Drift 7 Utrecht (oud)

Drift 7 Utrecht
Drift 7 Utrecht, rond 1910 (collectie Het Utrechts Archief)

Drift 7 Utrecht (tot 1890: Drift wijk G no. 327) bestaat niet meer. Drift 7 werd, tegelijk met het voormalige huis Drift 5 Utrecht (tot 1890: Drift wijk G no. 328), in 1925 afgebroken, ten behoeve van een verbreding van de Nobelstraat. In de middeleeuwen stond hier huis Luchtensteyn.

Volgens een tekening van de immuniteit, die de situatie aan het einde van de zeventiende eeuw weergeeft, was de zuidhoek van het Janskerkhof en de Zonstraat (Nobelstraat) geen claustraal erf. Het perceel behoorde tot de percelen die door het kapittel van St. Jan aan de stad waren verkocht en in 1393, na het graven van de Drift, door de stad in erfpacht werden uitgegeven.

Huis Luchtesteyn – 15e eeuw

Tot 1808 loopt de eigendomsgeschiedenis van Drift 7 (Groot Luchtensteyn) samen met die van Drift 5 (Klein Luchtensteyn).

De naam Luchtesteyn wordt in een transcriptie van het Utrechtse Buurspraakboek een paar keer genoemd. In 1416 was Otteke van Soemeren waardin in Luchtesteyn, in 1467 Kateryn van Hoern. Of het gaat om het latere huis op dit perceel is echter niet met zekerheid te zeggen.

Luchtenstein wordt ook genoemd in een Schutsmeesters rekening van 1440, betreffende de aanleg van de Stammetsbrug. Vermoedelijk was deze rekening de oorzaak dat Nicolaas van der Monde – foutief – Janskerkhof 12 aanduidde als Huis Luchtesteyn.

Cornelia van Driebergen

In 1554 werden door de deken van het kapittel van St. Jan twee huizen getransporteerd aan Cornelia van Driebergen (-1578), Vrouwe van Heemstede, weduwe van Gherrit van Lochorst (-1548). Het ene huis, Cleyn Luchtensteyn, had als noordwaartse belending de straat lopende naar de Vuylesloot (Nobelstraat). De zuidwaartse belending van dit huis was het huis Groot Luchtesteyn. Het andere getransporteerde huis, zonder naam, stond aan de zuidzijde van Groot Luchtesteyn en had als andere belending de poortweg en uitgang van de vrouwe van Heemstede (zw).

In 1556 transporteerde Alijt Wessel van Beijerincksdr een camer aan Cornelia van Driebergen. De belending noordwaarts was de koopster, de belending zuidwaarts was Lubbert Ricoutss, nu Emmeken Hennekerck. Het oudeigen op de camer bedroeg 49 stuivers.

Vincent van Lockhorst

Cornelia van Driebergen liet de huizen na aan haar zoon Vincent van Lockhorst (-1595). Vincent van Lockhorst woonde in Leiden (lijfrenteregister, 1581).

Vincent van Lockhorst overleed in 1595. Op 26 juli 1595 noteerde Arnout van Buchel: “Funera vero vidimus: Vincentii de Lockhorst, domini de Lockhorst, Eemstede et Slewyck, hominis pecuniosissimi” (Brom en Van Langeraad, p. 394).

Geertruyt van Lockhorst en Nicolaes Matenesse

Na het overlijden van Vincent van Lockhorst kwamen de huizen in handen van zijn dochter Geertruyt van Lockhorst.

Geertruyt van Lockhorst was op 24 juli 1591 (RK; huw. aant. 03-07-1591) getrouwd met Niclaes van Matenesse van Wybisma. Het echtpaar woonde in Warmond, op kasteel Oud-Teylingen.

Op 28 februari 1637 gaf hun zoon Cornelis van Matenesse die getrouwd was met Anna van den Bongard, procuratie aan Jacob van Sypenesse om de huizen (twee woningen en drie kameren) te transporteren aan Egbert van Boecop. Op 3 maart 1637 gaf ook schoonzoon Wilhelm van Schagen, echtgenoot van Anna van Matenesse, procuratie aan Jacob van Sypenesse om de huizen te transporteren.

