Janskerkhof 17-17a Utrecht

Janskerkhof 17 door Anthony Grolman
Het voormalige huis op het perceel Janskerkhof 17, Anthony Grolman 1886 (collectie Het Utrechts Archief)

Het perceel Janskerkhof 17-17a Utrecht behoorde in de middeleeuwen tot de immuniteit van het kapittel van Sint Jan (claustraal erf II). Eind negentiende eeuw werd het huis door de familie Bosch van Drakestein verkocht aan de gemeente Utrecht. Het huis werd vervolgens afgebroken voor de bouw van een school.

Onder de tweede binnenplaats van de school liggen nog de fundamenten van de kelders van het claustrale huis (Kipp 1986, p. 152-154). Volgens Kipp is voor de bouw van de school deels gebruik gemaakt van de oude fundamenten.

Van het huis dat plaats maakte voor het schoolgebouw (tegenwoordig gebruikt door café Hofman en de HKU) bestaat alleen een foto waarop een gedeelte van het huis te zien is (zie hieronder). Ook zijn een schets en een tekening, beide door gemaakt A.E. Grolman vlak voordat het huis in 1886 werd afgebroken, bewaard gebleven.

Claustraal erf II

Volgens een zeventiende-eeuwse bewonerslijst van het Janskerkhof wordt het huis voor het eerst genoemd in 1478. Het perceel strekte tot aan de Voorstraat, waar in de zeventiende eeuw twee cameren, met een poort en een poortweg stonden.

Weliswaar opgesplitst in twee percelen, was claustraal erf II het enige claustrale erf aan de noordkant van het Janskerkhof, dat in het begin van de negentiende eeuw nog in handen van één eigenaar was.

Nicolaas Berck

Op de zeventiende-eeuwse bewonerslijst van het Janskerkhof staat in 1621 Nicolaas Berck (†1619) nog als bewoner vermeld. Het huis stond op naam van Johan van Renesse, deken van de St. Janskerk.

Nicolaas van Berck, gecommitteerde raad van staten, namens de staten van Utrecht (procuratieakte, 1605), was getrouwd met Barbara van Warmelo (†1628).

In 1629 staan de erven Nicolaas Berck als eigenaren van claustraal erf II vermeld. Uit de transportakte blijkt dat de erven dochter Hester van Berck, haar echtgenoot Henrick Mirou en hun kinderen waren.

Gijsbert van der Hoolck

Dirk Jacobsz. van Veldhuisen en Gijsbert Jansz. van der Hoolck, burgemeesters van Utrecht tijdens de inwijding van de hogeschool in 1636
Portret van Dirk Jacobsz. van Veldhuisen en Gijsbert Jansz. van der Hoolck, in het Academiegebouw van de UU, J. Lub (CC BY 4.0; collectie Het Utrechts Archief)

In december 1629 werd het huis door de erfgenamen uit de boedel van Nicolaas van Berck en Barbara van Warmelo getransporteerd aan Gijsbert van der Hoolck (ca. 1598-1680). Bij het huis hoorden twee cameren, met een poort en een poortweg, gelegen aan de Voorstraat (Voorstraat 63-65 oud).

Gijsbert van der Hoolck, zoon van Gerrit Jansz. van der Hoolck en Dirckje Hendricksdr. van den Elburg, was in 1625 te Amsterdam (o.tr. 22-08-1625; o.tr. Utrecht) – volgens een notitie van Aernout van Buchel tijdens de kermisdagen (zie vertaling Kees Smit, 2011) – getrouwd met Margarite [Margrieta] Coenen. Gijsbert van der Hoolck woonde toen in de Twijestraet. Hun zoon Tobias (1628) werd bij het Pieterskerkhof geboren. Dochter Catharina, die op 16 augustus 1629 werd gedoopt, werd geboren aan het Janskerkhof.

Verbouwing

Van der Hoolck liet een verbouwing uitvoeren. In 1631 werd een onderhands akkoord uit 1629 met buurman Hendrik Goudt bekrachtigd over het afbreken van de westelijke muur van Janskerkhof 17, het gemeen gebruik van de oostelijke muur van Janskerkhof 18 en de aanleg van een goot door Gijsbert van der Hoolck, die ook het onderhoud van die goot zou bekostigen.

(advertentie)
Lees over Maria van Aelst:

Margareta de Coene, huisvrouw van Gijsbert van de Hoolck, overleed in 1635, nalatende haar man met onmondige kinderen.

Burgemeester Gijsbert van der Hoolck was in 1636 een van de stichters van de Utrechtse universiteit. In 1648 vertegenwoordigde Van der Hoolck de Staten-Generaal bij de Vrede van Münster.

