
Het huis Drift 13 Utrecht en de Koepelkerk in Renswoude hebben een identieke balustrade. C.L. Temminck Groll stelt in een artikel in het Tijdschrift Oud-Utrecht 1965 dat de balustrades door dezelfde bouwmeester moeten zijn aangebracht. De opdrachtgevers voor de balustrades van Drift 13 en de Koepelkerk in Renswoude kwamen volgens Temminck Groll uit dezelfde familie.
Temminck Groll neemt aan dat de balustrades zeventiende-eeuws zijn. Uit de eigenarengeschiedenis van Drift 13 Utrecht volgt echter dat de balustrades jonger moeten zijn dan Temminck Groll dacht.
De balustrade voor Drift 13 Utrecht
Volgens C.L. Temminck Groll (Utrechtse balusters en Renswoude, p. 68) bestaat er een verband tussen het huis Drift 13 Utrecht en de kerk van Renswoude. Beide hebben een balustrade met “om en om een baluster met een schelp en een die in een pijlpunt met kwasten eindigt”. Volgens Temminck Groll moeten de balustrades dezelfde bouwmeester hebben gehad en kwamen de opdrachtgevers uit dezelfde familie.
De bedoelde balustrade staat overigens niet op het perceel, maar langs de kant van het water. Volgens Temminck Groll hoorden de walmuren aanvankelijk bij de huizen erachter. Vanaf de zeventiende eeuw werden de gemetselde muren door de eigenaren vervangen door balustrades. Opvallend is dat alleen het gedeelte ter hoogte van Drift 13 met schelpen en pijlpunten is versierd.
Wie was de opdrachtgever?
De Koepelkerk in Renswoude dateert van 1639. Opdrachtgever was Johan van Reede, heer van Renswoude. De familie Van Reede had in die periode ook eigendommen rond het Janskerkhof in Utrecht. Het huis Drift 13 hoorde daar echter niet bij.
De personen die Temminck Groll in zijn artikel noemt als mogelijke opdrachtgevers waren geen eigenaar van Drift 13, maar van de huizen op het perceel Drift 9. Temminck noemt Maria van Byler, Godert van Reede, Heer van Rijnestein en Heer van Oudegijn. Als de balustrades in de door Temminck Groll bedoelde periode zouden zijn gebouwd, dan zouden de opdrachtgevers voor die van Drift 13 Guido de Gistelles en Maria van Colenberch moeten zijn geweest of uit de familie Van Lockhorst (de volgende eigenaren) moeten komen.
Het is niet ondenkbaar dat er een verbouwing heeft plaatsgevonden in de periode dat De Gistelles en Van Colenberch eigenaar van Drift 13 waren. Op 17 november 1635 werd het huis door Maria van Colenberch aan juffr. Catharina Hardeboll v.d. Lier Alckmade getransporteerd. In die transportakte wordt het huis (voor het eerst) enkelvoudig beschreven als ‘huijsinge’.
Desondanks vermoed ik dat de balustrade voor Drift 13 zeker 115 jaar jonger is dan Temminck Groll stelt. Er is namelijk wel een overeenkomst in de eigenarengeschiedenis van Kasteel Renswoude en Drift 13 Utrecht, maar die dateert van de achttiende eeuw.
Maria Jacoba Pynssen van der Aa
In oktober 1742 werd Drift 13 gekocht door Maria Jacoba Pynssen van der Aa, weduwe van Leonard Taets van Amerongen (1700-1736). Zij is de verbindende factor tussen Drift 13 en de Koepelkerk te Renswoude.
Maria Jacoba Pynssen van der Aa (1703–1766) was een dochter van Gerard Maximiliaen Pijnssen van der Aa en Johanna Antonetta van Lynden. Haar moeder was een dochter van Jacoba Maria van Reede en Steven van Lynden. Jacoba Maria van Reede (1649-1731) was een zuster van Frederik Adriaan van Reede van Renswoude (1659-1738), vrijheer van Renswoude.
Frederik Adriaan van Reede van Renswoude was getrouwd met Maria Duyst van Voorhout. Zij woonden vanaf 1730 op Janskerkhof 13. Frederik Adriaan van Reede van Renswoude overleed op 12 december 1738, aan het Janskerkhof. Zijn weduwe Maria Duyst van Voorhout overleed in april 1754. Frederik Adriaan van Reede van Renswoude en Maria Duyst van Voorhout werden beiden begraven in de kerk van Renswoude.
