
Gilden hebben een belangrijke rol in de geschiedenis van Utrecht gespeeld. Vanaf de veertiende eeuw kwamen alle gilden op 1 februari (op onser Vrouwen-avont te Lichtmisse) op het Janskerkhof in gemene morgenspraak bijeen.
De positie van de Utrechtse gilden in het stadsbestuur werd vastgelegd in gildenbrieven. In de gildenbrief van 31 maart 1455 werd het aantal gemene morgenspraken op (minimaal) vier per jaar gesteld.
Utrechtse Gilden
Utrecht had van oorsprong 21 gilden:
- Wantsnijdersgilde
- Snijdersgilde
- Bakkersgilde
- Molenaarsgilde
- Linnenweversgilde
- Vleeshouwersgilde (in 1433 vervangen door het Brouwersgilde)
- Viskopersgilde
- Louwersgilde
- Wolweversgilde
- Marsliedengilde
- Boterliedengilde
- Corduaniersgilde
- Oude-corduaniersgilde
- Korenkopersgilde
- Oude-wantsnijdersgilde
- Steenbikkersgilde
- Grauwwerkersgilde
- Riemsnijdersgilde
- Bijlhouwersgilde
- Smedengilde
- Zadelaarsgilde
De Utrechtse gilden hadden veel macht in de middeleeuwen. Om de te grote macht van de vleeshouwers terug te dringen werd in 1432 door de Utrechtse raad bevolen om het Vleeshuis bij het stadhuis af te breken. Er kwamen twee nieuwe vleeshuizen, de Grote Vleeshal aan de Voorstraat en de Kleine Vleeshal aan de Lange Nieuwstraat. Het Jansveld dankt zijn oorspronkelijke naam, Achter ’t Vleeshuis, hieraan. Een jaar later werd het vleeshouwersgilde opgeheven en werden de vleeshouwers over de andere gilden verdeeld.
In 1527 werd het aantal gilden teruggebracht tot veertien. De gilden van de molenaars en de linnenwevers werden opgeheven. De wolwevers werden bij de louwers gevoegd, de oude-corduaniers bij de corduaniers, de oude-wantsnijders bij de riemsnijders, de steenbikkers bij de korenkopers en de zadelaars bij de grauwwerkers.
Gemene morgenspraak en gewone morgenspraak
De Utrechtse gilden hielden twee soorten vergaderingen, de gemene morgenspraak en de gewone morgenspraak.
De gemene morgenspraak was een gelijktijdige bijeenkomst van alle Utrechtse gilden, waarbij elk gilde afzonderlijk vergaderde onder zijn eigen oudermannen. Deze vergaderingen dienden ter verkiezing van de oudermannen en de raden.
De gewone morgenspraak diende ter bespreking van de belangen van het bedrijf, het maken van keuren en het berechten van geschillen tussen de leden. Deze vergaderingen werden gehouden zo vaak als nodig was.
Gemene morgenspraken op het Janskerkhof
De gemene morgenspraken vonden plaats op het Janskerkhof. Het Janskerkhof was in die tijd de enige geschikte plaats in de stad om met grote aantallen mensen samen te komen. In de gildenbrief van 31 maart 1455 werd bepaald dat de gilden vier gemene morgenspraken per jaar dienden te houden. Ook de locatie van de vergaderingen werd nader bepaald.
J.C. Overvoorde en J.G.C. Joosting (p. 87-88, 92):
“33. Item so mogen die gilden morgensprake houden in horen gilden, so dick hem dat gelieft, van saken horen gilden anruerende, een ygelic op syn oude gewoentlike stede. Mer van anderen saken, oec van wat saken het syn, sel men vergaderen op sunte Jans-kerchoff; mer men sell op sinte Jans-kerchoff geen gemeen morgensprake houden buten haesteliken lasten, stat ende lant off den gemenen gilden anruerende, ten sij dat twe gilden te minsten overcomen gemeen morgensprake te hebben; ende als twe gilden off meer dan overgecomen syn gemeen morgensprake te hebben, so sellen sy die sake den overst oudermans te kennen geven in scrifte, wairom sy die morgensprake hebben willen. Ende dan sellen die overst oudermans terstont die morgensprake laten leggen, sonder vertreck. Ende dan sel men die sake in den gilden brengen.
55. Item so sel men op sunte Jans-kerchoff tot ewigen dagen durende vier gemeene morgenspraken alle jair hebben, te weten telken des eersten werkedages, nadat onser stat sysen vercoft wesen sellen; ende dair sel men dan lesen een ygelic in sinen gilde den gildenbrieff, opdat den gemenen gildebroederen dat inhouden des briefs int hoeft blive, om een ygelic hem dairna te rechten.”
De gemene morgenspraak werd in 1528 afgeschaft, met het verdwijnen van de politieke macht van de gilden.
Gilden in refter Minderbroedersklooster
De gilden hadden gildehuizen voor hun eigen vergaderingen. Het boterliedengilde en het brouwersgilde vergaderden echter in de refter van het Minderbroedersklooster aan het Janskerkhof, totdat in 1581 de refter in gebruik werd genomen als Statenkamer.
Na de reformatie
Ook na de reformatie werden nog ruimten van het oude Minderbroedersklooster door gilden gebruikt. Nico Slokker (p. 255/256):
“Op 25 februari 1661 besloot de vroedschap een vergaderplaats toe te wijzen aan het ‘Lakenbereyders Gildt’ en wel ‘het Segel-huys aen de Gansmerckt gelijck het bij ’t Drapiersgildt wordt gebruyckt alwaar dit gildt sal mogen compareren op Dijnsdach, Donderdagh ende Saturdagh ten ware de Drapiers op een der voors. dagen extraord. waren geladen’. Op 18 maart van hetzelfde jaar besloot het stadsbestuur: ‘Die vant Schoenmakersgildt is op haer versoeck toegestaan haer Gilden-vergaderinge te houden opt pandt van de Minrebroeders neffens het Segelhuijs gelyck heml. Bij d’ heeren Camers out ende nieuw is aengewesen die voorts geautoriseert syn tottet approprieren van dien ten meesten oirbaar en minsten coste’.”
Bronnen
- Samuel Muller Fzn., De gilden en het regeeringstoezicht op handel en nijverheid in de middeleeuwen, in: De Gids, 1897 en 1898 (deel 1, vervolg, en slot).
- J.C. Overvoorde en J.G.C. Joosting, De Gilden van Utrecht tot 1528, deel I, 1897.
- N. Slokker, Ruggengraat van de stad: De betekenis van gilden in Utrecht 1528-1818, Amsterdam 2010 (pdf).
- Gildebrieven van Utrecht (1304 en 1341). Uitleg, Website Sinteloyengasthuis.
Gepubliceerd: 11-03-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 03-01-2019.