
In de middeleeuwen lagen rond de Janskerk in Utrecht grote claustrale erven, bestemd voor bewoning door kanunniken. Claustraal erf V was het grootste perceel aan de noordkant van het Janskerkhof. Op het perceel stonden twee huizen; een groot huis en een klein huis.
Claustraal erf V besloeg in breedte de huidige percelen Janskerkhof 14 en Janskerkhof 15 en liep van het Janskerkhof tot aan de Voorstraat. Er liep een poortweg naar de huizen over het perceel Voorstraat 79.
Claustraal erf V was een belangrijk perceel. In het grote huis op dit perceel hebben belangrijke ontvangsten plaatsvonden. Onder anderen Karel V (1540; zie Van Asch van Wijck), Filips II (1549; zie Van Asch van Wijck) en Willem van Oranje (1577; zie De Beaufort) werden in dit huis ontvangen.
Thomas Basin
Volgens de zeventiende-eeuwse bewonerslijsten van het Janskerkhof was het huis op claustraal erf V in de vijftiende eeuw de woning van de Franse bisschop Thomas Basin (1412-1490) en zijn broer Nicolas Basin (†1495). Beiden werden begraven in de Janskerk. In 1948 werd tijdens opgravingen in het koor van de Janskerk in het graf van Thomas Basin een houten staf en een waskelkje gevonden (HUA, cat.nr. 82104).
Johannes Vorstius
Tot zijn overlijden op 8 november 1546 werd het huis op claustraal erf V bewoond door domdeken Johannes Vorstius (Johan van der Voorst).
Thomas van Nijkercken
Daarna werd het huis bewoond door Thomas van Nijkercken, deken van Sint Jan (†19 augustus 1556). Thomas van Nijkercken wordt overigens ook vermeld als bewoner van het claustraal erf ter hoogte van Janskerkhof 10.
Thomas van Nijkercken richtte bij testament van 30 oktober 1551 een stichting op ten bate van ‘de huysarmen binnen Utrecht’ of ‘tot Godts eeren’. Volgens het testament van Thomas van Nijkercken rustte op het huis een betalingsverplichting bij iedere verkoop. In de archieven van deze stichting zijn stukken opgenomen betreffende processen over deze betalingsverplichting (zie o.a. archiefnr. 708, inventarisnrs. 551 en 552).
Beleg van Vredenburg
Ook de graaf van Bossu [Boussu], tijdelijk stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, heeft hier verbleven (zie Van der Monde). Op 7 februari 1577 verzamelden zich voor zijn huis Utrechtse burgers, die wilden dat de Vredenburg zou worden bestormd. De graaf van Bossu gaf echter geen toestemming. Na overleg tussen de Spaanse bevelhebber D’Avila en de graaf van Bossu, verliet het Spaanse garnizoen de stad op 11 februari 1577.
Adriaen van Zuylen
Thomas van Nijkercken werd opgevolgd door deken Adriaen van Zuylen (†1599). Daarna kwam het perceel in handen van burgers.
Louis de Malapert
Op de genoemde bewonerslijst wordt Louis de Malapert (1577-1657) als eigenaar in 1621 genoemd. Vermoedelijk woonde hij hier al in 1612 (zie dopen kinderen).
In de periode 1615-1618 werd een proces gevoerd voor het gerecht van Utrecht door de executeurs van de fundatie Thomas van Nykercken tegen Louis Malapert (en het kapittel van St. Jan als intervenient) tot betaling van de rente, die door Adriaen van Suylen op het huis van Thomas van Nykercken was gevestigd als afkoop van zijn verplichting om een kwart van de opbrengst bij verkoop van het huis uit te keren.
Louis de Malapert was getrouwd geweest met Anna de Latfeur (1573-1605), dochter van Jean de Latfeur en Catharina Sohier (en zuster van Charles de Latfeur, zie uitwerking bij Janskerkhof 23). Na haar overlijden was hij in 1607 hertrouwd met Anna Vivien (1585-1625), dochter van Jean Vivien en Catharina de Malapert.