De zuster van Jacob van Sypenesse, Catharina, werd rond die tijd de gezelschapsdame van Anna van den Bongard. Zij woonde in Warmond, op kasteel Oud-Teylingen (1640, 1644; M.J. Bok, W.A. Wijburg (†), De nakomelingen van de Utrechtse kunstschilder Jan van Scorel. Utrechtse parentelen voor 1650, deel 3, Rotterdam, 2012, p. 49).

Egbert van Boecop

Een half jaar na het transport van het huis werd de verkoopdatum in de akte gecorrigeerd.

Egbert Thoboucop (-1653) was op 29 januari 1614 getrouwd (RK) met Alith van Steenwegen.

In januari 1647 trouwde hun dochter Maria Mechtelt met de Pool Stanislaus Franciscus van Konicpoli Konicpolsky. In maart 1647 werd een procuratieakte opgesteld waaruit blijkt dat Coningspelsky, zoals zijn naam nu werd gespeld, veel schuldeisers had.

Op 16 december 1650 maakten Egbert van Boecop en Alydt van Stenwege, wonende op de Nieuwegracht over het Janskerkhof, op de zuidhoek van de Nobelstraat, in het huis Luchtensteyn, een testament. Hun kinderen Johan Theodoor, Maria Mechtelt en Barbar Agnes werden als erfgenamen aangewezen. Dochter Eva Maria, die was weggelopen met Govert Jochemss, de dienstknecht van haar vader, kreeg alleen een legitieme en trebellianieke portie. (In 1681 sloten de erven Egbert Toeboecop en Alid van Steenbergen een akkoord met Maria van Boecholt, dochter van wijlen Govert Jochumss van Boecholt en Eva Maria van Boecop.)

Op 23 april 1654 werd een schuldbekentenis ondertekend door Henrick Gysbertss Dystelman, ten behoeve van Alidt van Steenwegen, weduwe van Egbert tho Boecop, wonende aan het St. Johanskerckhof.

Alidis van Steenwegen, weduwe van Egbert van Boecop, overleed in 1657, wonende aan het Janskerkhof.

Johan Theodoor van Boecop

In 1664 (akte van huur en verhuur) waren de huizen in handen van hun zoon Johan Theodoor van Boecop. Johan Theodoor van Boecop was in 1656 getrouwd met Johanna Sophia van Uterwijck uit Kampen (procuratieakte 1665). In 1657 hadden zij een kind begraven. Volgens het begraafboek woonde Van Boecop aan het Janskerkhof, maar was het kind overleden in Kampen.

In 1669 lieten zij een kind begraven, wonende in de Lange Smeesteeg.

Pieter Ruysch tot Wayesteyn en Maria Trip

Maria Trip
Maria Trip, Rembrandt van Rijn 1639 (collectie Rijksmuseum)

Vermoedelijk verhuurde Van Boecop zijn huis aan Pieter Ruysch.

Pieter Ruysch was in 1662 (o.tr. Amsterdam 16-09-1662), met attestatie van Utrecht, in Beverwijk getrouwd met Maria Trip (1619-1683). Zij was een dochter van Elias Trip en Alijta Adriaens. Maria Trip was eerder getrouwd geweest (o.tr. Amsterdam 15-02-1641) met Balthasar Coymans (1589-1657). Hun dochter Constantia Coymans trouwde in 1674 met Johan Carel Smissaert (hun kleindochter Constantia Maria Smissaert erfde Boothstraat 13-15). Blijkens een codicil van 1674 was Maria Trip eigenaresse van een huis op de Herengracht in Amsterdam.

In 1677 maakte Maria Trip, gehuwd met Pieter Ruysch tot Wayesteyn, een codicil, wonende ontrent St Janskerckhoff.

