Home » Blog » Godart van Reede en de kolonie op Stateneiland

Godart van Reede en de kolonie op Stateneiland

Johannes Vingboons, Stateneiland en Manatus gelegen op de Noo[r]t Rivier, 1639
Johannes Vingboons, Manatus gelegen op de Noo[r]t Rivier, 1639

In 1640 sloot Godart van Reede, bewoner van het voormalige huis Drift 9, een overeenkomst met Cornelis Melyn over de oprichting van een kolonie in Nieuw-Nederland op Stateneiland.

Cornelis Melyn

De kolonist Cornelis Melyn was afkomstig uit Antwerpen. Hij was in april 1627 in Amsterdam getrouwd met Jannetje Adriaenss. Het echtpaar kreeg vermoedelijk twaalf kinderen; de eerste negen kinderen werden tussen 1628 en 1640 in Amsterdam gedoopt; de jongste drie werden tussen 1643 en 1646 in Nieuw Amsterdam gedoopt.

In 1638 had Cornelis Melyn een tocht naar Stateneiland gemaakt aan boord van het schip Het Wapen van Noorwegen. Bij thuiskomst in Nederland had Melyn om het patroonschap van Stateneiland verzocht, dat hem op 3 juli 1640 werd toegekend. Voorwaarden voor de uitgifte van een patroonschap waren dat de ontvanger ervan een nederzetting moest stichten en ervoor moest zorgen dat er zich ten minste vijftig nieuwe kolonisten, ouder dan vijftien jaar, zouden vestigen.

Nog in de zomer van 1640 wilde Cornelis Melyn, vergezeld door een groep kolonisten, terug naar Stateneiland om zijn patroonschap in bezit te nemen. Het schip waarop zij voeren werd echter bij Duinkerken gekaapt.

De overeenkomst over Stateneiland

Godart van Reede
Godart van Reede, 1646-1648 (collectie Rijksmuseum)

De Utrechter Godart van Reede (1588-1648) hielp Cornelis Melyn om een nieuwe poging te ondernemen. Op 13 juni 1640 sloten Van Reede en enkele medeparticipanten een overeenkomst met Cornelis Melyn over de oprichting van een kolonie in Nieuw-Nederland op Stateneiland. De overeenkomst werd ten huize van Godart van Reede gesloten, ten overstaan van de Utrechtse notaris Gerard Vastert.

De overeenkomst, die werd afgesloten voor de duur van zes jaren, toont aan dat bij de kolonisatie van Nieuw-Nederland ook Utrechters betrokken waren.

Procuratieakte

Deze overeenkomst is niet het enige stuk dat ik in de index op het notarieel archief over deze kolonies vond. Kennelijk werden de afspraken niet door alle medeparticipanten nagekomen.

In november 1641 gaven Godart van Reede, Reynout van Tuyll van Serooskercke en Gerardt van Rhede tot Drakesteijn procuratie aan de Amsterdammer Philips Denys om f. 489-0-0 te vorderen van Martinus Corten en tevens om van Corten en kapitein Willem van Nyhoff, de bedragen te vorderen die zij beloofd hadden te voldoen in de compagnie van de kolonie van Nieuw-Nederland.

De procuratieakte werd opgesteld ten huize van Reynout van Tuyll van Serooskercke, ontrent de Wittevrouwenbrugh. Reynout van Tuyll van Serooskerke woonde op Drift 8. Hij was getrouwd met Agnes van Reede, dochter van Ernst van Reede en Elisabeth van Utenhove. De derde comparant, Gerard van Reede van Drakestein, was de broer van Agnes. Hij kwam in 1651 aan het Janskerkhof wonen. De twee neven van Godart van Reede behoorden kennelijk tot de medeparticipanten uit de overeenkomst van 1640.

Tot slot

Drie bewoners van het Janskerkhof waren betrokken bij de kolonisatie van Nieuw Nederland. Zij waren overigens uitsluitend financieel betrokken. In de index op het Utrechtse notarieel archief zijn ook stukken te vinden over Utrechters die daadwerkelijk naar Nieuw Nederland vertrokken. Bewoners van het Janskerkhof heb ik onder hen nog niet gevonden. Wel een nicht van burgemeester Johan van Nellesteyn, bewoner van Janskerkhof 15a. Sophia van Wijckersloot, dochter van zijn oom Hendrik Jansz van Wijckerslooth en Catharina Vosch, bevond zich in Nieuw-Nederland toen in 1680 het besloten testament van haar vader werd geopend.

Bronnen

Gepubliceerd: 28-06-2016 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 05-04-2022.

Scroll naar boven