Op 23 december 1627 hertrouwde Louis de Malapert, met attestatie van Utrecht, in Jutphaas met Sara de Trucquet, weduwe van Jan Bencken de jonghe, muntmeester van Dordrecht. Mogelijk was Sara de dochter van de Dordtse lommerd Thomas Trucquet (zie Elisabeth van Heiningen, Hoekstenen van historisch Dordrecht 2005, p. 12-13). Andries van der Muelen, echtgenoot van Catharina’s zuster Susanna de Malapert, waarschuwde zijn neef voor de ‘groote schande ende versmaertheijt die hij sich selven ende sijne famille aendede’ met dit huwelijk (A. Schmidt, p. 222).
In 1629 werd voor Louis de Malapert een boedelbeschrijving opgemaakt van goederen die zich bevonden in een deel van diens huis op het Janskerkhof. De goederen behoorden toe aan Adriaen van Beverwyck.
Verkoop percelen noordkant claustraal erf V
Op 1 februari 1630 verkocht Louis de Malapert de grond van het claustraal erf grenzend aan de zuidzijde van de Voorstraat. Op 15 maart 1631 vond de registratie plaats van de koopcondities en openbare verkoping d.d. 1-2-1630 van erven met de behuizingen aan het Janskerkhof en op de Voorstraat plaats. De Malapert had de erven verkocht aan respectievelijk Gillis van de Gall, doctor in de medicijnen, Cornelis van Sypenes, Johan de Munter, advocaat hof van Utrecht, Ambrosius Noorthuys en Willem Lobi, schout ten Dom.
Op 15 november 1630 gaf Louis de Malapert procuratie aan Michiel van Eeckeren om voor het gerecht van Utrecht te transporteren:
“ten eerste ten behoeve van Gillis van de Gall, doctor in de medicynen te Utrecht, het oostelyke gedeelte van de grote huizinge en hofstede zuidzyde [vermoedelijk wordt noordzijde bedoeld] St. Janskerkhof, ten tweede ten behoeve van Cornelis van Sypenes twee woningen zuidzyde Voorstraat, ten derde ten behoeve van Johan de Munter, advocaat hof van Utrecht, woning zuidzyde Voorstraat, ten vierde ten behoeve van Ambrosius Noorthuys een woning aldaar en ten vyfde ten behoeve van Willem Lobi, schout ten Dom, de vyfde woning aldaar gelegen”.
Deze akte werd nog dezelfde dag doorgehaald en niet ondertekend. In plaats daarvan gaf De Malapert aan Michiel van Eeckeren procuratie om
“voor het gerecht van Utrecht huizen, hofsteden c.a. te transporteren ten behoeve van respectievelyk Gillis van de Gall, doctor in de medicynen, Cornelis van Sypenes, Johan de Munter, advocaat hof van Utrecht, Ambrosius Noorthuys en Willem Lobi, schout ten Dom te Utrecht.”
In januari 1631 gaf Louis de Malapert procuratie aan Michiel van Eeckeren om voor het gerecht van Utrecht “het onroerend goed verkocht aan Gillis van de Gall, doctor in de medicynen, te transporteren ten behoeve van hem en Niclaes de Goyer, griffier hof van Utrecht, en het onroerend goed verkocht aan Johan de Munter, advocaat hof van Utrecht, te transporteren ten behoeve van hem en Willem van de Nypoort en dit in tegenspraak met eerdere procuratie waarin alleen Gillis van de Gall en Johan de Munter werden vermeld”.
Echtgenote Sara de Trucquet aan banden
Op 16 maart 1631 werd voor Louis de Malapert een akte van insinuatie opgesteld. Hierin kreeg tafelhouder Gasper Baron uit Dordrecht de opdracht om met betrekking tot de goederen en gelden van zijn echtgenote Sara de Trucquet, waarvan Baron de administratie voerde, uitsluitend nog naar de instructies van De Malapert te handelen.
In april 1631 gaf Louis de Malapert, als weduwnaar van Anna Vivien, aan Michiel van Eeckeren procuratie om ten behoeve van zijn vijf kinderen (Catharyna, Maria, Cornelia, Loduwyck en Johan Niclaes) onroerende goederen te transporteren. Het transport betrof het huis, erf en hofstede aan de noordzijde van het Janskerkhof, zijn allodiale goederen in het Overeind van Jutphaas en Nedereind van Jutphaas en allodiale goederen in Fijnaart. Het transport gebeurde in mindering op hun moeders besterf.