Maria van Aelst

Op 10 oktober 1661 (ref.) hertrouwde Ghijsbert van der Hoolck te Utrecht met Maria van Aelst (†1674), weduwe van Carel Constant. Zij was eerder getrouwd geweest met Antonio van Diemen. Maria van Aelst was een van de burgers geweest die in 1629 in Batavia hadden geprotesteerd tegen de veroordeling van Sara Specx en Pieter Cortenhoeff.

In 1671 kocht Maria van Aelst, echtgenote van Gijsbert van der Hoolck, een huis aan de noordzijde van de Hoge Jacobijnenstraat. Een eerdere koopakte van 1670 werd niet gepasseerd.

Jacob de Petersen en Catharina Bicker

In april 1672 transporteerde Gijsbert van der Hoolck het huis aan het Janskerkhof, met hof en stal en de woningen aan de Voorstraat aan Jacob Peters.

(advertentie)
Catharina was een kleindochter van Andries Bicker.

De Deen Jacob Petersen (1622-1704) was in 1669 (o.tr. Amsterdam 03-04-1669) getrouwd met Catharina Bicker (1642-1678), weduwe van Christiaen Dedelof Tesman.

Enkele maanden na het transport van Janskerkhof 17 kreeg Catharina Bicker een huis in de Ramskooi te Amsterdam, “Het Wapen van Ameland uithangend”, getransporteerd. Het huis, dat in het Amsterdamse transportregister onder deze naam voor het eerst wordt genoemd in 1615, was een geschenk van haar ouders Jacob Bicker en Alida Bicker. Na aanvaarding van het geschenk door haar echtgenoot, kreeg Catharina Bicker het huis opnieuw getransporteerd.

Verbouwing

Jacob Petersen liet grote verbouwingswerkzaamheden aan het huis aan het Janskerkhof verrichten, waaronder het leggen van Italiaanse vloeren, zetten van marmeren pilaren en smeedwerk, het vervangen van dakdelen en goten en werkzaamheden met lood. Ook werden door zijn echtgenote twee leeuwen aangeschaft. De leeuwen waren tweedehands; de originele wapens waren verwijderd.

Over de herkomst van de gebruikte materialen werden veel attestaties afgelegd. Volgens een verklaring waren de leeuwen afkomstig van ‘een gebrant huys ontrent Amersfoort in de hey’. Volgens een andere verklaring waren de leeuwen van vrienden geweest.

Trompenburgh

Een hovenier verklaarde in december 1673 dat Petersen tijdens de verovering door de Fransen van de provincie opdracht had gegeven om ornamenten en andere materialen van het landhuis van Cornelis Tromp in ‘s-Graveland – tegenwoordig Trompenburgh genaamd – naar het Janskerkhof te vervoeren. De koetsier van Petersen legde een vergelijkbare verklaring af voor een Haagse notaris (De Navorscher 1920, p. 207-208). Ook zou op het landgoed van Cornelis Tromp hout zijn gehakt en meegenomen. De correspondentie van Jacob baron de Petersen aan Cornelis Tromp is bewaard gebleven (zie NL-HaNA, Aanw. 1e afd. ARA, 1.11.01.01, inv.nr. 102 en Google books).

In 1675 stonden nog enige rekeningen open en werden attestaties afgelegd over dorpels en gebruikte vloerstenen. In 1677 had Jacob de Petersen, blijkens een attestatie, onenigheid met de weduwe van Hendrick Boschman, in leven kistenmaker, over de afrekening van het kistwerk door Boschman gedaan ten huize van De Petersen. In 1680 werd een kwitantie opgesteld voor de ontvangst van kolommen, pilaren met kapitelen etc., die ten huize van Jacob Petersen waren opgeslagen ten behoeve van admiraal Tromp.

In september 1672 liet het echtpaar een zoon Christiaen Frederick Peetersen aan huis dopen, die jong gestorven is. In 1674 liet het echtpaar hun zoon Ernestus Jacobus (Ernst Jacob) de Petersen in de Janskerk dopen.

Adelsbrief

In 1676 kreeg Jacob Petersen op grond van een adelsbrief van keizer Leopold I de titel Heiligen Roomschen Rijksbaron. Hij liet zich vanaf toen Jacob baron de Petersen noemen. Het adelsdiploma van Jacob Petersen bevindt zich sinds 2011 in de handschriftencollectie van de Hoge Raad van Adel.

In 1676 liet Jacob de Petersen hun zoon Christiaen Frederick van Petersen aan huis dopen. Het kind kreeg zes peten, onder wie de koning en koningin van Denemarken.

In 1678 liet Jacob de Petersen een tweeling dopen, Jacobus en Catharina, die kort na het overlijden van hun moeder zijn gestorven.

