Boothstraat 8 Utrecht – Hostel Strowis

Boothstraat 8 Utrecht
Boothstraat 8 (collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Boothstraat 8 Utrecht (tot 1890: Boothstraat wijk H no. 598) is een rijksmonument. Na twee decennia gekraakt geweest te zijn, werd in het najaar van 1998 op Boothstraat 8 een hostel geopend. Hostel Strowis werd gerealiseerd door Stichting Voorstaete.

Rijksmonument

Boothstraat 8 Utrecht wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36025) omschreven als:

“Pand met gevel met rechte kroonlijst. Links van de deur 3 ramen, rechts 2 XVIIe eeuw. Maakt thans 19e eeuwse indruk.”

Claustraal erf IV

Boothstraat 8 is gebouwd op grond die in de middeleeuwen bij claustraal erf IV hoorde. Claustraal erf IV besloeg in de breedte de huidige percelen Janskerkhof 15a en Janskerkhof 16 (tot de witte uitbouw aan de westzijde) en liep van de noordzijde van het Janskerkhof tot aan de Voorstraat.

Cornelis Booth

Boothstraat 8 Utrecht werd gebouwd in opdracht van Cornelis Booth (1605-1678), de toenmalige eigenaar van claustraal erf IV en bewoner van Boothstraat 6.

Cornelis Booth verkocht vanaf 1661 diverse stukken erf uit zijn perceel, maar hield dit stuk grond voor zichzelf. Volgens de Blaffert van het huisgeld 1678 was Booth eigenaar van het grote huis (Boothstraat 6) en het huis daarnaast. Het huis is mogelijk gebouwd door metselaar Peter van Cothen, die ook de buurhuizen op Boothstraat 10 en Boothstraat 12 heeft gebouwd en van Cornelis Booth 200 gulden korting had gekregen bij de aankoop van die percelen.

Everard Booth

Over de bewoning van het huis in de eerste jaren van zijn bestaan is (nog) niets bekend. Mogelijk werd het huis aanvankelijk bewoond door zijn oudste zoon Everard Booth (1638-1714). Blijkens een akte van voogdijbenoeming van 1670 woonde Everard Booth, die toentertijd ‘raedt ter admiraliteyt tot Harlingen’ was, in de Boothstraat.

In het Rampjaar 1672 hield Everard Booth een dagboek bij. Vermoedelijk woonde hij ook toen in de Boothstraat.

Na het overlijden van zijn ouders is Everard Booth waarschijnlijk naar Boothstraat 6 verhuisd.

Willem Booth en Agatha Teyler

In een procuratieakte van 1711, inzake Boothstraat 10, wordt Everard Booth als belending genoemd. In de transportakte wordt echter gesproken over Everard Booth “ofwel Luijtenant Colonel Booth”. Dat zou wel eens kunnen betekenen dat Everards broer Willem Booth en diens echtgenote Agatha Teyler op Boothstraat 8 woonden.

Willem Booth en Agneta Teyler waren in 1692, onder huwelijkse voorwaardengetrouwd in De Meern, nadat zij in Utrecht in ondertrouw waren gegaan.

Willem Booth overleed op 23 september 1717, wonende in de Boothstraat, nalatende zijn vrouw en geen kinderen. Hij werd begraven in de Geertekerk.

Ook het adres van Agatha Teyler wordt in diverse akten omschreven als Botestraat of Bootestraat, zie bijvoorbeeld haar testament van 1718 en een codicil van 1725. Agatha Teyler, weduwe van luitenant kolonel Willem Booth, overleed op 1 juli 1730, wonende in de Boothstraat, nalatende mondige erfgenamen. Zij werd begraven in de Geertekerk. Op 1 juli vond in haar sterfhuis verzegeling plaats van kisten, kasten e.d. Deze werden op 30 augustus 1730 weer ontzegeld.

Everard de Beer

Vermoedelijk was het huis na het overlijden van Cornelis Booth onderdeel geworden van een onverdeelde boedel. In 1718 werd het huis, uit de boedel van Cornelis Booth en Digna van Wijckerslooth, getransporteerd aan Everard de Beer (1667-1732), zoon van Alidt Booth en Gerard de Beer.