Vier maanden later gaf Louis de Malapert, weduwnaar van Anna Vivien, aan Michiel van Eeckeren procuratie om voor het gerecht van Utrecht twee huizen annex, erf en hofstede aan de noordzijde van het Janskerkhof te transporteren ten behoeve van zijn dochter Maria de Malapart, in mindering op haar moederlijk erfdeel.
Percelen Voorstraat verkocht
Met verkopen van 1630 had Louis de Malapert de noordkant van zijn erf grenzend aan de Voorstraat in vijf percelen verkocht. Voorstraat 81 aan Willem Lobi, Voorstraat 83 aan Ambrosius Noorthuys, Voorstraat 85 aan Johan de Munter en Willem van Nijpoort, Voorstraat 87 aan Cornelis van Sypenesse en een perceel op het binnenterrein van de Boothstraat aan Gilles van der Gall en Nicolaas de Goyer (zie Boothstraat 11).
Tot de verkoop behoorde niet de noordwesthoek van het perceel. Dat stuk werd in 1661 door de volgende eigenaar, Gerard van Reede, verkocht aan Dominicus Vrelandt, metselaar te Utrecht. Op dit deel van het perceel staan nu Boothstraat 19, Voorstraat 77 en Voorstraat 79.
Mogelijk is Louis de Malapert door de transporten van 1631 ook tijdelijk (want 1651 draagt hij de eigendom weer over) de eigendom van de rest van het erf kwijt geweest. In 1637 droeg zijn zoon Loduwyck ieder geval weer een vijfde deel van een huis aan het Janskerkhof aan zijn vader over. Het perceel was op dat moment nog toegankelijk via het Janskerkhof.
In 1634 transporteerden Gillis van der Gall en Anna de Goyer de helft van een huysinge en hofstede dat zij van Louis de Malapert hadden gekocht aan Nicolaes de Goyer en Hester Verhouve. Na dit transport was Nicolaes de Goyer vermoedelijk eigenaar van zowel perceel A 554 als perceel A 555, met daarop Boothstraat 11. Mogelijk stond hier het huis waarin hun (stief)zoon Dirck de Goyer en zijn echtgenote Geertruyt van der Graaff woonden toen De Goyer in 1657 zijn testament maakte. Volgens dit testament woonde het echtpaar aan het St. Janskerckhoff. Het huis op Janskerkhof 14 was toen nog niet gebouwd, maar Dirck de Goyer had wel in 1656 de grond gekocht die, blijkens een schets van de situatie in 1658 (HUA, catalogusnr. 214083), als poortweg richting perceel A 555 ging dienen.
In 1636 waren er spanningen in het huwelijk van Louis de Malapert en Sara Trucquet. Het Utrechts Archief heeft een insinuatie van Sara du Trucquet, echtgenote van Louis de Malapert, heer van Jutphaas, aan haar echtgenoot tot hervatting van hun echtelijke samenleving. De akte bevat een verklaring van de geïnsinueerde, dat hij zich zal beraden (archiefnr. 204, inventarisnr. 27-a).
Plan voor straat
In december 1645 legde Louis de Malapert een plan aan de Vroedschap voor om over zijn erf een straat aan te leggen, lopend van de Voorstraat naar het Janskerkhof. Er werd een commissie benoemd die rapport uitbracht. Het plan is echter blijven liggen, vermoedelijk omdat Willem Vincent baron van Wittenhorst, eigenaar van claustraal erf III, een soortgelijk plan had ingediend (Van der Monde, 1841). Uiteindelijk werd de Boothstraat in 1659 aangelegd over het tussenliggende claustraal erf IV.
In 1649 legde Louis de Malapert, wonende op het St. Janskerckhoff, op 73-jarige leeftijd, een verklaring af ter verduidelijking van het testament (1623) van hem en zijn overleden vrouw Anna Vivien. In 1651 keurde Louis de Malapert, wonend aan het Janskerkhof, het testament van 1623 goed, met herroeping van alle overige disposities.