Maria Trip overleed in 1683. haar overlijden werd op 22 oktober 1683 in het begraafboek van de Oude Kerk in Amsterdam genoteerd onder de naam Maria Coijmans, huijsvrouw van de heer Ruys, op de Herengracht (DTB 1047, p.310 en p.311). Haar overlijden is opvallend genoeg niet terug te vinden in de Utrechtse begraafboeken.

Pieter Ruysch werd in januari 1692 door Margareta Trip, bewoonster van Janskerkhof 13benoemd als voogd over haar onmondige kinderen. Nog in hetzelfde jaar, in november 1692, deed Ruysch vanwege zijn hoge leeftijd afstand van zijn voogdijschap.

In 1695 maakte Pieter Ruysch tot Wayesteyn een testament, wonende Nieuwegraft ontrent Janskerckhoff.

Na de verkoop van het huis aan Egbertus de Leeuw, verhuisde Pieter Ruysch naar de Boothstraat (testament, 1699). Pieter Ruysch overleed op Achter Ste Pieter, op de hoeck van de Buyrestraat (verzegeling, 1700).

Egbertus de Leeuw en Catharina Hochepied

Op 11 november 1696 werden de huizen uit de boedel van de overleden Johan Theodoor van Boecop getransporteerd aan Egbertus de Leeuw. Volgens de akte werd een huis gehuurd door Pieter Ruijs, het andere huis door de weduwe van de heer van Oudegeijn.

Egbertus de Leeuw (1634-1699) was op 27 november 1668 te Haarlem getrouwd (met attestatie van Utrecht) met Catharina Hochepied (1647-1727), dochter van Daniel Hochepied en Catharina Beck. Volgens de trouwinschrijving te Haarlem was Egbertus de Leeuw afkomstig uit Utrecht. Catharina Hochepied, jongedochter van Amsterdam, woonde in de Wijngaardstraat.

Egbertus de Leeuw was een neef van (een zoon van de broer van) Dirck de Leeuw, eigenaar van het huis Minrebroederstraat 20.

Egbert de Leeuw overleed op 22 februari 1699, nalatende zijn vrouw met onmondige kinderen. Hij werd begraven in de Jacobikerk.

Codicil

In augustus 1699 bepaalde zijn weduwe Catharina de Hochepied bij codicil dat haar dochter Catharina Cornelia de Leeuw (1669-1739) het kleine huis aan de Nieuwegracht te Utrecht (Drift 5) kreeg voor f 2.000,-.

Huwelijk Emilia de Leeuw en Dominicus Roosmale

Klinkdigt Dominus Roosmale en Emilia de Leeuw
Klinkdigt Dominus Roosmale en Emilia de Leeuw (collectie Koninklijke Bibliotheek)

Op 12 november 1710 trouwde dochter Emilia de Leeuw (1687-1770) te Utrecht (ondertrouw Rotterdam 26-10-1710), onder huwelijkse voorwaarden, met Dominicus Roosmale (1690-1726).

Het initiatief voor de relatie lag kennelijk bij Emilia de Leeuw. Op het klinkdicht op hun huwelijk (KB Den Haag, Gel Ged Pl 90), staat in achttiende-eeuws handschrift geschreven: “Het was de juffrouw die vrijde”.

Het echtpaar ging in de Boompjes in Rotterdam wonen (ter hoogte van de Draaisteeg). Zij lieten tussen 1712 en 1722 in Rotterdam zes kinderen dopen.

Johan Henrick van Keysersfeld

Catharina de Hochepied verhuurde in 1712 een huis op dit perceel aan Johan Henrick van Keysersfeld, geheime raad mede plenipotentiaris van de keurvorst van Trier, die naar Utrecht kwam om de vredesonderhandelingen bij te wonen.