Willem Booth en Agatha Teyler konden het goed vinden met de familie De Beer. Willem Booth had deze familie in zijn codicil van 1717 bedacht. Agatha Teyler had in haar testament van 1724 Cornelis Jan de Beer, een broer van Everard de Beer, aangewezen om, samen met Abraham Jacob van Campen, zaken in haar sterfhuis te regelen.

Everard de Beer heeft hier zelf niet gewoond. De Beer was tevens eigenaar van zijn ouderlijk huis aan de westzijde van de Neude, waarvan hij de helft had geërfd en de andere helft in 1704 van de mede-erven had gekocht. Volgens een overdrachtsakte woonde De Beer daar in 1708. In 1714 was Everard de Beer getrouwd met Hillegonda van Sypesteyn (1675-1754), weduwe van Jacob van Mansvelt (1661-1710), bewoonster van Drift 15.

Everard de Beer overleed op 7 december 1732, wonende aan de Kromme Nieuwegracht, omtrent de Hieronymusschool.

Jan Jacob van Mansvelt en Maria Agneta Bongart

Jan Jacob van Mansvelt (1704-1754)
Jan Jacob van Mansvelt (1704-1754)

Een week na het overlijden van Everard de Beer werd zijn besloten testament geopend. Zijn weduwe Hillegonda van Sypesteyn schonk Boothstraat 8 in 1738 aan haar zoon Jan Jacob van Mansvelt (1704-1754). Volgens de schenkingsakte werd het huis al door Jan Jacob van Mansvelt bewoond.

Jan Jacob van Mansvelt was in 1730 getrouwd met Maria Agneta Bongart (1709-1744). Het echtpaar woonde aanvankelijk aan de Neude. In 1737, ten tijde van de doop van hun zoon Everd Anthonij, woonden zij in de Boothstraat.

Vrouwe Maria Agneta Bongart overleed op 11 december 1744, wonende in de Boothstraat, nalatende haar man en minderjarige kinderen. Zij werd begraven in de Buurkerk.

In 1753 woonde Jan Jacob van Mansvelt nog in de Boothstraat (Naamwijzer Utrecht, 1753).

Jan Jacob van Mansveldt overleed op 27 september 1754 op de Mariaplaats, bij het Waterpoortje, nalatende vier onmondige kinderen. Mogelijk overleed Van Mansveldt in het huis van zijn moeder Hillegonda van Sypesteyn, die op 15 augustus 1754 was overleden, wonende aan de Mariaplaats. Jan Jacob van Mansveldt werd begraven in de Buurkerk.

Erven Van Mansvelt

Op 28 september 1754 lieten Everd van Mansveld en Gysbert Craayvanger, ooms en voogden van de onmondige kinderen, vastleggen dat het begraven van Jan Jacob van Mansveld geen aanvaarding van de nalatenschap inhield. Ook lieten zij drie deuren, een bureau, twee kabinetten, een kast en een lessenaar in het sterfhuis verzegelen. Bij de ontzegeling, enkele weken later, had de mombercamer de voogdij overgenomen.

In november 1754 werd het huis van Hillegonda van Sypesteyn aan de Mariaplaats verkocht aan Gerardus Bernardus Visscher. Hij was de grootvader van Cornelis Govert Visscher (1764-1787), die bij de Slag bij Vreeswijk om het leven kwam. In mei 1768 verhuurde Gerardus Bernardus Visscher het huis aan zijn zoon Bartholomeus Willem Visscher. In de negentiende eeuw werd dit huis, Mariaplaats 14, eigendom van Sociëteit De Vereeniging.

Waar de vier onmondige kinderen na het overlijden van Jan Jacob van Mansveldt zijn gaan wonen, is nog onduidelijk. Evert Anthonij van Mansveldt, onmondig jonkman, overleed op 15 september 1757 op het Oudkerkhof en werd van daar overgebracht naar de Buerstraat. Hij werd begraven in de Buurkerk.

