
Het huis op de noordhoek van de Drift met de Zonstraat, zoals dit stuk van de Nobelstraat lange tijd heeft geheten, werd in 1878 gesloopt in verband met een verbreding van de Nobelstraat. Op deze website wordt het huis aangeduid met het adres dat het ten tijde van de sloop had: Drift wijk G no. 239.
Het perceel komt voor op de zeventiende-eeuwse lijst met bewoners van het Janskerkhof als claustraal erf XIII.
Jacob van Driebergen
Het huis wordt op de bewonerslijst voor het eerst genoemd in 1508. De toenmalige eigenaar was Jacob van Driebergen (1436-1509).
Jacob van Driebergen was vanaf 1454 kanunnik en van 1502 tot 1509 vice-deken van het kapittel van Sint Jan. Een portret van Jacob van Driebergen bevindt zich in de collectie van het Centraal Museum (inventarisnr. 12432).
Gerard Knoop
Volgens een transportakte van 1590, inzake Drift 9, stond het huis toentertijd op naam van de kanunnik Gerard Knoop. Op de zeventiende-eeuwse bewonerslijst van het Janskerkhof wordt Gerardus Knoop al in 1559 genoemd.
Gerard Knoop overleed in 1594. Aernout van Buchel noteerde op 16 maart 1594: “M. Gerardus Cnoop, canonicus Johannitanus, ex longa ptysi et morbo frenetico obiit, parum suis relicto” (Brom en Van Langeraad 1907, p. 363).
Johan Bor
Het huis werd bewoond door Johan Bor. In 1596 noteerde Aernout van Buchel in zijn dagboek dat het spookte in de keuken van het huis van apotheker Johan Bor op de hoek van het Janskerkhof (Brom en Van Langeraad 1907, p. 426).
Evert van Dolre
In 1599 transporteerde Jan (Johan) Bor, samen met zijn zwager Nicasius le Petit, de “huijsinge en hoffstede” op de “noorthoeck van de strate daar men gaat naar de Vuylesloot” aan Evert van Dolre. Evert [Everard Freys] van Dolre (-1640) was van 1607 tot 1629 maarschalk van Montfoort.
Maria van Byler
Evert van Dolre transporteerde het huis in 1627 aan de zusters Maria en Alyt van Byler.
Op 2 februari 1628 vestigde Jonkvrouwe Maria van Bijler een plecht van f 1200,- op een huijsinge en hoffstede, verdeeld in twee woningen, ten behoeve van Cornelis van Bijler. De Nobelstraat wordt in deze akte de Lobistraat genoemd.
Maria van Byler overleed in 1636. Zij werd op 28 januari 1636 overluid.
Gerard van Reede van Nederhorst
In 1652 werd het huis door de erfgenamen uit de boedel Maria van Byler overgedragen aan Jonkheer Gerard van Reede van Nederhorst, zoon van Godard van Reede, heer van Nederhorst (zie ook procuratieakte). Ten noorden van het huis, dat volgens de akte een poortweg had uitgaande op de Lobistraat, stond het huis van de heer van Nederhorst (perceel A 530, zie Drift 9); zuidwaarts bevond zich de Lobistraat. Op het huis rustte nog de plecht ten behoeve van Cornelis van Byler en een plecht die voor de helft in handen was van Henrickgen van Schoormont, gehuwd met Lubbert van Achtervelt en voor de andere helft in handen was van de onmondige kinderen van Ryck Schoormont.
In 1653 gaf Cornelis van Byler procuratie om voor het gerecht van Utrecht de plecht van f 1200-0-0, gevestigd op twee woningen van Maria van Byler, staande omtrent het Janskerkhof, te transporteren ten behoeve van Anthonis Gerritssen van Mier te Utrecht.
Gerard van Reede van Nederhorst (1624-1670) was in 1649 getrouwd met Anna Elisabeth van Lockhorst (-1652), dochter van Adam van Lockhorst en Swana van Ledenbergh.
