasbedrijf later handelde onder de naam Halocel N.V.
Wit- en bruingoedbedrijf
In 1963 werd hier het wit- en bruingoedbedrijf Midden-Nederland N.V. gevestigd dat, blijkens een advertentie in het Utrechts Nieuwsblad van 2 december 1964, p. 19, een jaar later tevens om de hoek, in het pand op Voorstraat 75, opende.
Gekraakt
In 1976 werd Boothstraat 14-16 gekraakt.
Splitsing

Op deze foto uit 1978 heeft twee voordeuren; op de plaats waar eerst het meest linkse raam zat, zit nu een voordeur. Het huis had toen als adressen Boothstraat 14-16. De voordeur moet, gezien een foto uit 1963 in de beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (objectnr. 80.104), tussen 1915 en 1963 zijn gebouwd.
Op een foto uit 1988 (HUA, catalogusnr. 54214) heeft het huis drie voordeuren. De derde voordeur is rechts van de oorspronkelijke voordeur in het midden, op de plek van het raam, geplaatst. Daartoe is de sponning van het raam aan de onderkant verlengd; de bovenkant van de sponning is nog origineel. Volgens het bijschrift had het huis toen nog als adressen Boothstraat 14-16.
Tegenwoordig heeft het huis als adressen Boothstraat 14, Boothstraat 16 en Boothstraat 18-20-22.
Huidige bestemming Boothstraat 14-22 Utrecht
Boothstraat 14-22 heeft een woonfunctie.
Bronnen
- Utrechtsche provinciale en stads-courant: algemeen advertentieblad 14-07-1851 (dageditie), p. 4.
- Algemeen Handelsblad, 3-10-1883 (avondeditie).
- Utrechts Nieuwsblad, 12-06-1900, p. 3.
- Utrechts Nieuwsblad, 05-11-1900, p. 3.
- Utrechts Nieuwsblad, 24-03-1922, p. 3.
- Utrechts Nieuwsblad, 16-02-1923, p. 11.
- Utrechts Nieuwsblad, 07-09-1931, p. 7.
- Utrechts Nieuwsblad, 08-09-1931, p. 2.
- Utrechts Nieuwsblad, 16-04-1962, p. 6.
- Utrechts Nieuwsblad, 30-08-1963, p. 4.
- Utrechts Nieuwsblad, 02-12-1964, p. 19.
Gepubliceerd: 06-06-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 08-01-2024.