In haar testament van 1714 bepaalde Catharina de Hochepied dat het vruchtgebruik van de twee huizen annex aan het Janskerkhof voor haar kinderen Catharina Cornelia de Leeuw en Anthony de Leeuw (1679-?) was, zolang zij ongetrouwd bleven. Ze benoemde haar zonen Balthazar de Leeuw (1671-?), Daniel de Leeuw (1677-1737), Anthony de Leeuw (1679-1741) en Theodorus de Leeuw (1681-1744) tot voogden en executeurs.

Anthony de Leeuw trouwde in mei 1723 met Louisa Soreau, weduwe van Dionijs van de Put. Bij zijn ondertrouw in Amsterdam werd hij geassisteerd door zijn moeder Catharina de Hochepied. Het echtpaar ging op Drift 27 wonen.

In haar testament van 1727 gaf Catharina de Hochepied haar dochter Catharina Cornelia de Leeuw lijftocht aan het huis op de Nieuwegracht.

Catharina de Hochepied, weduwe van Egbertus de Leeuw, overleed op 29 september 1727, aan de Nieuwegracht op den hoeck Sonstraet.

Catharina Cornelia de Leeuw

Catharina Cornelia de Leeuw, bejaerde dogter, overleed op 14 december 1739, aen de Nieuwegragt op den hoek van de Sonnestraet. Zij werd begraven in de Jacobikerk.

Emilia de Leeuw

In 1740 werden de goederen uit de nalatenschap van Catharina de Hochepied waaraan Catharina Cornelia de Leeuw lijftocht had gescheiden. Emilia de Leeuw, weduwe van Dominicus Roosmale, kreeg Groot Lugtenburgh, zoals het huis in de akte wordt genoemd, en het kleinere huis ernaast.

Emilia de Leeuw was kort na het overlijden van haar echtgenoot naar Utrecht terug gekomen. Vanaf 1727 komt zij voor in de index van het notarieel archief; in 1728 liet zij haar huis in Rotterdam transporteren. Waar Emilia de Leeuw en haar kinderen toen woonden, is nog niet duidelijk. Ten tijde van de Liberale gifte 1748 woonde de weduwe Emilia de Leeuw met vier kinderen en drie personeelsleden, onder wie Maria Lavers en  Hendrika Pothuijsen, in het huis op de Drift (Fortuin, no. 179).

Vrouwe Emilia de Leeuw, weduwe van Dominicus Roosmale, overleed op 8 oktober 1770, op de Nieuwegraft op den hoek van de Zonstraat. In opdracht van haar kinderen werd een kabinet in het sterfhuis op het St. Janskerkhof te Utrecht verzegeld en, een dag later, ontzegeld. Zij werd begraven in de Jacobikerk. Emilia de Leeuw liet vijf mondige kinderen na.

Soetje Elisabeth en Catharina Maria Anthonia Roosmale

Bij de scheiding van de geprelegateerde goederen uit de boedel van Emilia de Leeuw, in 1771, kwamen Groot Luchtesteyn en het kleinere huis ernaast in handen van haar dochters Soetje Elisabeth Roosmale en Catharina Maria Anthonia Roosmale. In een testament van 1773 bestemde Soetje Elisabeth Roosmale, wonende op de hoek van de Zonstraat, haar helft van de huizen voor Catharina Maria Anthonia Roosmale. Vermoedelijk deed haar zuster Catharina Maria Anthonia andersom hetzelfde.

Na het overlijden van Catharina Maria Anthonia Roosmale, in 1775, ontving Soetje Elisabeth Roosmale de eigendomspapieren van de helft van het huis in de Zonstraat en de helft van het huis aan de Nieuwegracht.

Soetje Elisabeth Roosmale overleed in maart 1784 op de Nieuwegracht bij de Nobelstraat, nalatende mondige erfgenamen. Zij werd begraven in de Jacobikerk.

Jan Carel Smissaert en Lucia Gerarda Roos

Op 22 mei 1784 werden de huizen door executeur testamentair Jan Kol uit de boedel van Soetje Elisabeth Roosmale verkocht aan Jan Carel Smissaert, raad in de vroedschap van Utrecht. Op 3 juni 1784 werd “ten sterfhuize van de Jonkvrouwe overleedene” de inboedel publiek verkocht (Amsterdamse Courant, 25-05-1784, Delpher).

