
Boothstraat 19 Utrecht (tot 1890: Boothstraat wijk H no. 602) is een rijksmonument. Het huis werd gebouwd na de aanleg van de Boothstraat.
Rijksmonument
Boothstraat 19 wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36022) omschreven als: “Pand met gevel met rechte kroonlijst. 19e eeuw.”
Claustraal erf V
Boothstraat 19 Utrecht is gebouwd op grond die in de middeleeuwen bij claustraal erf V hoorde. Claustraal erf V besloeg in de breedte de huidige percelen Janskerkhof 14 en Janskerkhof 15. Het perceel liep van de noordzijde van het Janskerkhof tot aan de Voorstraat.
Dominicus Vreelandt
In 1661 liet Gerardt van Rhede van Drakestein, eigenaar van claustraal erf V, een erf “met het getimmer ende materialen daer op staende” aan de Voorstraat oosthoek Boothstraat transporteren aan metselaar Dominicus Vrelandt. Het transport omvatte de percelen Boothstraat 19, Voorstraat 77 en Voorstraat 79.
Dominicus Vreelandt (1613-1662) was in 1642 getrouwd met Maeijchen van Hobooken.
In januari 1662 gaf Dominicus Vreelandt procuratie om voor het gerecht van Utrecht ten behoeve van Geertruydt Huydecopers, weduwe van Jacob Rotgans, wonende te Breukelen, een plecht van f 2000,- te vestigen op twee annexe huizen in de Voorstraat en Boothstraat.
Dominicus Vreelandt overleed in juni 1662, bij de Jacobibrug, nalatende zijn vrouw en onmondige kinderen. Hij werd begraven in de Jacobikerk.
Johan Molman en Elisabeth Rochus
In 1664 transporteerde Maycken van Hoboocken, weduwe van Dominicus Vrelandt, het perceel Boothstraat 19 aan Johan Molman en Elisabeth Rocus. Het perceel werd in de akte omschreven als “grond en erff van de huysinge”. De belendingen waren noordwaarts de verkoopster (Voorstraat 77 en Voorstraat 79) en zuidwaarts Thonia (Thomas) van Wijckersloot (Boothstraat 17). Aan de achterkant grensde het perceel aan het erf van Grietjen Lobe, weduwe van Frans van der Meer (Voorstraat 81).
Het echtpaar Molman had tot hun verhuizing naar Boothstraat 19 op het Janskerkhof, in een huis tegen de Janskerk, gewoond. Johan Molman was vanaf 1640 schout van Sint Jan. Ook was hij custos van de universiteitsbibliotheek in de Janskerk (D. Grosheide e.a., dl 1, p. 67).
Johan Molman overleed op 29 juni 1668. Hij werd begraven in de Catharijnekerk.
Elisabeth Rochus en Vincent van Dompselaer
In 1671 hertrouwde Elisabeth Rochus, weduwe van Johan Molman, met Vincent van Dompselaer, weduwnaar van Maria van Aller en eerder van Stijnjen van Schaijck. In 1681 worden Vincent van Dompselaer en zijn echtgenote als belending genoemd in een verkoopakte van Voorstraat 77. De naam Van Dompselaer wordt in akten op diverse manieren geschreven; ook vaak zonder p.
Vincent van Dompselaer maakte in 1684 een testament, waarin hij zijn vier kinderen Johannes, Jacobus, Gerardus en Huberta als erfgenamen aanwees.

Huberta van Dompselaer trouwde in 1687 met predikant Henricus Nahuys (1656-1722). Op 18 april 1688 waren Vincent van Domselaer en Elisabeth Rochus getuigen bij de doop van hun kleindochter Maria Elisabeth Nahuijs in Delfshaven. Hun kleinzoon Gerard Johannes Nahuys zou in 1770 trouwen met Catharina Walborg van Mansveld (zie Boothstraat 8).