Gerard van Reede, Heer tot Drakensteyn
In juni 1651 verkocht en transporteerde Louis de Malapert de twee huizen aan Gerard van Reede, Heer tot Drakensteyn, De Vuyrs etc. Volgens de transportakte werd het grootste huis bewoond door Louis de Malapert. Het andere huis,”den ouden en de cleynste“, werd bewoond door Johannes Rothoven en zijn echtgenote Maria Philips van Royen. Het echtpaar was in 1631 getrouwd. Rothoven woonde volgens een akte van schuldbekentenis al in 1647 aan de noordzijde van het Janskerkhof. In 1651 reisde Johannes Rothoven naar Denemarken. Het echtpaar Rothoven woonde enige jaren later op Drift 5.
In oktober 1651 vestigde Gerard van Reede van Drakestein (biografie) een plecht op “huis en hofstede” ten behoeve van Susanna Duppengieser. Van Reede betrok het huis niet meteen. In 1652 (procuratieakte) woonde Gerard van Reede nog met zijn echtgenote Catharina van Teylingen (1619-1653) aan de Nieuwegracht, op de hoek van de Ambachtstraat. In 1654 hertrouwde de weduwnaar Gerard van Reede met zijn nicht Margaretha van Reede tot Nederhorst.
In 1656 gaf Gerard van Reede procuratie om voor het gerecht van Utrecht ten behoeve van Diderick de Goyer, schepen en raad van Utrecht, erf aan het Janskerkhof te transporteren. De Goyer kreeg de verplichting een scheidsmuur te maken. Volgens een schuldbekentenis van 1656 woonde Gerard van Reede aan het Janskerkhof.
In 1657 gaf Fredrick Henrick van Rede tot Nederhorst, capitain luytenandt, ten huize van zijn zwager Gerardt van Rhede van Draeckestein, wonende aan het St. Janskerckhof, procuratie om bij Willem de Ridder, solliciteur van zijn compagnie, de soldij te ontvangen.
Na aanleg Boothstraat; verkoop percelen noordwesthoek en aan Janskerkhof
In 1659 werd de Boothstraat aangelegd, op de grens van dit perceel met het belendende perceel aan de westkant (claustraal erf IV). Om ruimte te maken moest een deel van het huis worden afgebroken. Van Reede van Drakestein kreeg hiervoor een schadevergoeding. In een akte van 1659, waarin Gerard van Reede en zijn buurman Cornelis Booth (Boothstraat 6) overeenkwamen dat de hoven van hun huizen onbetimmerd zouden blijven, worden de huizen van Van Reede Groot Reedesteyn en Cleyn Reedesteyn genoemd.
Erven verkocht
Van Reede van Drakestein verkocht, net als Cornelis Booth, na de aanleg van de Boothstraat verscheidene erven uit zijn perceel om verdere bebouwing van de noordzijde van het Janskerkhof mogelijk te maken. Van Reede verkocht de percelen Boothstraat 19, Voorstraat 77 en Voorstraat 79 in 1661 aan Dominicus Vrelandt. In 1662 werden de percelen Janskerkhof 14 en 15 aan Dirck de Goyer, respectievelijk Aelbert van Benthem verkocht. Na de verkoop van de percelen aan de zuidkant lagen de huizen op het perceel niet meer aan het Janskerkhof. Vanaf toen werd in notariële akten de Boothstraat als adres gehanteerd.
In 1661 gaf Henrick Nuse, echtgenoot van Susanna Duppengieser, procuratie om rechtens achterstallige renten op te eisen van twee plechten tezamen f 4000,-, gevestigd op het huis van Gerard van Rhede en om de twee plechten te verkopen en te transporteren.
Henrick van Westrenen
Gerard van Reede van Drakestein bewoonde het grote huis. Het kleine huis verhuurde hij aan Henrick van Westhrenen (zie ook schuldbekentenis, 1663). Henrick van Westrenen was getrouwd met Aletta Ploos van Amstel. In september 1665 stelde Hendrick van Westrenen nog een codicil op, wonende in de Boothstraat. In 1675 (procuratieakte) woonde hij aan het Janskerkhof. In 1681 (superscriptie) woonde hij bij het Janskerkhof. Zijn weduwe Aletta Ploos van Amstel overleed in 1682 aan de Nieuwegracht tegenover het Janskerkhof (protest).