Hertrouwd
In 1657 hertrouwde Gerard van Reede met zijn nicht Agnes van Reede van Drakestein, dochter van Ernst van Reede en Elisabeth van Utenhove (Janskerkhof 10), weduwe van zijn neef (van moederskant) Reynout Tuyll van Serooskerken. Gerard van Reede woonde aan de Nieuwegracht tegenover de Ambachtstraat (voogdijbenoeming 1657 en 1658). Vermoedelijk was dit het huis Kromme Nieuwegracht 5, dat door zijn schoonvader Adam van Lockhorst was gekocht.
Sandrina van Reede
In 1658 werd een halve plecht, gevestigd in februari 1628, uit de boedel van wijlen burgemeester Willem van Drielenborch getransporteerd aan Johan en Margareta Pollits (zie ook procuratieakte). Volgens het transportregister was het huis in twee woningen gescheiden en “nu in bezit” bij de Vrouwe van Rijnestein. Hoe Sandrina van Reede, douairière van Ansem Boll, het huis had verkregen is nog niet duidelijk.
Willem van der Muelen
In 1660 transporteerde Sandrina van Reede drie woningen aan de westzijde van de Keizerstraat (“becomen 22-12-1659”) aan Willem van der Muelen (Meulen).
Willem van der Muelen (1631-1690) was in 1655 gehuwd met Constantia Deutz (1629-1670). Uit de belendingen valt niet af te leiden dat ook het huis aan de Drift tot het transport behoorde. Toch moet Willem van der Muelen, gelet op zijn transport van 1661 ook het huis aan de Drift, mogelijk via een andere akte, getransporteerd hebben gekregen.
Josina Sara van Brederode
In 1661 transporteerde Willem van der Muelen twee huizen met kelder en kluizen “neffen of achter elkaar” aan de westzijde van de Nieuwegracht, tegenover het Janskerkhof, aan Josina Sara van Brederode (†1710), vrouwe van Ter Aa, douairière van Pieter Nicolaes van Bodeck. De belending ten zuidzijde was de Nobelstraat; ten noordzijde stond het huis van de heer van Oudegeijn (Drift wijk G no. 238); achter lag het erf van de heer van Oudegeijn.
De woningen in de Keizerstraat hield Willem van der Muelen voor zichzelf. Twee daarvan werden in 1741 door zijn (kinds)kinderen verkocht aan de toenmalige eigenaresse van Drift 11. De derde woning – Nobelstraat 6-8 oud – verkocht Van der Muelen vermoedelijk aan bakker Harmannus van Lopick.
Josina Sara van Brederode was een dochter van Hendrik van Brederode en Geertruid van Reede van Amerongen.
In een procuratieakte en een codicil, beide van 1666, wordt het huis als het woonadres van Josina Sara van Brederode vermeld.
Josina Sara van Brederode hertrouwde in 1668 met Fredrick van Renesse van Moermont (-1680). Haar dochter Susanna Geertruid van Bodeck (1659-1741), weduwe van Hieronimus Marcus van Uffelen, hertrouwde in 1694 met Maximiliaan Jacob van Renesse van Wilp.
Josina Sara van Brederode, weduwe van Frederick van Renesse van Moermond, overleed op 10 juli 1710 aan de Nieuwegracht over het Janskerkhof. Ze werd begraven in de Domkerk.
Na het overlijden van Josina Sara van Brederode is het huis vermoedelijk enige jaren verhuurd.
Everard Vlaer en Anna Catharina Versteeg
In 1722 lieten Everard Vlaer en Anna Catharina Versteeg hun dochter Willemina Megtelina Vlaar dopen, wonende bij de Sonstraat. In 1723 lieten zij hun dochter Wilhelmina Florentia Vlaar dopen, wonende op de Drift bij het Stammesbrugje.
Franciscus Xaverius Hernbeck
Josina Sara’s schoonzoon Maximiliaan Jacob baron de Renesse verkocht het huis in 1733 aan Franciscus Xaverius Hernbeck en zijn echtgenote Johanna Maria van der Vloot.