Jan Carel Smissaert (17441808; biografie) was in 1770 getrouwd met Lucia Gerarda Roos (1752-1829). Jan Carel Smissaert behoorde tot de patriottische leden van de Utrechtse vroedschap die in 1787 werden afgezet. Na de komst van het Pruisische leger vluchtten Jan Carel Smissaert en Lucia Gerarda Roos met de kinderen naar het buitenland. In 1790 keerde Smissaert voor de opvoeding van zijn tien kinderen terug naar Nederland (J. Rosendaal, Bataven!, diss. 2003, bijlage). Zij werden met attestatie van Brussel als lidmaat aanvaard in Harderwijk.

Joost Taets van Amerongen en Maria Catharina d’Averhoult

Maria Catharina d'Averhoult, eigenaresse Drift 7 oud
Maria Catharina d’Averhoult, 1794

In 1791 werd het huis bewoond door Joost Taets van Amerongen en Maria Catharina d’Averhoult. Zij waren in 1756 met attestatie van Utrecht, in Renswoude getrouwd.

Joost Taets van Amerongen (1726-1791) was een zoon van Leonard Taets van Amerongen en Maria Jacoba Pynssen van der Aa (zie claustraal erf III en Drift 13).

Maria Catharina d’Averhoult (1727-1808) was een dochter van Anna Jacoba Hoeufft (1688-1751), weduwe van Jean Anthony d’Averhoult. Ook zij woonde in haar jeugd in het achterste huis op voormalig claustraal erf III.

Joost Taets van Amerongen, heer van Natewisch, overleed op 13 juni 1791, op het St. Janskerkhof, op den hoek van de Sonstraat, nalatende zijn vrouw en drie kinderen. Twee kinderen waren mondig, een was nog onmondig. Joost Taets van Amerongen werd begraven in de Domkerk.

Op 16 mei 1792 transporteerden Jan Carel Smissaert en Lucia Gerarda Roos de huizen aan Maria Catharina d’Averhoult, douairière van Joost Taets van Amerongen.

Jan Anthony Taets van Amerongen

Op 28 mei 1793 schonk Maria Catharina d’Averhoult de huizen op de Drift aan haar zoon Jan Anthony Taets van Amerongen (1769-1828). Op de huizen rustte nog een oudeigen ten behoeve van het kapittel van Sint Jan.

Maria Catharina d’Averhoult bleef op Drift 7 wonen. De laatste jaren bracht zij hier door samen met haar zuster Josina Benjamina d’Averhoult (1724-1807). Josina Benjamina d’Averhoult had enkele jaren in Frankrijk gewoond met haar neef Jan Anthony d’Averhoult. Josina Benjamina d’Averhoult overleed op 21 april 1807 op de Nieuwegracht, op de hoek van de Zonstraat. Zij werd begraven in de Catharijnekerk.

Jan Anthony Taets van Amerongen trouwde in september 1807 te Zeist, met attestatie van Utrecht, met Jacoba Margaretha van Harscamp (-1827), weduwe van Nicolaas Pesters.

Maria Catharina d’Averhoult, douairière van Joost Taets van Amerongen, Heere van Natewisch, overleed op 26 januari 1808, op de hoek van de Zonstraat. Zij werd begraven in de Domkerk.

Willem Leonardus Voorduin

W.L. Voorduin, eigenaar Drift 7 oud
W.L. Voorduin, J.P. Houtman 1830 (collectie Het Utrechts Archief)

Na het overlijden van zijn moeder verkocht Jan Anthony Taets van Amerongen Drift 7 aan predikant Willem Leonard Voorduin (ca. 1761-1834). Het andere huis, Drift 5, bleef in handen van Jan Anthony Taets van Amerongen.

Op 6 mei 1808 transporteerde Jan Anthony Taets van Amerongen het huis aan Willem Leonard Voorduin. Voorduin had Drift 7 volgens de transportakte voor f 16.000,- gekocht.

