De huizen op de Kaats

Janskerkhof Utrecht, Hoofdwacht, Kaats
Gezicht op de Janskerk Utrecht, uit het noorden, met rechts de voormalige Hoofdwacht (collectie Het Utrechts Archief)

In de zeventiende eeuw stonden aan de noordkant van de Janskerk Utrecht drie huizen. De huizen op de Kaats zijn afgebroken in 1681, in verband met de verbouwing van de westvleugel van de Janskerk.

De Janskerk Utrecht is een van de weinige kerken waarvan de pandhof aan de noordzijde stond. De pandhof was bijna vierkant (24,2 x 23 meter).

Bij archeologisch onderzoek in 1959/1960 werden langs de noordvleugel en de oostvleugel van de voormalige pandhof resten van bebouwing aangetroffen. Ook trof men haardsteentjes aan “met Leeuwtjes in ruiten en ovalen”, waaronder een gedateerd 1608 (C.L. Temminck Groll, p. 102).

In de collectie van het Centraal Museum komen haardstenen voor (objectnr. 355-359), zonder afbeelding, met de omschrijving: “Haardsteen met voorstelling van twee elkaar toegewende klimmende leeuwen (1608)”. Gelet op de datering, moeten de haardstenen afkomstig zijn van de huizen op de Kaats. Het is echter nog onduidelijk of het wapen met de leeuwen een familiewapen was, en zo ja, wie de wapenvoerder geweest kan zijn.

De Kaats

De term Kaats (Caets) komt al in heel vroege documenten van het kapittel voor. Over de vraag waar de Kaats lag bestaat in de literatuur discussie. Haslinghuis stelt dat de pandhof van de Janskerk de Kaats werd genoemd omdat deze – althans de westelijke arm daarvan (p. 56) – werd gebruikt om te kaatsen.

Volgens Palmboom (p. 278) stond er in de middeleeuwen een bergplaats voor koren op de Kaats. Zij neemt, in navolging van Haslinghuis, aan dat het begrip Kaats een synoniem was voor de pandhof en dat de bergplaats dus deel uitmaakte van de pandhof.

In 1569 werd een plaats op de Caets tot gevangenis bestemd.

“1569. Jan. 4. Den bailliu der proostye v. S. Jan geconsenteert een plaetse opde Caets, tot een gevangenisse.”

In een notitie van 1574 wordt gesproken over de “Die capittels gevangenhuysen, staende boven het pant”.

Volgens Haslinghuis had de pandhof een verdieping, maar vermoedelijk wordt bedoeld dat de gevangenis tegen de pandhof aan stond. In transportakten uit die tijd werden de termen boven en onder gebruikt in plaats van de begrippen noordwaarts en zuidwaarts.

Verbouwing van de Kaats

In 1608 werd de Kaats aan de noordzijde van de Janskerk tot drie afzonderlijke huizen verbouwd. De huizen werden door het kapittel van Sint Jan gefinancierd met de opbrengst van de verkoop van zilverwerk, dat na de reformatie door kanunnik Aert van Esch, bewoner van Janskerkhof 11, was beheerd.

In de protocollen van het kapittel van St. Jan is hierover de volgende aantekening te lezen:

1610. Aug 9. Het silverwerk berustende onder Esch is vercoft, ter somme v. 500 gl. 8 s. wtgenomen het vergulde, geëmailleerde lieve vrouwe beelt, ’twelk Esch heeft gemynt voor den 12 Oct. 1610, voor 82 gl. Act. 9 Mey 1610. Oct 19 is het gelt gecomen vd. vercofte silverwelk, geëmployeert tot behoeff vd. fabryk de anno 1608, in ’t maken vd. nieuwe woninge vd. Caets.

Aan de hand van transportakten en andere archiefdocumenten kan de locatie van de huizen en hun bewoningsgeschiedenis enigszins worden gereconstrueerd.

Verwarrend is dat in een transportakte uit 1639 over belendingen ten noorden en zuiden wordt gesproken, terwijl de opsteller van een transportakte van 1664 de richtingen west en oost noemt. Daardoor is niet duidelijk of de huizen langs de noordvleugel of de oostvleugel van de pandhof stonden.