Het huwelijk van Frederik Adriaan van Reede van Renswoude en Maria Duyst van Voorhout bleef kinderloos. Frederik Adriaan van Reede van Renswoude had zijn echtgenote als erfgename aangewezen. Zo werd kasteel Renswoude eigendom van Maria Duyst van Voorhout.
Maria Duyst van Voorhout is bekend gebleven vanwege haar nalatenschap. In 1749 maakte zij een testament waarin zij vrijwel haar hele vermogen naliet aan de weeshuizen van Utrecht, Delft en Den Haag. Dit deed zij onder de voorwaarde dat het geld zou worden besteed aan onderwijs voor kansarme maar begaafde wezen in technische beroepen.
Kasteel Renswoude behoorde niet tot dit vermogen. Maria Duyst van Voorhout legateerde Kasteel Renswoude aan de achternicht van haar echtgenoot, Maria Jacoba Pynssen van der Aa, weduwe van Leonard Taets van Amerongen. Zo kwam Kasteel Renswoude en de koepelkerk van Renswoude in handen van de familie Taets van Amerongen.
Het hekwerk aan de Drift
Maria Jacoba Pynssen van der Aa was tussen 1742 en 1766 eigenaresse van Drift 13. Voor de Liberale gifte 1748 werd Maria Jacoba Pynssen van der Aa met vier kinderen en vier personeelsleden op dit adres geregistreerd. Volgens het begraafregister overleed zij op 28 oktober 1766, in haar woonhuis aan de Drift.
Maria Duyst van Voorhout, vrijvrouwe van Renswoude, overleed op 26 april 1754. Op 28 april 1754 werden in opdracht van de executeurs-testamentair kisten, kasten, laden en bureaus in haar sterfhuis – Janskerkhof 13 – verzegeld. De executeurs hebben vervolgens enkele jaren vanuit Janskerkhof 13 aan de afwikkeling van haar testament gewerkt. Maria Jacoba Pynssen van der Aa kon vermoedelijk vanaf 1755 over Kasteel Renswoude beschikken (akkoord, 1755).
Wanneer precies de balustrade is aangebracht is onduidelijk. Het zal in ieder geval zijn in de periode dat zij zowel eigenaresse van Drift 13 als de koepelkerk van Renswoude was, derhalve tussen 1754/5 en 1766. Op 22 april 1767 werd Drift 13 door de kinderen van Maria Jacoba Pynssen van der Aa verkocht.
Koepelkerk Renswoude
De balustrade aan de Drift zou een kopie kunnen zijn van een oudere balustrade bij de kerk. Aannemelijk is dat echter niet. Op tekeningen van de koepelkerk van Renswoude uit de eerste helft van de achttiende eeuw is te zien dat de balustrade toentertijd glad was. De balustrade had ook een andere vorm dan tegenwoordig.
Vermoedelijk heeft Maria Jacoba Pynssen van der Aa beide balustrades laten aanbrengen, dus ook die van de kerk van Renswoude.
Rest de vraag wat de betekenis is van de schelp en de pijlpunt met kwasten. Noch het familiewapen Pynssen van der Aa, noch het familiewapen Taets van Amerongen kan hiervoor de inspiratiebron zijn geweest. Beide familiewapens bevatten alleen dwarsbalken.
De schelp heeft veel weg van de jacobsmantel of sint-jacobsschelp, het symbool van pelgrims. Zou Maria Jacoba Pynssen van der Aa de schelp hebben gekozen vanwege haar naam Jacoba? Of zou een van haar kinderen een pelgrimstocht hebben gemaakt?
Conclusie
Drift 13 Utrecht en de Koepelkerk Renswoude hebben een identieke balustrade. Met Temminck Groll ben ik het eens dat het zeer waarschijnlijk is dat beide balustrades in opdracht van dezelfde persoon zijn aangebracht. De enige periode waarin Kasteel Renswoude en het huis Drift 13 Utrecht in handen van dezelfde eigenaar waren, was tussen 1754 en april 1767. De balustrade voor Drift 13 Utrecht kan dus niet “origineel 17de eeuws” zijn, zoals Temminck Groll concludeert. Maria Jacoba Pynssen van der Aa (1703-1766) moet de opdrachtgeefster zijn geweest.
Bronnen
- C.L. Temminck Groll, Utrechtse balusters en Renswoude, Maandblad Oud-Utrecht, 1965, p. 67-68.
Gepubliceerd: 15-11-2017 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 17-02-2022.