In een codicil van 6 juli 1688 bepaalde Vincent van Domselaer dat zijn echtgenote Elisabeth Rochus lijftocht zou genieten aan een jaarlijks bedrag van f 100,- uit zijn nalatenschap. Hij kreeg lijftocht aan het huis in de Boothstraat uit haar nalatenschap.
Elizabeth Rochus, huisvrouw van Vincent Domselaer, overleed op 16 juli 1688, nalatende mondige erfgenamen. Zij werd begraven in de Jacobikerk.
Johannes van Dompselaer
Bij de boedelscheiding van 30 augustus 1688 door de erven Elisabeth Rochus, in leven weduwe van Vincent Domselaer, werd Boothstraat 19 toebedeeld aan Johannes van Dompselaer. Johannes van Dompselaer was een zoon van Vincent van Domselaer.
Vincent (vermoedelijk wordt Johannes bedoeld) Dompselaer overleed op 14 december 1714 in de Boothstraat, nalatende mondige erfgenamen.
Willemina Appelaer
In 1715 verkochten de erven Johan Dompselaer het huis aan Willemina Appelaar. Zij was een dochter van de drukker Broer Appelaer. Volgens de transportakte uit mei 1717 stonden boven een ledikant en een voetenbank, en waren er liggende en staande haardplaten. In oktober 1717 kocht Willemina Appelaer huisraad voor haar nieuwe woning.
In een codicil van 6 mei 1718 nam Willemina Appelaar bepalingen over Boothstraat 19 op. Ook wees zij voogden aan voor haar nicht en erfgename Aletta Appelaer. Aletta Appelaer (1710-1762) was een dochter van haar broer Frederick Broer Appelaer en Maria de Wit.
Willemina Appelaer overleed op 22 mei 1718, wonende in de Boothstraat. Zij werd begraven in de Jacobikerk.
Op 24 mei 1718 werden het besloten testament en het codicil van Willemina Appelaar geopend.
Sara Luyt
Willemina Appelaar had bepaald dat haar tante Sara Luyt, weduwe van Peter Sandra, zes maanden lang in haar huis mocht blijven wonen. Uit de formulering lijkt te kunnen worden opgemaakt dat Sara Luyt bij Willemina Appelaer in huis had gewoond.
Aletta Appelaar
In augustus 1732 kreeg Aletta Appelaar van haar stiefvader Hendrik Smidding toestemming om met de weduwnaar Arnoldus van Ha(a)ften (?-1769) te trouwen. In september 1732 gaf hij procuratie om in Rotterdam te assisteren bij het passeren van de huwelijkse voorwaarden. Ook het huwelijk vond plaats in Rotterdam.
Het echtpaar Van Haaften-Appelaar heeft nooit op Boothstraat 19 gewoond. Tussen 1734 en 1743 lieten zij acht kinderen in Rotterdam dopen, wonende in de Hoogstraat aldaar.
In 1761 tekenden hun kinderen Gerard van Haaften en Anna Maria van Haaften, wonende in Rotterdam, een schuldbekentenis wegens een lening. Zij gaven procuratie aan de Utrechtse makelaar Johannes van Wijk om bij aanmaning het huis in de Boothstraat te Utrecht te verbinden.
Maria Kolff en Johanna Kolff
In 1762, twee maanden na het overlijden van hun moeder Aletta Appelaar, werd Boothstraat 19 door Gerard van Haaften en Anna Maria van Haaften getransporteerd aan Maria en Johanna Kolff. Maria Kolff (1715-1798) en Johanna Kolff (1719-1803) waren zusters van hun Rotterdamse notaris Gualterus Kolff (1710-1763).
In juli 1763 gaven de zusters Kolff, wonende in Utrecht, procuratie tot het scheiden van de boedels van hun broer Gualterus Kolff en van diens overleden echtgenote Johanna Cornelia van de Lande en aanbreng te doen van de goederen voor het collateraal. In september van dat jaar kochten de zussen (mogelijk met het geld van de erfenis) van Johan Hendrik Hartman Bätz een “sekeren hof met zijn steene speelhuijs daarinne”, in de eerste steeg aan de oostzijde van de Maliebaan.