Het huis van de schout

Het kapittel van Sint Jan had een eigen schout. De schout woonde, zo blijkt uit een overdrachtsakte van 1659, in een van de drie huizen aan de noordzijde van de Janskerk.

Aert Knoop

Aert Knoop was vanaf 1611 koster van de Janskerk en custos van de stadsbibliotheek in het koor van de Janskerk (D. Grosheide e.a., p. 55). Volgens een plecht van 1639 was Aert Knoop tevens schout van het kapittel van Sint Jan.

Aert Knoop, schout van het kapittel van Sint Jan te Utrecht, overleed in 1644. Hij werd overluid op 26 september 1644.

Johan Molman

In 1640 werd Aert Knoop als custos opgevolgd door Johan Molman (D. Grosheide e.a., p. 67).

Johan Molman werd tevens schout van het kapittel van Sint Jan. In de protocollen van het kapittel werd in 1643 opgetekend:

“1643. Dec. 6. Geresolveert het camerken tot de schout Molman te doen becleden met goude leeren, wordt versocht den heer Welens, dat tot meeste oorbre vanden capittele te copen.”

Johan Molman (?-1668) was in 1640 getrouwd met Lijsbeth Rockus. Bij de doop van hun dochter Anna (1641) was Melchior Hulstman, eigenaar van Janskerkhof 25 en het buurhuis in de Lange Jansstraat, getuige. Bij de doopinschrijving van dochter Marija Molman (1645) staat het adres Sint Jans Kerckhoff vermeld.

In 1664 verhuisde het echtpaar Molman naar Boothstraat 19.

Godert Schijff

Johan Molman werd na zijn overlijden, in 1668, als schout opgevolgd door Godert Schijff.

Godert Schijff trouwde in 1669 met Janneken Martens. Het echtpaar Schijff liet drie kinderen dopen: Johanna (1670), Johanna (1672) en Johannes (1674), steeds wonende op het Janskerkhof.

Waar de schout is gaan wonen na het afbreken van de huizen is nog niet duidelijk. In 1686 kocht Godert Schiff, schout in het kapittel van Sint Jan, een vicarie van f 400,-, gefundeerd op het altaar van de Heilige Anthonius in het kapittel van St. Jan te Utrecht. In 1690 kreeg Godart Schijff Minrebroederstraat 15 getransporteerd. Daar is hij in 1713 overleden.

Het middelste huis

Godefridus Rodius

Het middelste van de drie huizen was volgens een plecht in 1639 eigendom van Gerarda Rodius. Volgens een procuratieakte van 1654 had zij lijftocht aan het huis, dat eigendom was geweest van Govert Rodius.

Over de bewoningsgeschiedenis van het huis is nog weinig bekend. Mogelijk werd het huis vanaf de bouw in 1608 ook bewoond door Godefridus Rodius, die toentertijd secretaris van het kapittel van Sint Jan was. Godefridus Rodius, zoon van Franciscus Rodius, was in 1581 toegelaten als bezitter van een prebende in de Janskerk te Utrecht. Godefridus Rodius overleed vermoedelijk in 1610.

Gerarda Rodius

In 1639 vestigde Francois van den Hoven een plecht op een gedeelte van een huis dat volgens de akte eigendom was van Gerarda Rodius, zijn moeije. De belendingen van dit huis waren volgens de akte zuidwaarts het huis van Aert Knoop, schout van St. Jan, en noordwaarts de woning “Op de Kaets”. Francois van den Hoven was een zoon van Joachim van den Hove en Anna Frans Rodiusdochter, die in 1594 waren getrouwd.

Van der Hoven

In 1654 gaf Abraham van Meeckeren als echtgenoot van Maria van den Hoven (dochter van Joachim van den Hoven en Anna Rodius), procuratie aan zijn zwager Cornelis Oly om, in verband met zijn reis naar Oost-Indië, zijn aandeel in het huis annex de Janskerk te Utrecht, te verkopen en transporteren. Cornelis Oly en Catharina van den Hoven woonden in ‘s-Gravenhage.