Voor Dominicus Franciscus Xaverius van Hernpek, zoals zijn naam ook wel wordt gespeld, was dit vermoedelijk geen gelukkige aankoop; hij raakte al snel met zijn buurvrouw Margareta van Honthorst in een proces verwikkeld.
Steven van der Muijden
Franciscus Xaverius Hernbeck verkocht het huis in 1734, twintig maanden na aankoop, met een akkoord over de proceskosten, aan mr. Steven van Muijden (1695-1751), weduwnaar van Everarda Catharina van Mansvelt (1704-1733; tr. 1731) en eerder van Barbara Jacoba van Muyden (1692-1729; tr. 1725).
Steven van Muijden woonde daarvoor aan de zuidzijde van de Herenstraat, op de hoek van de Oudekamp, maar hij had zijn jeugd vermoedelijk in de Nobelstraat, tegenover de Muntstraat, doorgebracht (in het huis in de Zonstraat dat tijdens de onderhandelingen voor de Vrede van Utrecht 1713 werd gehuurd door Jacob van Randwijck.)
In februari 1735 sloot Steven van Muijden een akkoord met zijn nieuwe buurvrouw Margareta van Honthorst over een regeling inzake een geschil over ramen en een scheidsmuur, alsmede over de proceskosten in het proces met de vorige eigenaar van het huis.
In mei 1735 gaf Franciscus Xaverius Hernbeck procuratie aan notaris Abraham van Woerden om het huis aan Steven van Muyden te transporteren.
Hertrouwd
In 1739 hertrouwde Steven van Muijden onder huwelijkse voorwaarden met Eva Geertruyd Wilkens, de eigenaresse van de huizen op het voormalig claustraal erf V. Een maand daarvoor had Eva Geertruyd Wilkens haar aanstaande echtgenoot al bij testament als erfgenaam aangewezen.
Ten tijde van de Liberale gifte 1748 woonden Steven van Muyden, Eva Geertruyda Wilkens, twee voorkinderen van Steven van Muyden en vier personeelsleden in het huis (Fortuin, no. 178). Ook volgens een codicil van 1748 woonde het echtpaar aan de Nieuwegracht op de hoek van de Sonstraat.
In 1754 maakte Eva Geertruyd Wilkens een testament, volgens welke haar stiefdochter Anna Antonia van Muyden de keur had op de twee huizen in de Boothstraat. In 1757 maakte zij een codicil. Ook in 1764 maakte Eva Geertruyd Wilkens een testament.
In januari 1766 werden een geldkist en kast in het sterfhuis van de weduwe Eva Geertruyd Wilkens op de hoek van de Zonstraat over het St Janskerkhof verzegeld. Anna Antonia van Muyden deed enkele weken later, ten gunste van haar broers Stephanus Jacobus (1722-1776) en Jacob Evert (1732-1795), afstand van aanspraken op het huis uit de nalatenschap van haar vader Steven van Muyden en op f 30.000,- en roerende goederen uit de boedel van haar stiefmoeder Eva Geertruyd Wilkens.
Cornelis van Ewijck
In 1774 verkocht Jacob Evert van Muyden het huis aan Cornelis van Ewijck.
Cornelis van Ewijck (1739-1816) was in 1765 (o.tr. Amsterdam 10-05-1765) getrouwd met Johanna Cornelia Clemens (1746-1806). Johanna Cornelia Clemens was een dochter van Jan Lucas Clemens, die in 1769 de huizen op claustraal erf V had gekocht van Stephanus Jacobus van Muyden.
In 1783 scheidden Cornelis van Ewijck en Johanna Cornelia Clemens van tafel en bed. Bij de scheiding van de goederen ging het huis naar Johanna Cornelia Clemens.
Hun dochter Philippina van Ewijck (1767–1818) trouwde in 1789 met Wouter Everard van Muijden (1759-1809), een kleinzoon van de vorige eigenaar.
Arnoud Loten
Blijkens de verkoopakte van 1788 werd het koetshuis verhuurd aan burgemeester Arnoud Loten (-1801). In 1791 kocht Arnoud Loten een stalling en koetshuis aan de oostzijde van de Lollestraat.
