Drift 19 Utrecht (Hestia; tot 1890: Drift wijk H no. 616) is een rijksmonument. Het huis stamt uit de zeventiende eeuw. Sinds 1930 is Drift 19, tegenwoordig Hestia genaamd, het clubgebouw van de UVSV.
M. Dolfin e.a., p. 27, beschrijven Drift 19 Utrecht als een tweebeukig dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen, kelders, straatkelders en zadeldaken.
Rijksmonument
Drift 19 Utrecht wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36096) omschreven als:
“Statig HERENHUIS. Gevel met rechte kroonlijst. Uitgebouwd middenraam boven de deur XVII met verfraaiing aanvang XVIII. Zadeldak.”
Adriaen van den Burch
In het begin van de zeventiende eeuw was het huis eigendom van Adriaen van den Burch, griffier van het Hof van Utrecht en zijn echtgenote Cornelia Schrijvers.
Adriaen van den Burch (1543-1606; biografie) was naast griffier ook dichter. In januari 1582 stuurde hij vanuit Utrecht een brief aan de Antwerpse drukker Christoffel Plantijn met het verzoek om zijn gedichten in druk uit te geven.
Adrianus van der Borch overleed in december 1606. Hij werd op 26 december 1606 overluid.
Adriaen van der Heyden
In 1607 transporteerde juffr. Cornelia Schrijvers (†1616), weduwe van mr. Adriaen van den Burch, griffier van het Hof van Utrecht, het huis aan Adriaen van der Heyde en Maria Amorry [Amoury].
In 1609 lieten Adriaen van der Heyden en Maria Amourij een dochter Maijken dopen in de Oude Kerk te Amsterdam.
In 1611 werd door Adriaen Willemss van der Heyden, wonende tot Amsterdam, een plecht op het huis gevestigd ten behoeve van Anna Cornelisdr van Oudewater, weduwe van Dirck de Goyer. Mr. Adriaen van Heyde, advocaat te Utrecht, werd op 30 november 1616 overluid.
Oriana van Liesvelt
Volgens de index op het transportregister werd in juni 1617 door de weduwe Maria Amorry een plecht op het huis gevestigd ten behoeve van juffr. Oriana van Liesvelt, weduwe van jonkheer Jacob Sanglier. Vermoedelijk was er sprake van eigendomsverkrijging.
Oriana van Liesvelt, weduwe van Jacob Sanglier, werd op 31 oktober 1617 overluid.
Aernt van Zuylen van Nyvelt
In 1624 werd het huis door haar zoon Jonkheer Jacques Sanglier getransporteerd aan Jonkheer Aernt van Zuylen van Nyvelt, heere tot Geresteijn.
Aernout van Zuylen van Nyvelt overleed op 25 november 1633. Hij liet geen kinderen na. Kasteel Geerestein liet hij na aan zijn 70-jarige nicht Margaretha van Zuylen van Nyvelt, weduwe van Johan van der Vecht (†1636).
In 1637 gingen de erven ab intestato Aernt van Suylen van Nyvelt in hoger beroep tegen de appointementen in de zaak tegen Regina van Reede en de heren van Nederhorst en Renswoude als voogden over Frederick van Suylen van Nyvelt (protest). Fredrick van Zuylen van Nyvelt was een zoon van Hugo van Zuylen van Nyvelt en Regina van Reede van Nederhorst (dochter van Gerard van Reede en Mechteld Peunis).
Fredrick van Zuylen van Nyvelt
In 1656 (transportakte Drift 17) was Drift 19 eigendom van Jonkheer Fredrick van Zuylen van Nyvelt.
Zijn buurman Bartholomeus de Gruyter legde in 1657 een verklaring af over de betimmering van een gemene muur tussen hun huizen aan de oostzijde van de Nieuwegracht bij het Janskerkhof. De muur zou, volgens De Gruyter, geen licht wegnemen van het huis van Fredrick van Zuylen van Nyvelt.
Jonkheer Fredrick van Zuylen van Nyvelt overleed op 4 april 1666, wonende in de Muntstraat.
Mechtelt van Zuylen van Nyvelt
Zijn zuster Mechtelt van Zuylen van Nyvelt (1621-1699) was zijn enige universele erfgename ab intestato.
Mechtelt van Zuylen van Nyvelt was in 1646 getrouwd met Gerard van Reede van Renswoude (1617-1666; zoon van Johan – en Jacomina van Eeden). Zij was toen weduwe van Abraham de Bye (-1644).