Maria van den Hoven had het gedeelte van het huis volgens de transportakte in handen gekregen door het overlijden van haar oom Govert Rodius, in leven secretaris van het kapittel van St. Jan. Diens zuster Gerarda Rodius had de lijftocht aan het huis.

Johan Jansz de Paap

In 1659 droeg Francois van de Hoven, vanwege een lening, zijn achtste deel in het huis op de Caets over aan Johan Jansz de Paap. Het perceel stond volgens de akte tussen de woningen die door de schout en secretaris van kapittel van Sint Jan bewoond werden.

Over de periode daarna zijn nog geen gegevens gevonden.

Het huis van de secretaris

Thomas Heurnius

Godefridus Rodius werd als secretaris opgevolgd door Thomas Heurnius. Thomas Heurnius was tevens rentmeester van de domeinen van Utrecht.

Thomas Heurnius, zoon van Johannes Heurnius en Christina Beyer, was in 1605 te Leiden getrouwd met Deliana Hesselss, dochter van Adriaen Hesselsz en Margareta van Mierlo. Na haar overlijden was Thomas Heurnius in 1624 hertrouwd met Hillegonda Hoevenaer.

Thomas Heurnius overleed in 1633. Zijn laatste aantekening in de protocollen van het kapittel van Sint Jan was van 26 april 1633. Zijn opvolger Elias Joachimi noteerde zijn overlijdensdatum in de protocollen:

“Deken Berck doet rapport van ’t gepasseerde ter vergad. der heren staten.

Hier eyndigt het protocol van den secr. Tho. Heumius, overled. 1 Mey 1633, ’t navolgende is genoteert by deszelfs clerq Elias Joachimi.”

In 1634 werd een verklaring afgelegd over het overbrengen van boeken en rekeningen uit het sterfhuis van Thomas Heurnius naar het huis van zijn weduwe. Deze overbrenging had plaatsgehad op aanwijzing van Adriaen Heurnius, secretaris van het kapittel van Sint Jan. Hillegonda Hoevenaer woonde toen aan de westzijde van het Janskerkhof.

Of het woonhuis van Thomas Heurnius aan de Janskerk stond, is nog onduidelijk. Pas in eerdergenoemde overdrachtsakte van 1659 wordt een van de huizen aan de noordzijde van de Janskerk, vermoedelijk het westelijke huis, als het huis van de secretaris aangeduid. Dit huis werd toen bewoond door de zoon van Thomas Heurnius.

Adrianus Heurnius

Thomas Heurnius werd als secretaris opgevolgd door zijn zoon Adrianus Heurnius. Adrianus’ broer Johan Heurnius volgde zijn vader op als rentmeester van de domeinen van Utrecht (procuratie, 1635).

Adrianus Heurnius, secretaris van het kapittel van Sint Jan, trouwde in 1635 met Margareta van Bercheyck uit Rhenen.

In 1639 liet het echtpaar een akte van voogdijbenoeming opstellen. Het echtpaar woonde “aen St Janskercke”; aan de noordkant van de kerk, ten westen van het huis van Gerarda Rodius (transportakte 1664). In de doopinschrijving van hun zoon Jacobus (1643) en in de doopinschrijving van Justus (1648) staat het adres Janskerkhof vermeld.

Adrianus Heurnius overleed in 1658, nalatende zijn vrouw en onmondige kinderen. Hij werd begraven op 4 april 1658 in de Janskerk.

Johan van Heurn

In 1660 trouwde zijn zoon Johan van Heurn met Theodora van Bueren. Blijkens de huwelijksinschrijving had Johan zijn vader opgevolgd als secretaris van het kapittel van Sint Jan.

Joannes Heurnius woonde volgens een overdrachtsakte van 1668 aan het Janskerkhof, maar het is nog onduidelijk of hij aan de Janskerk woonde. Zijn moeder Margareta van Bergeijck was in het huis aan de Janskerk blijven wonen.