Jacques Elie de Maleprade

Jacques Elie de Maleprade (1693-1774)
Jacques Elie de Maleprade (1693-1774) (collectie Centraal Museum)

In augustus 1758 vond de boedelscheiding door de erven Everd Anthony van Mansveld plaats. Zijn 1/4 deel in het huis in de Boothstraat bleef gemeen.

Volgens de akte werd Boothstraat 8 op dat moment gehuurd door Generaal Major Malparade [Maleprade]. Jacques Elie de Maleprade (1693-1774) was in 1734, met attestatie van Utrecht, in Amsterdam getrouwd met Hendrina Visscher (1715-1793). Tot 1758 had het gezin De Maleprade op Boothstraat 13-15 gewoond.

In 1763 overleed hun zoon Jaques Louis de Maleprade, die in de Voorstraat woonde. Volgens het begraafboek werd zijn lichaam overgebracht naar de Boothstraat, om van daar uit te worden begraven.

Boothstraat 8 bleef gemeen tot de boedelscheiding in 1767, waarbij het huis in handen kwam van Frans Gualtherius van Mansveld (1731-1784) en Catharina Walborg van Mansveld (1742-1781). Hun broer Wouter Cornelis van Mansveld (1739-1769) had procuratie gegeven aan notaris Dirk Wernart van Vloten om zijn 1/3 deel in een huis in de Bodestraat te Utrecht te verkopen en te transporteren. Volgens de akte werd Boothstraat 8 nog steeds gehuurd door Generaal Major Malparade.

Hendrina Visscher (1715-1793).
Hendrina Visscher (1715-1793)

Jacques Elie de Maleprade overleed in oktober 1774, wonende in de Boothstraat, nalatende zijn vrouw en mondige kinderen. Hij werd begraven in de Janskerk.

Wanneer zijn weduwe verhuisd is, is nog niet duidelijk. Hendrina Visscher overleed in 1793, wonende aan het Janskerkhof.

Catharina Walborg van Mansveld trouwde in 1770 met de predikant Gerard Johan Nahuys (1738-1781; biografie). Nahuys werd dat jaar benoemd als predikant in Rotterdam. Tussen 1772 en 1778 liet het echtpaar in Rotterdam vijf kinderen dopen, wonende “in den Oppert”.

In 1778 werd Nahuys als predikant in Amsterdam bevestigd. Op 28 januari 1780 liet het echtpaar hun dochter Johanna Maria dopen in de Oude Kerk te Amsterdam. Nahuys werd in dat jaar hoogleraar in de godgeleerdheid en kerkelijke geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Op 22 juli 1781 lieten zij een zoon dopen in de Hooglandsche Kerk te Leiden. Catharina Walborg van Mansvelt en Gerard Johan Nahuys overleden in 1781 in Leiden.

Jacob van der Werf

In 1783 verhuurden Frans Gualterus van Mansvelt en Rudolph Hendrik Nahuys (de broer van Gerard Johan Nahuys) als voogd van de minderjarige kinderen van G.J. Nahuys en C.W. van Mansvelt, het huis voor drie en een half jaar aan Jacob van der Werf, advocaat ’s hoovs van Utrecht, ingaande op 1 november 1783.

Op 2 november 1783 trouwde mr. Jacob van der Werff met Maria Catharina Susanna Zaal (17581791), dochter van Herman Cornelis Zaal en Clara Wilhelmina van Cleeff (Janskerkhof 15). Zij zijn voor 1791 verhuisd.

Frans Gualtherius van Mansveld, zijnde een meerderjaarige vrijer, overleed op 8 mei 1784 op de Oudegracht bij de Haverstraat, nalatende onmondige erfgenamen.

De erven Nahuys

In juli 1784 deden de overige erfgenamen afstand van de erfenis ten behoeve van de nagelaten kinderen van Gerard Johan Nahuys en Catharina Walborg van Mansvelt. In een akte van 1794 inzake de boedelscheiding van de overleden eigenaar van Boothstraat 6, worden de erven Nahuys als eigenaar van Boothstraat 8 genoemd.