Jan Both Hendriksen

Johanna Cornelia Clemens verkocht het huis, samen met de stallinge en het koetshuis aan de oostzijde van de Vuilesloot, in 1788 aan Jan Both Hendriksen. Volgens de koopakte werd het koetshuis nog gehuurd door burgemeester Arnoud Loten.
Jan Both Hendriksen (biografie; 1744-1817) was gehuwd met Hendrica Ameshoff (ca. 1740-1822). Hun zoon Willem Jan (1780-1853) trouwde in 1804 met Elisabeth Charlotta Winter.
Het echtpaar Both Hendriksen werd tijdens de volkstelling van 1813 op dit adres geregistreerd. Willem Jan Both Hendriksen, die in 1820 Janskerkhof 13 kocht, komt niet in de Utrechtse registratie voor. Hij woonde, reeds weduwnaar, op het buitenverblijf Sandwijck bij De Bilt.
Jan Both Hendriksen overleed op 28 augustus 1817 op het buitenverblijf Zandwijk onder De Bilt (Utrechtsche Courant, 29-08-1817, Delpher). Hendrica Ameshoff, weduwe van Jan Both Hendriksen, overleed in 1822 bij haar zoon op Janskerkhof 13 (BS Utrecht 1822 O, aktenr. 107).
Paulus Adriaan Beelaerts van Oosterwijk
Tijdens de volkstelling van 1824 werden Paulus Adriaan Beelaerts van Oosterwijk, zijn echtgenote Bartha Maria Theodora Ram, hun vier kinderen en vier personeelsleden op Drift G 239 geregistreerd.
Paulus Adriaan Beelaerts (ca.1781-1854) en Bartha Maria Theodora Ram (1785-1825) waren in 1805 getrouwd. Pieter Adriaan Beelaerts was een zoon van Pieter Beelaerts van Blokland en Maria Adriana van Beeftingh (zie Janskerkhof 25).
Hendrik Wolter van Hengst
In 1828 werd het huis, samen met de stal en het koetshuis aan de Vuilesloot, openbaar te koop aangeboden, te aanvaarden per 1 mei 1829 (Opregte Haarlemsche courant, 13-12-1828, Delpher).
“Op Zaturdag den 17 Januarij 1829, des namiddags ten vijf ure preceis, zal aan het Lokaal der Publieke Verkoopingen, achter Sint Pieter binnen Utrecht, ten overstaan van den Notaris NICOLAAS WILHELMUS BUDDINGH, worden geveild en aan den genoegbiedende verkocht:
N°. 1. Een kapitaal, groot, nieuw getimmerd en gemoderniseerd HUIS, mitsgaders PLAATS en TUIN, staande en liggende binnen Utrecht, aan de Oostzijde van de Nieuwegracht, eigelijk genaamd de Drift, over het Janskerkhof op den Noordhoek van de Zonstraat, Wijk G, N°. 239, zoorzien (behalve een Spreek – Vertrek en een Desert-Kamertje), van vier Beneden-Kamers, alle gestukadoord, fraai en net behangen en met Stookplaatsen, waaronder twee zeer ruime Kamers ieder met eene Suite, Keuken met Fournuizen en groote Kelders, alles met de vereischte Commoditeiten. Op de eerste Verdieping, zes zeer propre Boven-Kamers met Stookplaatsen, Kabinetjes en Provisie-Kamer. Op de tweede Verdieping, twee behangen Kamers met Stookplaatsen, wijders Domestiken-Kamers, ruime Zolders en vele Kasten, in den gang een fraai gewerkte Maghonijhoute Trap, leidende naar het Bovenhuis, voorts eene aangename Tuin, waarin goede Vruchtboomen en Heester-Gewassen. Met 1° Mei 1829 te aanvaarden.
N°. 2. Een STAL, voor vier Paarden en een ruim KOETSHUIS; staande en liggende binnen Utrecht, op de Vuile Sloot, Wijk G, N°. 472. Met 1° Mei 1829 te aanvaarden.