Jacoba Maria baronesse van Reede van Renswoude
In juli 1670 transporteerde Mechtelt van Zuylen van Nyvelt, die op Achter Sint Pieter woonde, het huis aan haar dochter Jacoba Maria van Rheede (1649-1731), douairière van Steven van Lynden. De overdracht was ter voldoening van een beloofd huwelijksgoed ter waarde van f 12.000,-. Het huis was f 18.000,- waard, maar er zat een schuld op van f 6000,-, ten behoeve van Catharina van Hartevelt. Catharina van Hartevelt was een dochter van Frans van Hartevelt en Geertruyt van Zuylen van Nyvelt (verklaring 1660). In 1680 werd een akkoord gesloten over deze schuld.
Jacoba Maria van Reede van Renswoude en Steven van Lynden waren in 1664 getrouwd. Steven van Lynden (1638-1669) was een kleinzoon van Margaretha van Zuylen van Nyvelt en Johan van der Vecht.
Jacoba Maria van Rheede woonde mogelijk al op Drift 19 toen zij het huis getransporteerd kreeg. In februari 1670 had Catharina van Harteveld, ten huize van Jacoba van Reede van Renswoude “ontrent St. Jans Kerckhoff”, een testament gemaakt, waarin zij haar nicht Johanna Anthonetta van Lynden (1666–1708), dochter van Jacoba Maria van Reede van Renswoude en Steven van Lynden, tot erfgenaam had benoemd. Ook stelde zij hier een codicil op.
Tussen februari 1670 en juli 1679 is Jacoba Maria van Reede van Renswoude verhuisd. In 1679 (voogdijbenoeming, procuratieakte) woonde zij op de Oudegracht, omtrent de Geertebrug. In 1680 maakte zij een testament, wonende aan de oostzijde van de Oudegracht, tussen de Geertebrug en de Smeebrug.
Payenborg
Jacoba Maria van Reede van Renswoude woonde toen vermoedelijk in Payenborg (Oudegracht 320). In 1689 gaf haar dochter Jeanne Anthonetta van Lynden, geassisteerd met Jacoba Maria van Rhede tot Renswoude, procuratie om voor het gerecht van Utrecht willig decreet te verzoeken van het huis Groot Paeyenborg, dat was gekocht door brouwer Gerard Berger.
In april 1684 gaf Catharina van Hartevelt procuratie om Drift 19 onbelast te verklaren. Op 1 augustus 1684 vestigde Jacoba Maria van Rhede tot Renswoude, Vrouwe van Hoevelaken, een plecht van f 1200,- op het huis Drift 19 ten behoeve van Wilhelmina Gijselaars. In 1686 en 1687 vestigde Jacoba Maria van Reede tot Renswoude plechten op Drift 19 ten behoeve van dominee Daniel van Hengel.
Jeanne Anthonetta van Lynden
In februari 1692 trouwde Jeanne Anthonetta van Lynden met ritmeester Cornelis van Weede. Hun dochter Cornelia Everdina Jenette van Weede werd op 1 november 1693 in de Dom gedoopt.
Wat niet in het doopboek staat vermeld, is dat Cornelis van Weede toen al overleden was. Ritmeester Cornelis van Weede heer van Zuijlenburg was op 1 juli 1673 overleden, nalatende zijn “bevrugte vrouw”. Hij was begraven in de Catharijnekerk.
Op 7 november 1693 bestemde Jacoba Maria van Reede tot Renswoude Drift 19 in een codicil voor haar dochter Jeanne Anthonette van Lynden. Zij heeft op Drift 19 gewoond. In 1694 ontsloeg Jeannetta Anthonetta van Lienden tot Hoefflaken, weduwe van Cornelis van Weede, haar oom Johan Hudde, burgemeester van Amsterdam, uit de voogdij van haar dochter Cornelia Everardina Jeannetta van Weede tot Suylenborch, wonende aan de Nieuwegracht omtrent het Janskerkhof.
Nadat de nalatenschap van Cornelis van Weede was geïnd bij Hudde en de boedel van Cornelis van Weede was gescheiden en haar schoonvader bij testament lijftocht had geregeld, had Jeanne Anthonetta van Lynden Drift 19 vermoedelijk niet meer nodig. In 1701 hertrouwde Johanna Antonetta van Lynden met Gerard Pynssen van der Aa.
Anna Maria Auxbrebis en Jeremias Isbrands
In maart 1695 verkocht en transporteerde Jacoba Maria van Rheede tot Renswoude Drift 19 Utrecht, met goedkeuring van haar kinderen, aan Anna Maria Auxbrebis.