David Godin
In juli 1665 gaf Gerard van Reede procuratie aan notaris Lucas van Vuyren om het perceel, uitgezonderd de stukken die waren verkocht aan Dirck de Goyer (Janskerkhof 14) en Aelbert van Benthem (Janskerkhof 15), te transporteren aan David Godin (1597-1666). Volgens de transportakte woonde in het ene huis “de heer comparants principael”. In het andere huis domheer Henrick van Westhrenen.
Jonkheer David Godin was een zoon van Jacob Godin en Cornelia de Malapert. Hij was een neef (oomzegger) van oud-eigenaar Louis de Malapert. David Godijn was op 25 september 1633 getrouwd (ref.) met Margareta van Vosbergen (†1679).
David Godin overleed in 1666, wonende op de Nieuwegracht over de Ambachtstraat. Hij werd begraven in de Domkerk. Zijn weduwe overleed in 1679, wonende aan de Muntstraat.
Erven Godin
In maart 1671 liet Johan Godijn een kind begraven, wonende aan het Janskerkhof. In 1677 liet majoor Godijn een kind begraven, wonende in de Boothstraat.
In 1678 sloot Johan Louis Godin (1639-1688) een overeenkomst inzake de aanbesteding van het onderhoud en reparatie van daken en goten van een aantal huizen op de Nieuwe Gracht en in de Boothstraat.
Zijn broer Carel Godin (1640-1703) woonde in de Boothstraat toen hij in 1679 procuratie gaf om geld te innen van voormalig sergeant Simon Hasardt in Suriname.
Volgens een verklaring van 1686 woonde Johan Louis Godin aan de Nieuwegracht.
Anthony Fabre en Gabrielle Stasquin
In 1695 werd het perceel, met twee huizen, hof en stalling, door Jacob, Cornelia en Carel Godin, uit de boedel van hun overleden ouders David Godin en Margaretha van Vosbergen, getransporteerd aan Anthony Fabre en Gabrielle Stasquin. Cornelia Godin, vrouwe van Maarssenbroek, had haar broer Jacob Godin procuratie gegeven om ook haar derde deel in de twee huizen in de Boothstraat te transporteren.
Het is nog niet duidelijk of Anthony Fabre en Gabrielle Stasquin, die blijkens een voogdijbenoeming in 1684 nog op de Nieuwegracht omtrent het Janskerkhof woonden (vermoedelijk op Drift 21), hier hebben gewoond.
In 1698 verhuurde Fabre via een gemachtigde een huysinge ende erve aan de oostzijde van de Boothstraat aan Pierre Gaschere. In de overeenkomst werd vastgelegd dat onderverhuur aan studenten of ordinarissen niet was toegestaan. In 1700 trouwde Pierre Gascherye, die volgens de akte van huwelijkse voorwaarden marchand van beroep was, met Anne de Lerpiniere.
Kinderen Fabre
Anthony Fabre en Gabrielle Stasquin lieten de huizen na aan hun kinderen.
In 1718 verkocht hun zoon Johannis Anthony Fabre een derde portie in de twee huizen aan Adriaen Moeringh, echtgenoot van zijn zuster Anthonia Philippina Fabre.
Anna Geertruid Borre van Amerongen
Het huis werd vanaf een nog onbekend moment tot aan haar overlijden bewoond door Anna Geertruid Borre van Amerongen. Zij was een dochter van Coenraad Borre van Amerongen en Nicola van Baexen (zie claustraal erf III). Zij maakte in januari 1732 nog een codicil, wonende in de Botestraat. Anna Geertruijd Borre van Amerongen overleed op 4 mei 1732, wonende in de Boothstraat.
Alexander Hendrik van der Capellen en Evert Cornelis van der Capellen
In juli 1732 verhuurden Anthonia Philippina Fabre, weduwe van Adriaen Moeringh, en haar zuster Anna Isabella Fabré het grote huis (principaale huyssinge) aan de zuidzijde van de Boothstraat aan de broers Alexander Hendrik en Evert Cornelis van der Capellen. Alexander Hendrik van der Capellen (1699-1740) en Evert Cornelis van der Capellen (1703–1759) waren broers van Gerlach Frederik van der Capellen, eigenaar van Boothstraat 6. Zij waren beiden ongehuwd.