Op 21 juni 1668 stonden Margareta Bergeijck, weduwe van Adriaenus Heurnius, en haar zoon Jacob van Heurn borg voor capiteyn Amelis Ingen Nulant. De akte werd opgemaakt in het huis aan de Janskerk. Op 30 juni 1668 droeg Amelis Ingen Nulant zijn gage, oplopend tot f 632,- over aan Joannes Heurnius, voor geleend geld. De akte werd opgemaakt ten huize van Joannes Heurnius, staande op het Janskerkhof.

Johannes Heurnius werd begraven op 11 oktober 1669 in de Janskerk. Zijn weduwe Theodora van Bueren regelde in 1670 voogdij voor haar kinderen. Zij woonde toen aan het Domskerckhoff.

Margareta van Bercheijck

In januari 1671 legde Margareta van Bercheyk een verklaring af, waarin zij het kapittel van St. Jan beloofde om het gehuurde huis te verlaten, maar deze akte werd niet gepasseerd. In november 1671 gaf zij procuratie tot het voeren van een proces, wonende aan het Janskerkhof.

Op 6 mei 1672 werd ten huize van de weduwe van Adrianus Heurnius, in leven secretaris, een akte voor borgtocht opgemaakt voor Jacobus Heurnius, vanwege aanspraken door Nicasius van Berck op goederen die nog in het huis van Margareta van Bercheyk lagen. Nicasius van Berck had Joannes Heurnius opgevolgd als secretaris van het kapittel van Sint Jan.

Margareta van Bercheijck woonde bij haar overlijden aan de Wittevrouwenbrug. Zij werd begraven op 24 november 1673.

Kanunniken Gerard van der Steen en Gijsbert Schouten

De laatste drie bewoners van de huizen aan de noordzijde van de kerk waren vermoedelijk de schout, en de kanunniken Gerard van der Steen en Gijsbert Schouten. De kanunniken waren op leeftijd en Gerard van der Steen was, in ieder geval sinds 1672, blind.

Gijsbert Schouten

In 1671 legde Gijsbert Schouten een verklaring af. Hij was volgens deze akte 77 jaar. Gijsbert Schouten was in 1624 getrouwd met Anna van Weede (-1692). Anna van Weede was in 1674 (attestatie) 69 jaar oud.

Mogelijk woonden Gijsbert Schouten en Anna van Weede in het huis van Rodius. Van dit huis is tot nu toe alleen de eigendomsgeschiedenis, maar niet de bewonersgeschiedenis gevonden. Het echtpaar Schouten woonde al in 1649 aan de noordzijde van het Janskerkhof. In een borgtocht van 1652 trad Jan Molman op als getuige. Gysbert Schouten overleed op 2 oktober 1678, nalatende zijn vrouw met mondige kinderen.

Een kleinzoon van het echtpaar, Francois Schouten (akte, 1679), trouwde in 1684 met de dochter van dansmeester Michiel de la Riviere (zie Drift 13). Anna van Weede was daar kennelijk niet zo blij mee (testament, 1684; codicil, 1688). Over de nalatenschap van Gijsbert Schouten ontstond een geschil (procuratieakte; akkoord). Waar Anna van Weede toen woonde, is nog niet duidelijk.

Gerard van der Steen

Gerard van der Steen zou dan in het bovengenoemde huis van de secretaris hebben gewoond. Dit huis kwam in 1672/1673 vrij, na de verhuizing van Margareta Bergeyck. Maar waar heeft Gerard van der Steen dan tot die tijd gewoond?

In 1657 gaf Gilles van Ledenberg procuratie aan Gerard van der Steen, eigenaar van Janskerkhof 11. Gerard van der Steen woonde volgens de akte aan de Janskerk. Het is niet ondenkbaar dat dit een schrijffout is en hij toen nog op Janskerkhof 11 woonde.

Van der Steen verkocht zijn huis rond 1662. In 1667 verhuurde Gerard van der Steen, wonende aan het Janskerkhof, bouw- en weiland. In welk huis Van der Steen toen woonde, is nog onduidelijk.