Anna Maria Auxbrebis was in 1691 getrouwd (o.tr. Amsterdam 11-10-1691) met Jeremias Isbrands (-1717), weduwnaar van Elisabeth Blaeu (o.tr. Amsterdam 01-06-1668). Anna Maria Auxbrebis was eerder getrouwd geweest met Johan (Jean) du Quesne (o.tr. Amsterdam 29-01-1671). Met hem had zij onder anderen een zoon Pieter (Pierre) du Quesne (Amsterdam 1678 – Batavia 1743).
Anna Maria Auxbrebis overleed op 23 november 1702, nalatende haar echtgenoot Jeremias Isbrands met mondige kinderen. Zij werd begraven in de Janskerk.
(Haar weduwnaar Jeremias Isbrands (IJsbrants in het begraafboek) overleed op 8 januari 1717, wonende aan de Vuijlesloot. Hij werd begraven in de Janskerk. Zie ook akten van protest en toestemming.)
Pieter du Quesne
In een plecht van 1704, gevestigd door Pieter du Quesne, wordt vermeld dat hij het huis had verkregen door scheiding van de boedel van zijn in 1702 overleden moeder.
In 1703 stond Pieter du Quesne borg voor zijn buren van Drift 17, Anna de Gruyter, Maria Odilia de Gruyter en Maria Specx, weduwe van Bartholomeus de Gruyter, vanwege schuldbekentenissen.
In januari 1704 trouwde Pieter du Quesne met Maria Odilia de Gruyter, dochter van Maria Specx en Bartholomeus de Gruyter.
In juli 1704 werden plechten op het huis gevestigd ten behoeve van Aletta van Wyckerslooth.
Hertogin Charlotte Amelie de la Tremoille
Van november 1704 tot april 1705 werd Drift 19 verhuurd aan hertogin Charlotte Amelie de la Tremoille (1652-1732; biografie). In 1707 kocht hertogin Charlotte Amelie de la Tremoille het Bisschopshof aan de Servetstraat.
Vanaf ongeveer 1706 waren er weer geldproblemen. Het echtpaar Du Quesne verhuisde naar Middelburg in Zeeland, waar Maria Odilia de Gruyter op 3 december 1709 overleed. Haar broer Bartholomeus de Gruyter verwierp haar boedel (repudiatie).
Frederick Philip baron de Geuder genaamd Rabensteiner
Op 30 januari 1710 werd Drift 19 uit de boedel van Pieter de Quesne, heer van Lichtenberg, en Maria Odilia de Gruyter getransporteerd aan Frederick Philip baron de Geuder genaamd Rabensteiner. Pieter du Quesne was tien dagen daarvoor als onderkoopman voor de VOC naar Batavia uitgevaren.
Frederick Philip baron de Geuder genaamd Rabensteiner (ovl. 1727) was getrouwd met Ernestina Charlotte van Nassau Dillenburg (1662-1732), weduwe van Wilhelm Moritz zu Nassau-Siegen (Willem Maurits van Nassau Siegen).
Georg Graf von Werthern
In 1712 verhuurde Frederick Philip baron de Geuder genaamd Rabensteiner zijn huis aan Georg Graf von Werthern (1663-1721). Georg Graf von Werthern kwam als plenipotentiaris extraordinaris van de koning van Polen en keurvorst van Saksen naar Utrecht om de vredesonderhandelingen bij te wonen.
In 1715 gaf Frederick Philip baron de Geuder genaamd Rabensteiner procuratie om voor het gerecht van Utrecht een plecht van f 5500,- te passeren ten behoeve van Jan van Nes, met als onderpand zijn huis aan de oostzijde van de Nieuwegracht.
In 1722 kocht Geuder genaamd Rabensteiner van de erven Jan van Oostrum en Neeltje van Breuckelen een huis met erf aan de noordzijde van de Vuylesloot (mogelijk perceel A 522; zie hieronder). Hij verhuurde dat huis aan meester schoonmaker en tabaxvercoper Hendrik ter Lingen.
Joseph Loten en Christina Clara Strick van Linschoten
In 1727, enkele maanden voor zijn overlijden, verkocht en transporteerde Frederick Philip baron de Geuder genaamd Rabensteiner het huis aan de Nieuwegracht en twee woningen aan de Vuilesloot aan Joseph Loten, heer van Bunnik.