In 1801 trouwde Johanna Maria Nahuijs (1780-1848), dochter van Gerard Johan Nahuys en Catharina Walborg van Mansvelt, met Pieter Verloren van Themaat (ca. 1779-1860).

Pieter de Lesné Harel

Het huis werd verhuurd. Tijdens het bezoek van keizer Napoleon aan Utrecht, in oktober 1811, logeerde de Heer Jornau, Gewoon Heelmeester van de Keizer, bij Harel op Boothstraat H 506.

Tijdens de volkstelling van 1813 werden Pieter de Lesné Harel (ca. 1734-1815) en zijn echtgenote Maria Juditka de Neuwirth (1754-1815) op Boothstraat 8 geregistreerd. Ook de dochters van Maria Juditka de Neuwirth uit haar eerste huwelijk met George Matthes (1747-1801; o.tr. Amsterdam 30-03-1780), Anna Margaretha Matthes, 27 jaar, en Henriette Wilhelmina Matthes, 22 jaar, woonden hier.

Pieter de Lesné Harel en Maria Juditka de Neuwirth waren op 11-12-1801 in ondertrouw gegaan te Amsterdam. Haar beide dochters trouwden in 1814.

Pieter de Lesné Harel overleed op 15 februari 1815, op 81-jarige leeftijd, te zijnen huize staande in de Boothstraat wijk H no. 7 (oude nummering; BS Utrecht 1815 O, aktenr. 189).

Vrouwe Maria Juditka de Neuwirth, geboren te ‘s-Gravenhage, weduwe van Pieter de Lesné Harel, overleed op 6 december 1815, op zestigjarige leeftijd, te haren huize staande in de Boothstraat wijk H no. 7 (BS Utrecht 1815 O, aktenr. 1046).

Elisabeth Hester van Adrichem

Tijdens de volkstelling van 1824 werden Elisabeth Hester van Adrichem (1764-1847), weduwe van Jacob Kien, met haar kinderen Johanna Gijsbertina Elisabeth Thierry de Bije (1791-1861), weduwe van Jan Carel Pronckert (dochter van Elisabeth Hester van Adrichem uit haar eerste huwelijk met Jan Gijsbert Thierry de Bye), Nicolaas Pieter Jacob Kien (1800-1879) en Anna Maria Kien (1802-1865), haar nicht Jeanine Francoise van Adrichem (1806-1884) en drie personeelsleden op Boothstraat 8 geregistreerd (p. 175).

Kleindochter Cecilia Thierry de Bije zou in 1855 trouwen met Hendrik Verloren van Themaat, zoon van de huiseigenaar. Kleindochter Elisabeth Hester Thierry de Bije woonde van 1848 tot haar overlijden in 1850 met haar echtgenoot Christophorus Buys Ballot op Drift 11, dat eigendom was van Pieter Verloren van Themaat.

OAT 1832

In de OAT 1832 staan de advocaat mr. Pieter Verloren en consorten als eigenaar van perceel A561 (huis en erf) vermeld. Pieter Verloren van Themaat en Johanna Maria Nahuijs woonden ten tijde van de volkstellingen van 1820 en 1830 op Drift 11. In 1848 woonde het echtpaar in de Brigittenstraat (BS Utrecht 1848 O, aktenr. 658).

Jacobus Catharinus de Joncheere

Jacobus Catharinus de Joncheere
Jacobus Catharinus de Joncheere (collectie Nederland)

Tijdens de volkstelling van 1830 werd Jacobus Catharinus de Joncheere‏‎ (1801-1858) met zijn echtgenote Helena Cornelia Luberta van Beusechem (1807-1886), twee kinderen en vier personeelsleden op dit adres geregistreerd (p. 545).

Jacobus Catharinus de Joncheere en Helena Cornelia Luberta van Beusechem waren op 27 april 1827 te Utrecht getrouwd. Hun oudste dochter Jacoba Catharina werd in 1828 op Boothstraat wijk H no. 598 geboren (BS Utrecht 1828 G, aktenr. 251). Hun tweede kind werd in 1830 geboren in Harmelen, vermoedelijk op het Huis Harmelen (BS Harmelen 1830 G, aktenr. 28). Hun derde kind werd in 1831 geboren op Drift wijk H no. 614 (=Voorstraat 89; BS Utrecht 1831 G, aktenr. 1273). Daarna is het gezin naar zijn ouderlijk huis op Drift 9 verhuisd.