Willem Leonard Voorduin was weduwnaar van Maria Huberta van Meerten. Hij werd tijdens de volkstelling van 1813 met zijn dochter Cornelia Adriana Voorduin (1794-1857), schoonzoon Frans Jan van Heeckeren (1784-1846), een kleinkind, en zoon Justinus Cornelis Voorduin op Drift 7 geregistreerd. Justinus Cornelis Voorduin (1799-1878; repertorium ambtsdragers) werd later raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden.

OAT 1832

In de OAT 1832 wordt Willem Leonard Voorduin als eigenaar van perceel B 1 (huis, erf en tuin) vermeld.

Willem Leonard Voorduin, weduwnaar van Vrouwe Maria Huiberta van Meerten, overleed op 1 mei 1834, op 73-jarige leeftijd, wonende op Drift wijk G no. 327 (BS Utrecht 1834 O, aktenr. 408).

Verkocht

Na het overlijden van Willem Leonard Voorduin werd Drift 7 te koop aangeboden. in de Utrechtsche Courant van 13 juni 1834, p. 3 (Delpher), werd het huis als volgt omschreven:

“Eene kapitale, hechte en sterke dubbele HEEREN HUIZINGE, met annexen Tuin, hebbende eenen vrijen uitgang in de Zonstraat, en door eenen Gang aan de Nieuwe Gracht, alsmede Kelders en Kluizen, aan de Gracht uitkomende, staande en gelegen binnen Utrecht, aan de Oostzijde van de Nieuwe Gracht, anders genaamd de Drift, Wijk G, No. 327, belend aan de eene zijde de Zonstraat en aan de andere zijde den Heer Baron Taets van Amerongen van Natewisch, kadaster sectie B, No. 1.

Bestaande in eene roijale Vestibule en Gang, bevloerd met wit marmeren steenen en plinten, ter linkerzijde drie Kamers, zijnde eene suite, allen behangen, geplafonneerd en twee met stookplaatsen voorzien; wijders ter regterzijde eene Kamer, behangen, gelambriseerd, geplafonneerd, Schoorsteen met marmeren Mantel en twee Spiegels met vergulde Lijsten, verder eene Tuinkamer, met glazen Deuren in den Tuin uitkomende, Keuken met Fournuis, Aanregt en verdere gemakken, waar achter Provisiekamer, Vaathok met vele offices, Wel- en Regenwaterspompen en Binnenplaats; voorts eene gemakkelijke Trap naar boven en aldaar zeven Kamers, waarvan drie behangen, vijf mee stookplaatsen, en allen met onderscheidene gemakken zijn voorzien; item eene Meidenkamer, ruime Voor- en Achter-Droogzolders mee afgeschotene Domestiekenkamers, benevens extra goede drooge bekluisde Wijn-, Provisie- en andere Kelders, uitkomende aan de Gracht.”

Inboedel

Ook de inboedel van het huis werd volgens een advertentie in de Utrechtsche Courant van 14 juli 1834, p. 4 (Delpher), verkocht:

“Een netten en aanzienlijken INBOEDEL, bestaande in keurig Gouden Zilverwerk; fraaije Mahognijhouten en andere Meubelen, als Kabinetten, Secretaires, Bureaus, Commode’s en Buffetten; Ledekanten en Tombeau’s met derzelver behang; eene extra fraai bewerkte Mahognijhouten Kantoor-Lessenaar; slaande Pendule’s, Mangel en Pers; Penant- Porcelein- en andere Tafels; Mahognijhouten en andere Stoelen, fraaije Spiegels en Schilderijen, waaronder eenige Teekeningen; welgevulde Bedden met hun toebehooren; Wollen en Katoenen Dekens; Paardenharen Matrassen; Porceleinen, waaronder een blaauw O. I. Tafelservies; Kristal, Glas en Aardewerk; fraaije Smijma’s en andere Tapijten; Vloerkleeden, Karpetten en Gordijnen; Koper, Tin, Blik en Ijzerwerk, waaronder eene Geldkist en extra fraai bewerkte Haard, en hetgeen verder zal worden te voorschijn gebragt.”