Abraham Petrus Corff
In juli 1776 verkochten Maria Kolff en Johanna Kolff Boothstraat 19 aan Abraham Petrus Corff (1735-1824). In oktober 1776 kochten de zusters Kolff een huis aan de Oudegracht.
In 1777 vestigde Abraham Petrus Corff een hypothecaire cautie op het huis. Deze diende als borgstelling voor de goede en getrouwe waarneming van de wijkmaning van het huisgeld van de wijken Fortuijn en Bloedkuijl. Corff heeft dit werk tien jaar gedaan. In 1787 namen Jacobus Schroot en Johannes van Driel de taken van Abraham Petrus Corff inzake de collecte van het Dubbeld Huisgeld en het Haardsteede geld in de wijken Fortuin (de latere wijk G) en Bloedkuil (de latere wijk H) over (Oprechte Nederlandsche Courant, 03-05-1787, Delpher).
In 1791 trouwde Abraham Petrus Corff, onder huwelijkse voorwaarden, met Hester Bor (1754-1831). Tijdens de volkstelling van 1813 werden Abraham Petrus Corff en Hester Bor op dit adres geregistreerd.
Abraham Petrus Corff overleed op 20 juni 1824, op 88-jarige leeftijd, op zijn woonadres Boothstraat H no. 602 (BS Utrecht 1824 O, aktenr. 453).
Hester Bor
In de OAT 1832 wordt de weduwe Hester Bor als eigenaresse van perceel A 550 (huis en erf) vermeld.
Hester Bor, weduwe van Abraham Petrus Corff, overleed op 18 maart 1831 op haar woonadres Boothstraat wijk H no. 602 (BS Utrecht 1831 O, aktenr. 326).
Anthonia Versteegh
Tijdens de volkstelling van 1840 werden Anthonia Versteegh, weduwe van Jan van der Pant (-1807), haar zoon Maurits Gerard van der Pant en dochters Antoinetta Jeanette en Anna Theresia, weduwe van Pieter Daniel Welter, haar kinderen Willem Leonard Welter en Anna Sophia Welter, en een dienstmeid op Boothstraat 19 geregistreerd.
Antonia Versteegh, geboren te Leersum, overleed op 9 oktober 1843, op vierentachtig-jarige leeftijd, op haar woonadres Boothstraat wijk H no. 602 (BS Utrecht 1843 O, aktenr. 923).
Jacob Soblet
In het bevolkingsregister 1850-1859 staan Jacob Soblet (1774-1850), zijn echtgenote Anna Elisabeth Gravestein (1785-1853), hun dochter Anna Elisabeth (1815-) en een dienstmeid op dit adres ingeschreven.
Jacob Soblet overleed op 5 september 1850, wonende op Boothstraat H 602 (BS Utrecht 1850 O, aktenr. 811).
Anna Elisabeth Gravestein, weduwe van Jacob Soblet, overleed op 5 maart 1853, wonende Boothstraat H 602 (BS Utrecht 1853 O, aktenr. 317).
Margaretha Gunning
Het huis werd vervolgens bewoond door Margaretha Gunning (1798-1881), weduwe van Hendrik Willem van Marle, en haar vijf kinderen. Zij had inwonend personeel (Bevolking 1850-1859; deel 7527, wijk H, blad 851).
Margaretha Gunning en haar kinderen verhuisden op 1 mei 1860.
Johannes Lamaire
In december 1860 werd het huis betrokken door Johannes Lamaire (1810-), zijn echtgenote Johanna Christina Wildschut, hun vier kinderen en een dienstmeid (Bevolkingsregister 1866-1878 Wijk H blad 1143).
Het gezin Lamaire woonde eerder op Drift 5 (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 23-03-1857).
Johannes Lamaire was hoofdagent voor een verzekeringsmaatschappij (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 21-05-1861, p. 4, Delpher; Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 07-12-1863).