Beide Percelen zullen eerst afzonderlijk en daarna te zamen geveild worden. Breeder bij Biljetten, en nader onderrigt ten Kantore van voornoemden Notaris Buddingh, binnen Utrecht.
Het Huis onder N°. 1 beschreven, kan des Maandags van iedere Week, van 10 tot 1 ure, en de beide Percelen twee dagen voor de veiling van 11 tot 3 ure ’s namiddags, bezigtigd worden, mits voorzien van het noodige Permissie Biljet.”
OAT 1832
In de OAT 1832 staat als eigenaar van perceel A 534 (huis, erf, tuin en kelder) de rentenier mr. Hendrik Wolter van Hengst vermeld.
Hendrik Wolter van Hengst (1802-1845) was een zoon van Cypriaan Gerard van Hengst en Charlotta Strick van Linschoten (Drift 17). Hij was in 1826 getrouwd met Carolina Jacquelina de Pesters (1807-1891). Het echtpaar Van Hengst woonde op de Muntstraat G 389 (BS Utrecht 1840, aktenr. 924).
In 1848 hertrouwde Carolina Jacquelina Pesters met haar zwager Nicolaas Paulus Visscher, weduwnaar van Cornelia Wilhelmina van Hengst (BS Utrecht 1848 H, aktenr. 168). Nicolaas Paulus Visscher overleed in februari 1873, wonende Muntstraat G 389 (BS Utrecht 1873 O, aktenr. 189). Caroline Jacqueline de Pesters overleed in 1891, wonende Muntstraat G 6 (BS Utrecht 1891 O, aktenr. 1433).
Willem Frederik van Heeckeren Wierssen
Tijdens de volkstelling van 1830 werden Willem Frederik van Heeckeren Wierssen, zijn echtgenote Sophia Taets van Amerongen, hun twee dochters en zes personeelsleden op Drift G 239 geregistreerd (blad 235). Zij waren in 1802 in Renswoude getrouwd.
Het echtpaar verhuisde vóór december 1834. Willem Frederik van Heeckeren tot de Wierse woonde bij zijn overlijden, in 1835, op Kromme Nieuwegracht G 352 (=38; BS Utrecht 1835 O, aktenr. 1050).
Jan Hendrik Carel van Hengst

Het huis werd vervolgens betrokken door Jan Hendrik Carel van Hengst en zijn echtgenote Johanna Adriana Pesters. Zij waren in 1827 getrouwd (BS Utrecht 1827 H, aktenr. 222).
Op 5 december 1834 overleed Johanna Adriana Pesters op haar woonadres Drift wijk G no. 239 (BS Utrecht 1834 O, aktenr. 1059).
In 1837 hertrouwde Jan Hendrik Carel van Hengst in Alkmaar met Frederica Cornelia Jonkvrouw Fontein Verschuur (BS Alkmaar 1837 H, aktenr. 75).
Tijdens de volkstelling van 1840 werden Jan Hendrik Carel van Hengst, zijn echtgenote Frederica Cornelia Fontein Verschuur, vier kinderen en vier personeelsleden op dit adres geregistreerd (Volkstelling 1840 wijk G, blad 236).

Jan Hendrik Carel van Hengst overleed in oktober 1877 (BS Utrecht 1877 O, aktenr. 1514).
Zijn weduwe Frederica Cornelia Fontein Verschuur en hun dochter verhuisden in mei 1878 naar Lucasbolwerk G 544 (=23; Bevolkingsregister 1866-1878 Wijk G).
Verbreding Nobelstraat
Het huis is kort daarna afgebroken ten behoeve van een verbreding van de Nobelstraat. De rooilijn werd daarbij verlegd. Op de bouwtekening uit 1878 (HUA, bouwdossier 4282-47-42) is goed te zien dat vrijwel het gehele perceel voor de verbreding van de Nobelstraat werd gebruikt. De rode lijn is de huidige rooilijn.

Gepubliceerd: 17-07-2016 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 30-07-2022.