Joseph Loten (1680-1730) was in 1723, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Christina Clara Strick van Linschoten (1688-1780). Het was zijn derde huwelijk. Het echtpaar woonde tot dan toe op Achter Sint Pieter (zie begraafinschrijving kind, 1724).
Joseph Loten was in Oost-Indië geweest. In januari 1702 was hij als onder-koopman in dienst bij de Kamer Zeeland naar Batavia vertrokken. Van 1709-1720 was hij fiscaal independent in Bengalen. In augustus 1721 keerde hij terug in Nederland.
Joseph Loten overleed op 27 september 1730 aan de Nieuwegracht omtrent de Drift bij het Janskerkhof, nalatende zijn vrouw en een onmondig kind. Hij werd begraven in de Domkerk.
Verbouwing
Christina Clara Strick van Linschoten, weduwe van Joseph Loten, sloot in 1745 een akkoord met haar buurman Gerlach Frederik van der Capellen (Drift 21) inzake de verbouwing van haar keuken.
In 1754 wees Christina Clara Strick van Linschoten bij testament haar dochter Constantia Johanna Loten als erfgename aan. Constantia Johanna Loten (1725-1762) was in 1742 getrouwd met Francois Doublet.
In 1763 maakte Christina Clara Strick van Linschoten een nieuw testament. In 1779 stelde Christina Clara Strick van Linschoten een codicil op, ter vermeerdering van het legaat voor Helena Rebecca Hageman, die bij haar inwoonde.
Op 5 mei 1780 werden een kabinetje en kabinet in het sterfhuis van Christina Clara Strick van Linschoten op de Drift verzegeld. Christina Clara Strick van Linschoten werd begraven in de Domkerk. Op 18 mei werden het kabinetje en kabinet weer ontzegeld.
Jan Balthasar Strick van Linschoten
Het huis Achter Sint Pieter werd door de erfgenamen van Christina Clara Strick van Linschoten verkocht. Drift 19 kwam in handen van haar neef Jan Balthasar Strick van Linschoten (1734-1820), de oudste dan nog levende zoon van haar broer Jan Hendrik Strick van Linschoten en diens echtgenote Johanna Anthonia Bernard.
Jan Balthasar Strick van Linschoten was in 1768, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Charlotta Martha van Utenhove. In 1772 had Jan Balthazar Strick van Linschoten het huis Rhijnauwen gekocht en getransporteerd gekregen. Charlotta Martha van Utenhove overleed op 25 mei 1788 in Bunnik, nalatende haar man en zes onmondige kinderen. Zij werd begraven in de Domkerk.
In 1790 hertrouwde Jan Balthasar Strick van Linschoten, onder huwelijkse voorwaarden, met Petronella Johanna Godin (1753-1791), weduwe van Jelmer Hinlopen. Petronella Johanna Godin en Jelmer Hinlopen waren in 1778 te Lage Vuursche getrouwd. Jelmer Hinlopen, predikant, was in 1783 overleden in Zaltbommel.
In 1797 bepaalde Jan Balthasar Strick van Linschoten bij testament dat zijn ongetrouwde dochters de keuze kregen om het huis aan de Drift aan te nemen. In 1801 trouwde dochter Charlotta met Cypriaan Gerard van Hengst. Zij gingen in de Muntstraat wonen. Vanaf 1813 woonden zij in het buurhuis Drift 17. Dochter Christina Charlotta trouwde in 1802 met Gerard Johannes de Jonckheere. Zij woonden op Drift 9.
Tijdens de volkstelling van 1813 werd op Drift 19 Utrecht alleen de achternaam genoteerd.
In 1820 overleed Jan Balthasar Strick van Linschoten, weduwnaar van Petronella Johanna Godin, op 86-jarige leeftijd op zijn woonadres Drift H 616 (BS Utrecht 1820 O, aktenr. 71).
Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten
In de OAT 1832 staat Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten (1776-1854), zoon van Jan Balthasar en Charlotta Martha van Utenhove, als eigenaar van perceel A524 (huis, erf, tuin, stal en kelder) vermeld. Strick van Linschoten was ook eigenaar van het achterliggende percelen A521 (huis en erf) en A 522 (huis en erf). Het ook achter het huis liggende perceel A523 (huis en erf) was in handen van zijn buurvrouw en zuster Charlotta Strick van Linschoten, douairière van mr. Cypriaan Gerard van Hengst (Drift 17).
Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten kocht in 1823 buitenplaats Arenberg in De Bilt.