Het gezin Lamaire verhuisde op 29 april 1864 naar G 377 (Ambachtstraat 4).
Coenraad Proper
In 1864 werd Boothstraat 19 op een veiling te koop aangeboden. In een advertentie in de Opregte Haarlemsche Courant van 8 februari 1864, p. 4 (Delpher) werd het huis als volgt beschreven:
“Eene HEERENHUIZINGE, erf grond en plaats, gelegen te Utrecht, aan de westzijde [sic] van de Boothstraat, wijk H n°. 602. Bestaande in gang, drie beneden- en drie bovenkamers, keuken, droogzolder met twee dienstbodenkamers, vliering en kelder.”
Boothstraat 19 werd, volgens een bericht in het Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad van 29 februari 1864, p. 4 (Delpher), voor f 7000,- verkocht aan Coenraad Proper.

Coenraad Proper (1826-1902) was muntgezel bij ’s Rijks Munt (Bevolkingsregister 1866-1878 Wijk H, bladnr. 1143).
Volgens de omnummeringslijst 1890 werd het huis (wijk H no. 602) in 1890 hernummerd in Boothstraat 9 (de huizen en kerk aan het begin van de Boothstraat bestonden toen nog niet).
In 1896 vierde Coenraad Proper zijn vijftigjarig ambtsjubileum bij ’s Rijks Munt. Ter gelegenheid hiervan werd een erepenning geslagen (collectie Centraal Museum, inventarisnr. 1226).
Het gezin Proper verhuisde in juli 1898 naar de F.C. Dondersstraat (Bevolkingsregister 1890-1900 Wijk AI, bladnr. 448).
Theodorus Petrus Ruijs
In oktober 1898 kwam Theodorus Petrus Ruijs (1852-1938) met zijn gezin op Boothstraat 19 Utrecht wonen. Theodorus Petrus Ruijs was slachter van beroep. Hij was een zoon van Jan Ruijs en Cornelia Maas (Voorstraat 81). Volgens het Bevolkingsregister 1890-1900 Wijk AI (bladnr. 448) was Voorstraat 81 zijn voormalige adres.
Omstreeks 1900 – na de bouw van Boothstraat 3, Boothstraat 5, Boothstraat 7 en Boothstraat 9-9a – is het huis omgenummerd tot Boothstraat 19 Utrecht.
In 1901 verhuisde het gezin Ruijs naar Voorstraat 81 (Bevolkingsregister 1900-1912, Wijk 1, blad 472).
Corn. Rijksen

In 1942 werd Boothstraat 19 Utrecht te koop aangeboden. Het huis werd op dat moment verhuurd voor f 35.- per maand (Utrechtsche Courant, 06-05-1942, Delpher). Het huis werd gekocht door Corn. Rijksen voor f 7450,- (Utrechtsche courant: nieuws- en advertentieblad, 06-06-1942, Delpher).
Verbouwing
In het begin van de twintigste eeuw was, blijkens bovenstaande foto, uit de collectie van Het Utrechts Archief, de stoep van Boothstraat 19 Utrecht nog versierd met smeedijzeren bogen. Deze bogen zijn bij een verbouwing in 1949 verwijderd (bouwdossier 1671, HUA).
Huidige bestemming Boothstraat 19 Utrecht: studentenhuis
Boothstraat 19 Utrecht wordt bewoond door studenten.
Bronnen
- Iets over de couranten en dagbladen in het algemeen, en die van Utrecht in het bijzonder; de laatste uit onuitgegeven stukken, in de archieven alhier berustende, te zamengesteld, Utrecht voorheen en thans: tijdschrift voor geschiedenis, oudheden en statistiek van Utrecht / N. van der Monde, 2e serie, jg. 3 (1846), p. 161-167 en 181-192.
- D. Grosheide e.a., Vier eeuwen universiteitsbibliotheek, 1986.
- Familievereniging Kolff.
- Familiearchief Van Dompselaer, CBG, FA/Domp/00405.
Gepubliceerd: 08-06-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 08-01-2024.