Jan Baptist de Blois van Treslong
In 1734 verhuurden Antonia Philippina Fabre en Anna Isabella Fabre een huis en koetshuis aan de zuidzijde vande Botestraat aan Jan Baptist de Blois van Treslong en zijn echtgenote Cornelia Maria Han. Het echtpaar De Blois van Treslong had hun huis op Drift 23 verkocht. De ruimte voor de naam van de vorige huurder werd in het huurcontract leeg gelaten.
Jan Baptist de Blois van Treslong overleed op 11 december 1736, wonende in de Boothstraat. Hij werd begraven in de Weeskerk. Zijn weduwe Cornelia Maria Han overleed in februari 1737, wonende in de Boothstraat. Ook zij werd in de Weeskerk begraven.
Jan van Strijen en Eva Geertruyd Wilkens
In 1737 transporteerden Anthonia Philippina Fabré en Anna Isabella Fabré het perceel aan Jan van Strijen.
Jan van Strijen was gehuwd met Eva Geertruyd Wilkens. Jan van Strijen overleed op 11 juni 1738, in de Bootestraet. Hij werd begraven in de Pieterskerk. Jan van Strijen liet zijn vrouw na en geen kinderen.
In 1739 hertrouwde zijn weduwe Eva Geertruyd Wilkens met Steven van Muyden, eigenaar van het huis op de hoek Drift/Nobelstraat. Het echtpaar ging, blijkens een codicil van 1748, wonen in het laatstgenoemde huis.
In 1754 maakte Eva Geertruyd Wilkens een testament. Haar stiefdochter Anna Antonia van Muyden kreeg de keur op de twee huizen aan de Boothstraat. In 1757 maakte zij een codicil. Ook in 1764 maakte Eva Geertruyd Wilkens een testament.
Jacob Carel Martens
In december 1751 verhuurde Eva Geertruyd Wilkens, weduwe van Steven van Muyden, een huis aan de zuidzijde van de Boothstraat aan Jacob Carel Martens, ingaande per 1 mei 1752. Uit de akte blijkt dat het huis al door Jacob Carel Martens werd bewoond. Jacob Carel Martens had zijn eigen huis, Janskerkhof 16, verhuurd.
Op 18 juli 1757 overleed zijn echtgenote Jacoba Constantia Godin in de Boothstraat. Zij werd begraven in de Buurkerk. Jacoba Constantia Godin liet haar man na en zeven onmondige kinderen.
Jacob Carel Martens overleed op 23 september 1758, in de Boothstraat. Hij werd begraven in de Buurkerk. Hij liet geen vrouw na, maar minderjarige kinderen.
Matthias Johan Singendonck / weduwe Swellengrebel
Na het overlijden van Jacob Carel Martens werd het huis opnieuw verhuurd. Volgens een verkoopakte van 1766 werd het grote huis bewoond door Matthias Johan Singendonck, heer van Sandenburg, en het kleine huis door de weduwe van de heer Swellengrebel. Helena van Ruyven (ovl. 1804) was in 1755 (o.tr. Utrecht 02-03-1755) getrouwd met Hendrik Swellengrebel (1700-1763).
Jan Lucas Clemens
Nadat de openbare verkoping van 1766 was opgehouden, verkocht Stephanus Jacobus van Muyden de twee huizen aan de oostzijde van de Boothstraat in 1769 aan Jan Lucas Clemens. Van Muyden had de huizen geërfd van zijn stiefmoeder Eva Geertruida Wilkens.
Hermannus Oosterdijk / weduwe Swellengrebel
Volgens dit koopcontract werd het grote huis bewoond door advocaat Hermannus Oosterdyk (zoon van Joannes Oosterdyk Schacht). Het kleine huis werd nog gehuurd door de weduwe Swellengrebel.
Jan Lucas Clemens was getrouwd met Christina van Valencijn. Hij was eerder weduwnaar van Maria van den Bosch. In 1768 had hij zijn huis “Het groene klaverblad” op de Elandgracht in Amsterdam verkocht. Zijn dochter Johanna Cornelia Clemens en haar echtgenoot Cornelis van Ewijck kochten in 1774 het huis op de noordhoek van de Drift met de Nobelstraat.