Tijdens de volkstelling van 1824 werden Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten, zijn echtgenote Sibilla Antoinette van Renesse van Wilp, hun 18-jarige dochter Cornelia Sara Strick van Linschoten, en zes personeelsleden op dit adres geregistreerd. Cornelia Sara trouwde in 1827.
Tijdens de volkstelling van 1830 werd Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten met zijn echtgenote Sibilla Antoinette van Renesse van Wilp en vijf personeelsleden op dit adres geregistreerd. Sibilla Antoinette van Renesse van Wilp overleed op 31 juli 1830 (BS Utrecht 1830 O, aktenr. 747).
Na het overlijden van zijn echtgenote is Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten naar De Bilt verhuisd. Drift 19 werd vanaf toen verhuurd.
Johan Hendrik Mollerus
Op 22 juni 1834 overleed Johan Hendrik baron Mollerus (Wikipedia) op 84-jarige leeftijd op zijn woonadres Drift wijk H no. 616 (BS Utrecht 1834 O, aktenr. 566).
In oktober 1834 werd voor het huis de inboedel van de overleden bewoner verkocht (Utrechtsche courant, 24-09-1834, p. 2, Delpher).
Hendrik Maurits van Weede
Tijdens de volkstelling van 1840 werd de 22-jarige student Hendrik Maurits van Weede uit Amsterdam op Drift H 616 geregistreerd (p. 56). In 1846 trad Van Weede te Amsterdam in het huwelijk met de uit Amsterdam afkomstige Anna Magdalena van Hangest Baronesse D’Yvoij, een nakomelinge van Maximiliaan d’Yvoy en Antonia Louisa de Leeuw (zie Boothstraat 6). Volgens de huwelijksakte (28 mei 1846, Reg.3 fol. 13) was Hendrik Maurits van Weede toen advocaat.
Johanna Susanna Senn van Basel
In januari 1850 overleed Johanna Susanna Senn van Basel (1775-1850), weduwe van Simon Hendrik Rose, op haar woonadres Drift H 616 (BS Utrecht 1850 O, aktenr. 104). Johanna Susanna Senn van Basel was hier vermoedelijk kort voor 1847 komen wonen; zij woonde eerder op Voorstraat 85-87. In april 1850 werd voor het huis inboedel, waaronder mahoniehouten meubelen, verkocht (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 22-04-1850, p. 4, Delpher).
De eigenaar van Drift 19, Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten, overleed op 3 maart 1854 in De Bilt.
Verkocht
Op 21 oktober 1854 werd Drift 19 Utrecht, samen met twee huizen aan de Vuilesloot (wijk G no. 447 en 448), op een veiling openbaar verkocht (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 18-09-1854, p. 4, Delpher). De huizen werden gekocht door W. van Leeuwen q.q., voor een bedrag van f 22.800,- (idem, 23-10-1854, p. 4, Delpher).
A.J.W. Farncombe Sanders
Volgens het adresboek der stad Utrecht 1863-1864 werd het toentertijd bewoond door Mr. A.J.W. Farncombe Sanders, provinciaal inspecteur van het Lager Onderwijs en lid van de gemeenteraad, en zijn echtgenote Benjamina Anna Frederica Alexandrina barones van Goltstein. Benjamina Anna Frederica Alexandrina van Goltstein was een kleindochter van Evert Jan Benjamin van Goltstein, eigenaar van Janskerkhof 24.
In 1868 werd Drift 19 Utrecht te koop aangeboden, te aanvaarden per 1 november 1868 (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 20-07-1868, p. 2, Delpher). De verkoop van het huis werd, volgens een bericht in het Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad van 17 augustus 1868, p. 2 (Delpher), opgehouden voor f 26.500,-. Mr. A.J.W. Farncombe Sanders verhuisde in 1870 naar Den Haag.
Pauline Albertine Ram en Aarnoud Willem van Beeck Calkoen
In 1872 werd Drift 19 Utrecht door Carel Jan Frederik Cornelis Kneppelhout van Sterkenburg verkocht aan Pauline Albertine Ram (1845-1885), echtgenote van Aarnoud Willem van Beeck Calkoen (1842-1922). Pauline Albertine Ram was een dochter van Philips Ram en Magdalena Maria des Tombe, eigenaren van Boothstraat 2 (het toenmalige adres van Janskerkhof 15a). De familie Van Beeck Calkoen waren de laatste particuliere eigenaren van Drift 19.