In 1675 maakte Gerard van der Steen een testament, wonende aan het Janskerkhof. Uit een akte van 1676 blijkt dat Van der Steen achter de St. Janskerck woonde, op de Caats. Naast Gerard van der Steen woonde kanunnik Gysbert Schouten met zijn echtgenote Anna van Weede.

In 1677 legde Gerard van der Steen, 86 jaar, een verklaring ten behoeve van een attestatie af.

In januari 1678 gaf zijn nicht Maria van der Steen als gemachtigde procuratie aan notaris Willem van Velpen om de zaken van Gerard van der Steen te regelen. In een codicil van 22 augustus 1679 bepaalde Gerard van der Steen dat zijn nicht Maria van der Steen jaarlijks f 500,- zou krijgen. Gerard van der Steen overleed in oktober 1680.

Huizen afgebroken

De huizen, “laatst bewoont bij Zal[iger] de Domheren vander Steen ende Schouten, nevens de huijsinge genaamt De Caats” zijn bij de verbouwing van de westgevel van de Janskerk, rond 1681, verkocht en geamoveerd.

Onbekende locaties bij de Janskerk

In sommige akten komt als plaatsaanduiding de term “aan de Janskerk” voor. Of daarmee wordt bedoeld dat het huis tegen de Janskerk stond of dat dit begrip ruimer, als Janskerkhof, moet worden gezien is nog onduidelijk.

Maria Godin

Maria Godin, weduwe van Pieter van Panhuysen, gaf in 1636, wonende “aen St Janskercke”, procuratie om inkomsten te innen bij de VOC in Amsterdam. In 1637 (procuratieakte) woonde zij in de Wittevrouwenstraat. Maria Godin was een zuster van David Godin, die in 1665 de huizen op claustraal erf V kocht.

Anthonij Hessels en Lidia Heurnius

In 1626 lieten Anthonij Hessels en Lidia van Heurn hun zoon Adriaen dopen, wonende aan het Janskerkhof. Zij waren in 1608 getrouwd. In 1632 kreeg Lidia van Heurn, weduwe van Anthonis Hesselss, in leven deken van het kapittel van St. Jan, Drift 11 getransporteerd. In 1633 vestigde Lidia van Heurn een plecht op het huis Drift 11, ten behoeve van haar zwager Nicolaes van Berck, die getrouwd was met Isabella Heurnius. Het is onduidelijk of Lidia Heurnius op Drift 11 heeft gewoond. Volgens een akte van 1635, waarbij zij van de mondige kinderen en mede-erfgenamen van Anthonis Hesselss toestemming kreeg om Drift 11 te verkopen, woonde Lidia Heurnius aan de noordzijde van de Janskerk. In 1636 gaf zij procuratie tot transport van het huis, wonende aan het Janskerkhof. In 1638 (overdracht) woonde zij aan het Domskerkhof.

Bronnen

  • D. Grosheide e.a., Vier eeuwen universiteitsbibliotheek, 1986, dl 1.
  • E.J. Haslinghuis, De Kaats naast de St. Janskerk, Jaarboek Oud-Utrecht 1954, p. 48 e.v.
  • E.N. Palmboom, Het kapittel van Sint Jan te Utrecht, 1995 (Google Books, incompleet).
  • C.L. Temminck Groll, Het pandhof van de St. Janskerk, Maandblad Oud-Utrecht 1960, p. 98 e.v.
  • Resoluties van het kapittel om de Caats tot drie afzonderlijke woningen te verbouwen, 1608 (HUA).
  • Uittreksel uit de resoluties van Gedeputeerde Staten om in overleg te treden met het kapittel voor de amovering van de huizen op het St. Janskerkhof, laatst bewoond door de kanunniken van de Steen en Schouten en Van de Caats, c.a. 1681 (HUA).

Volgende huis: Janskerkhof 30 Utrecht.


Gepubliceerd: 04-09-2016 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 08-03-2022.

Scroll naar boven