Steven Jan Matthijs van Geuns en Jacoba Roosendaal

Tijdens de volkstelling 1840 werd het huis bewoond door Steven Jan Matthijs van Geuns (1795-1849), zijn echtgenote Jacoba Rozendaal (1799-1853), hun vier kinderen en drie personeelsleden.

Steven Jan Matthijs van Geuns overleed in april 1849, wonende op Drift G 327 (BS Utrecht 1849, aktenr. 539).

Volgens het Bevolkingsregister 1850-1860 Wijk G-2 (bladnr. 437) werd het huis bewoond door Jacoba Roosendaal, weduwe Steven Jan Matthijs van Geuns, haar vier kinderen en personeel. Jacoba Roosendael overleed op 25 juli 1853, wonende Zonstraat G 327 (BS Utrecht 1853 O, aktenr. 869).

Carel Joseph van Hengst

In oktober 1853 werd het huis openbaar geveild en verkocht voor f 25.900 aan J. Middelman qq. (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 17-10-1853, p. 4, Delpher).

Uit het bevolkingsregister lijkt te mogen worden afgeleid dat het huis vervolgens enige jaren alleen door personeel werd bewoond.

In december 1857 werd het huis betrokken door Carel Joseph van Hengst met zijn gezin (Bevolkingsregister 1850-1860 Wijk G-2, bladnr. 437).

Carel Joseph van Hengst was een zoon van Cypriaan Gerard van Hengst en Charlotta Strick van Linschoten (Drift 17). Hij was in 1834 te Alkmaar getrouwd met Hermandina Fontein Verschuur. Mr. C.J. van Hengst wordt ook genoemd in het adresboek der stad Utrecht 1863-1864 op dit adres.

Carel Joseph van Hengst, echtgenoot van Hermandina Fontein Verschuur, overleed op 4 maart 1866 op zijn woonadres Drift G 327 (BS Utrecht 1866 O, aktenr. 318).

Justus George Wilhelm van Maurik

Drift 7 Utrecht
Drift 7, Joh.A. Moesman 1904, detail (collectie Het Utrechts Archief)

In het bevolkingsregister 1900-1912 staat Justus George Wilhelm van Maurik met zijn gezin en personeel op Drift 7 ingeschreven.

Justus George Wilhelm van Maurik (1847-) was in 1885 getrouwd met Geertruid Agnes van Ittersum (1854-1935), weduwe van Karel Jan Ernst Adriaan Marie Buchner. Haar kinderen uit haar eerste huwelijk woonden hier ook.

Drift 7 verkocht aan Gemeente Utrecht en afgebroken

Drift 7 werd samen met Drift 5 in 1924 geveild en voor f. 70.000,- door de gemeente aangekocht (Het Centrum, 19-03-1924, Delpher; De Gooi- en Eemlander, 03-04-1924, p. 3, Delpher).

De huizen werden afgebroken ten behoeve van een verbreding van de Nobelstraat, die een breedte van 18 meter kreeg (Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad, 02-04-1924, Delpher).

Nieuw pand Drift 5 Utrecht

De gemeenteraad ging vervolgens akkoord met een voorstel van B&W om de percelen te verkopen aan een combinatie waarvoor architect P.J. Houtzagers uit De Bilt optrad (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 13-12-1924, Delpher). Houtzagers bouwde het huidige pand Drift 5.

Adres Drift 7 Utrecht vervallen

Het adres Drift 7 bestaat niet meer.

Bronnen

  • K. Schilder, Toe Boecop, een ook met Kampen verbonden geslacht, Kamper Almanak 1992 (pdf).

Vorige huis: Drift 5 Utrecht.


Gepubliceerd: 24-11-2019 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 15-10-2024.

Scroll naar boven