Reinout Diderik baron van Tuyll van Serooskerken

In juli 1773 verkocht Jan Lucas Clemens de “2 huyzen met hoff, erven en grond, stallinge en koetshuys” aan de oostzijde van de Boothstraat aan Rynout Diderik baron van Tuyll van Serooskerken (1746-1784).
Van der Hagen / weduwe Swellengrebel
Volgens het koopcontract werd het kleine huis nog gehuurd door de weduwe Swellengrebel. De stalling van het grote huis werd nog gehuurd door de heer Van der Hagen. Mogelijk wordt Johannes van der Hagen, de latere eigenaar van Janskerkhof 10, bedoeld. Hij woonde volgens de naamwijzer van 1765 in de Boothstraat.
Reinout Diderik baron van Tuyll van Serooskerken was een kleinzoon van Frederik Christiaan van Reede van Amerongen en Henriette van Nassau-Zuylestein. Hij was in 1772 getrouwd met Carolina Ursulina Philipota van Randwijck (1741 – Maarssen 1823).
Kasteel Heeze
Het echtpaar Van Tuyll van Serooskerken is na verloop van tijd verhuisd naar Kasteel Heeze in Heeze. Vanaf 1780 lieten zij hun kinderen in Heeze dopen. Reinout Diderik baron van Tuyll van Serooskerken overleed in 1784 in Heeze.
In 1785 (procuratieakte) was Carolina Ursula Philipota baronne de Randwijck terug in Utrecht.
In 1796 trouwde haar zoon Jan Diderik baron van Tuyll van Serooskerken (1773-1843), onder huwelijkse voorwaarden, met Johanna Catharina van Westrenen (1776-1862). Zij was een dochter van Jan Frederik van Westrenen en Geertruida Elizabeth Testart.
Kinderen Van Tuyll van Serooskerken
In 1797, bij de scheiding van de gemene boedel tussen Carolina Ursulina Philipota baronesse van Randwijck, weduwe van Rijnoud Diderik van Tuijll van Serooskerken, en de erven Rynout Diderik baron van Tuyll van Serooskerken, werden de “2 huizen annex den anderen met hof c.a., stalling en koetshuis” aan de kinderen toegewezen, met levenslange lijftocht voor hun moeder.
Op 9 mei 1811 ondertekende Jan Diderik van Tuyll van Serooskerken een schuldbekentenis ten behoeve van zijn moeder Carolina Urselina Philepota van Randwyk. Zij woonde volgens de akten (nrs. 11 en 12) op Bodestraat 503.
Tijdens het bezoek van keizer Napoleon aan Utrecht, in oktober 1811, werd de Baron de Canouville, Maarschalk van het Paleis, bij Tuyll van Serooskerken op H 503 gehuisvest.
In 1812 verhuisde Carolina Urselina Philepota van Randwijck naar Maarssen en werd zij ingeschreven in het lidmatenregister van Maarssen.
Nog slechts een tuin
Het grote huis werd volgens Van der Monde, onder de regering van Keizer Napoleon, in de periode 1810-1813, afgebroken.
Laurent Theodore Nepveu
In de OAT 1832 staat Laurent Theodore Nepveu (1782-1839) vermeld als eigenaar van perceel A 541 (tuin), als ook van perceel A 539 (tegenwoordig: Janskerkhof 14).
Huidige situatie
Aan het einde van de negentiende eeuw is het perceel aan de oostzijde van de Boothstraat verkocht. Het perceel werd gesplitst in meer percelen en bebouwd met huizen en een kerkgebouw (Boothstraat 7).
De studentenvereniging USC die in 1900 het sociëteitsgebouw op Janskerkhof 14 heeft betrokken, heeft later ook een deel van perceel A 541 bijgekocht. Daarop werd in de jaren zestig van de twintigste eeuw het huidige complex Boothstraat 1 gebouwd.
Bronnen
- Stamboom Familie de Malapert, in: Brieven en andere bescheiden betreffende Daniel van der Meulen 1584-1600.
Gepubliceerd: 02-02-2016 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 28-10-2024.