Lucretia Elisabeth van der Dussen

Tijdens de volkstelling van 1840 werd Lucretia Elisabeth van der Dussen, dochter van Abraham Jacob van der Dussen en Jacquelina Cornelia de Geer (Drift 23), met twee personeelsleden op dit adres geregistreerd. Tijdens de volkstelling van 1820 woonde zij op Janskerkhof wijk G no. 252. Lucretia Elisabeth van der Dussen overleed in 1842, op 93-jarige leeftijd, op haar woonadres Boothstraat wijk H no. 598 (BS Utrecht 1842 O, aktenr. 191).

Op 25 februari 1851 overleed Arnoudina Margaretha Nahuijs (ged. Rotterdam, 31-08-1777), dochter van Gerard Johan Nahuijs en Catharina Walborg van Mansveld, op haar woonadres aan de Kromme Nieuwegracht (BS Utrecht 1851 O, aktenr. 215).

Matthias Margarethus van Asch van Wijck

In april 1851 werd het huis te koop aangeboden. In de advertentie in de Utrechtsche provinciale en stads-courant van 14 april 1851, p. 4 (Delpher), wordt het huis als volgt omschreven:

“Een kapitaal, weldoortimmerd, dubbeld HEERENHUIS, met Erf, Grond en Tuin, staande en gelegen te Utrecht, aan de westzijde van de Boothstraat, wijk H no. 598, voorzien van een gestukadoorden, met wit marmersteenen bevloerden gang en vestibule, drie benedenkamers, allen behangen, geplafonneerd, en schoorsteenen met marmeren mantels, vijf bovenkamers, allen behangen, drie met stookplaatsen en vier geplafoneerd, – provisiekamer, welingerigte keuken, met wel- en regenwaterspomp, – drie extra goede kelders, ruime zolder, vliering, enz., – verhuurd om f 750 ’s jaars, en te aanvaarden 1. Nov. 1851.”

Matthias Margaretus van Asch van Wijck
Matthias Margaretus van Asch van Wijck, 1870 (collectie Nederland)

Het huis werd betrokken door Matthias Margarethus van Asch van Wijck (1816-1882), een zoon van de vroegere burgemeester Hubert Matthijs Adriaan Jan van Asch van Wijck (1774-1843). Matthias Margarethus van Asch van Wijck was in 1846 getrouwd met Constantia Margaretha Maria van de Poll (1818-1892). Op 22 mei 1852 werd hun zoon Karel Lodewijk Zeger van Asch van Wijck op Boothstraat 8 geboren (BS Utrecht 1852 G, aktenr. 771).

Het huis van Jr. Mr. M.M. van Asch van Wijck wordt genoemd in een bespreking van de feestelijkheden van 15 tot 28 November 1863, ter gelegenheid van de 50ste bevrijdingsdag. Het huis was versierd met lampionnen en ballonnen en transparante gaslantaarns met teksten (G. Plaat, 1864, Google Books).

Het gezin Van Asch van Wijck verhuisde in 1866 naar Boothstraat 12.

Bewaarschool op Boothstraat 8 Utrecht

In 1866 werd het huis te koop aangeboden, te aanvaarden per 1 november 1866 (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 08-10-1866, p. 2, Delpher). Het huis werd gedeeltelijk eigendom van het Diakonessenhuis.  Op 1 mei 1867 werd de Christelijke Bewaarschool “voor kinderen uit den meer gegoeden stand” verplaatst van de Domtrans naar Boothstraat H 598 (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 25-04-1867, Delpher).

Het huis werd in deze periode bewoond door onderwijzeressen en dienstboden.

In 1890 werd het adres Boothstraat wijk H no. 598 vernummerd tot Boothstraat 8 Utrecht.

Clazina Kiezebrink

Op 10 maart 1899 werd Clazina (Clasina) Kiezebrink (1868-1947), hoofd van de bewaarschool, op Boothstraat 8 ingeschreven (Bevolking 1890-1899; deel 7710, 1ste afdeling, blad 447).