Jonkvrouwe Pauline Albertine Ram, getrouwd met Aarnoud Willem van Beeck Calkoen, overleed op 29 april 1885, wonende aan de Drift H 616 (BS Utrecht 1885 O, aktenr. 749).
Drift 19 Utrecht
Bij de omnummering van 1890 werd het adres Drift wijk H no. 616 gewijzigd in Drift 19 Utrecht.
In 1900 verkocht Aarnoud Willem van Beeck Calkoen, als erfgenaam van zijn schoonmoeder Magdalena Maria des Tombe, weduwe van Philips Ram, het huis Boothstraat 2 aan de Vereniging voor christelijk voorbereidend universitair onderwijs te Utrecht, ten behoeve van het Christelijk Gymnasium (CGU).
In 1909 zond de tekenaar H.M.J. Misset aan J.F. van Beeck Calkoen, Drift 19 Utrecht, een nieuwjaarswens voor 1910, met 21 driehoekige profieltekeningen van Amsterdamse gebouwen (Stadsarchief Amsterdam, afbeeldingsbestand 010097013745). Jan Frederik van Beeck Calkoen (1880-1960) was een zoon van Aarnoud Willem van Beeck Calkoen en Pauline Albertine Ram.
Aarnoud van Beeck Calkoen, weduwnaar van Jonkvrouwe Pauline Albertine Ram, overleed op 21 juni 1922, wonende aan de Drift (BS Utrecht 1922 O, aktenr. 1121).
Studentenvereniging UVSV
In 1930 werd Drift 19 door de erfgenamen van Aarnoud Willem van Beeck Calkoen verkocht aan de vrouwelijke studentenvereniging UVSV (Utrechtsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging). De UVSV werd ook eigenaresse van Keizerstraat 28 en Keizerstraat 30.
Het clubgebouw van de UVSV op Drift 19 Utrecht werd in november 1930 officieel geopend.
De vrouwelijke studentenvereniging UVSV werd opgericht op 10 maart 1899. Sindsdien had de vereniging diverse locaties gehad. Aanvankelijk kwamen de leden bijeen in openbare locaties, zoals lunchrooms. In 1917 werd tijdelijk Lange Nieuwstraat 52 gehuurd. Intussen werd het nieuw aangekochte clubgebouw op Achter Sint Pieter 11 verbouwd en ingericht. Daar heeft de vrouwelijke studentenvereniging verbleven van 1920 tot 1930.
Drift 19 tijdens Tweede Wereldoorlog
In de Tweede Wereldoorlog werd het pand van de UVSV door de Duitse bezetter gevorderd. In 1941 verhuisde de UVSV naar Herenstraat 38 (HUA). Drift 19 werd door de bezetter toegewezen aan de Maatschappij Ziekenfonds “Voorzorg” en “Hulp bij Ziekte”. De ziekenfondsmaatschappij verhuisde in mei 1945 weer naar Catharijnesingel 65 (Het Parool, 15-05-1945, Delpher).
Heropening UVSV
De UVSV kreeg haar clubgebouw na de Tweede Wereldoorlog terug. Er waren wel herstelwerkzaamheden noodzakelijk. De nota’s voor de herstelwerkzaamheden bevinden zich in Het Utrechts Archief. Ook bleken er eigendommen te zijn verdwenen (Het Parool, 05-06-1945, Delpher).
Op 20 juni 1945 werd het clubgebouw van de UVSV op Drift 19 Utrecht heropend (Het Parool, 14-06-1945, Delpher).
Hestia
In 1975 fuseerde de UVSV met de NVVSU. De Nieuwe Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Utrecht was opgericht op 11 mei 1960.
De UVSV/NVVSU heeft het clubgebouw de naam “Hestia” gegeven.
Huidige bestemming Drift 19 Utrecht “Hestia”: UVSV/NVVSU
Het gebouw Hestia op Drift 19 Utrecht is een studentensociëteit. Het verenigingsgebouw Hestia is eigendom van de Utrechtsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging / Nieuwe Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Utrecht (UVSV/NVVSU).
Bronnen
- Marceline Dolfin, E.M. Kylstra en Jean Penders, Utrecht. De huizen binnen de singels. Overzicht, SDU uitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1989, p. 27.
- Joseph Loten, in: Familiearchief Grothe (HUA).
- Familiearchief Van Beeck Calkoen (HUA).
- Inventaris UVSV / NVVSU, stukken betreffende het clubgebouw (HUA).
Gepubliceerd: 21-05-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 28-08-2025.