In 1912 werd een bouwplan bij de gemeente ingediend voor een wijziging en uitbreiding van de privaten en urinoirs op het perceel Boothstraat 8 Utrecht (bouwdossier 1663, HUA).

De particuliere bewaarschool op Boothstraat 8 Utrecht werd, om financiële redenen, op 1 mei 1920 gesloten (De Tijd, 09-02-1920, Delpher).

Firma wed. A. Ebeling & Co.

In 1926 werd het huis op het perceel Boothstraat 8 Utrecht verbouwd (bouwdossier 1663, HUA).

Eind jaren twintig verhuisde het kantoor van de firma wed. A. Ebeling & Co. van Voorstraat 87 Utrecht naar Boothstraat 8 Utrecht (zie Utrechts Nieuwsblad, 11-12-1929, p. 8).

Het kantoor van de firma Ebeling gebruikte niet het gehele pand. In 1931 was ook de R.K. Vrouwenbond op Boothstraat 8 Utrecht gevestigd (De Tijd, 07-06-1931, Delpher).

In 1939 werd de firma Ebeling surseance van betaling verleend (Nieuwe Tilburgsche Courant, 16-12-1939, p. 15, Delpher).

In 1940 werd de directeur gearresteerd en vervolgens in bewaring gesteld wegens onregelmatigheden (Limburger koerier: provinciaal dagblad, 13-02-1940, Delpher; De Sumatra post, 29-02-1940, Delpher). Tevens werd zijn faillissement uitgesproken (Nieuwe Tilburgsche Courant, 16-02-1940, Delpher). De directeur werd door de rechtbank veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf (Utrechts volksblad: sociaal-democratisch dagblad, 13-06-1940, Delpher).

Boothstraat 8 Utrecht tijdens Tweede Wereldoorlog

Boothstraat 8 Utrecht
Boothstraat 8 Utrecht, 1977 (collectie Het Utrechts Archief)

Op 10 mei 1940 werd Boothstraat 8 Utrecht geveild en voor fl. 12050,- verkocht aan P. Goetheer q.q. (Utrechts Nieuwsblad, 10-05-1940, p. 6).

Op 21 mei 1940 werd Boothstraat 8 door de bezetter gevorderd. Het huis werd vervolgens twee maanden gebruikt als filiaal van de Reichskreditkasse. Van oktober 1940 tot eind 1942 was het “Inkwartieringsbureau voor de Duitsche Weermacht” op de benedenverdieping van Boothstraat 8 Utrecht gevestigd.

In december 1942 verhuisde het Quartieramt van Boothstraat 8 Utrecht naar Mariaplaats 17 Utrecht (Utrechts Nieuwsblad, 09-12-1942, p. 3).

Arbeidsbureau

Vanaf circa 1947 tot in de jaren ’60 was het gewestelijk arbeidsbureau op Boothstraat 8 Utrecht gevestigd (Utrechts Nieuwsblad, 26-04-1947, p. 5).

Boothstraat 8 Utrecht gekraakt

Op enig moment werd Boothstraat 8 Utrecht eigendom van garagehouder Maas in de Voorstraat (ACU Utrecht).

In 1972 werd Boothstraat 8 gekraakt.

Huidige bestemming Boothstraat 8 Utrecht: hostel Strowis

hostel Strowis Utrecht
Achterkant hostel Strowis Utrecht, 1999 (detail foto, collectie Het Utrechts Archief)

In 1994 werd Boothstraat 8 Utrecht, in een gezamenlijk verband met de ACU Utrecht in de Voorstraat, aangekocht door stichting Voorstaete.

Stichting Voorstaete heeft hier hostel Strowis gevestigd. Hostel Strowis werd in het najaar van 1998 geopend.

Achter hostel Strowis bevindt zich een ecologische tuin.


Vorige huis: Boothstraat 6 Utrecht.
Volgende huis: Boothstraat 10 Utrecht.


Gepubliceerd: 05-06-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 16-04-2022.

Scroll naar boven