In 1678/1680 kocht Jacob baron de Petersen de ambachtsheerlijkheid Asschat, met de buitenplaats De Heijligenbergh, buiten Amersfoort, onder Leusden (zie ook verklaring 1678; verklaring 1678).

Johan van Halmaell

In 1687 verhuurde Jacob baron de Petersen het huis aan het Janskerkhof voor twee jaren aan Johan van Halmaell, kanunnik van het kapittel van St. Pieter te Utrecht. Het huis wordt in deze akte het Haenovershuys [Hannovershuis] genoemd.

In 1700, twee dagen voor zijn overlijden, maakte Ulrig Georg Wilhelm baron de Petersen een testament, waarin hij zijn broers als erfgenamen aanwees. Zijn vader Jacob baron de Petersen kreeg een legitieme portie.

Jacob Baron de Petersen overleed op 26 oktober 1704 bij Amersfoort op zijn buitenplaats De Heiligenberg, nalatende een mondige zoon. Hij werd begraven in de Domkerk.

Ernst Jacob baron de Petersen

Na het overlijden van Jacob baron de Petersen kwam het perceel in handen van zijn zoon Ernst Jacob baron de Petersen.

Ernst Jacob baron de Petersen (1674-1717) trouwde op 1 februari 1705 te Leusden (met att. van Utrecht) met Margaretha Fehrsen. In 1703 en 1704 hadden Ernst Jacob de Petersen en Margaretha Fehrsen echter al kinderen laten dopen.

Hun oudste zoon was Jacob de Petersen (1703-1780), die directeur-generaal op de Kust van Guinea werd. Jacob de Petersen werd in Utrecht gedoopt, aan huis (EL). Een adres wordt niet vermeld. Zijn grootvader Jacob de Petersen en oudtante Anna Maria Schot, weduwe van Jacob Bicker, traden op als doopgetuigen. Uit het doopboek valt niet op te maken dat zijn ouders bij zijn doop kennelijk nog niet getrouwd waren. Ook bij de doopinschrijving van zijn zuster Catharina Margaretha de Petersen (1704-1773) staat hierover niets geschreven.

In 1705 kocht Ernst Jacob baron de Petersen een kanonikale prebende.

Op 6 april 1705 lieten Ernst Jacob de Petersen en Margaretha Fehrsen hun zoon Ernestus in Amersfoort dopen.

In 1707 gaf Ernst Jacob baron de Petersen procuratie om het huis aan de noordzijde van het Janskerkhof te belasten met f 6000,- ten behoeve van Cornelis Beerninck.

Het huis in de Ramskooi werd verkocht. Op 21 januari 1710 werd het huis aan de nieuwe eigenaar getransporteerd.

Op 1 mei 1710 verkocht Margareta Fehrsen, getrouwd met baron Pieterson, wonende aan het Janskerkhof, een juweel aan juwelier Pieter Bodart. Haar man had dit juweel – een boot met 47 stenen – als onderpand gekregen van Johan Fredrick Teckman, hoofdofficier van Amersfoort.

In februari 1711 gaf Margaretha Fehrsen procuratie om een wissel te innen. In maart 1711 legde zijn lijfknecht Dirk van der Horst een verklaring af over de gang van zaken bij het passeren van het testament van Ernst Jacob baron de Peterssen op verzoek van Margaretha Fehrsen, baronesse de Petersen. Twee welen later legde Jacob Valkenburg, bewoner van Janskerkhof 24, een verklaring af dat hedenochtend om klokke acht uur Ernst Jacob baron de Peterssen nog in levende lijve was.

Ernst Jacob baron de Peterssen werd door zijn echtgenote onder curatele geplaatst. Hij verbleef de laatste periode van zijn leven in het logement of verbeterhuis Huys van Gemak aan de Lange Nieuwstraat.

Gerard Beelaerts en Adriana Mesdag

Portret van Gerard Beelaerts (1673-1718)
Gerard Beelaerts (1673-1718), Pieter van der Werff 1706 (Collectie Nederland)

Het huis aan het Janskerkhof werd vanaf 1710/11 verhuurd aan Gerard Beelaerts (1673-1718) en zijn echtgenote Adriana Mesdag. Zij waren de grootouders van Pieter Beelaerts van Blokland, die in 1806 Janskerkhof 25 kocht.

Op 9 december 1711 lieten Gerard Beelaerts en Adriana Mesdag hun zoon Matthijs dopen, wonende aan het Janskerkhof. Vrouwe Adriana Mesdag overleed nog dezelfde dag op het Janskerkhof, nalatende haar man met onmondige kinderen. Haar lichaam werd uitgevoerd naar Dordrecht om daar te worden begraven. Op 13 december 1711 overleed een kind van Gerard Beelaerts, vermoedelijk de pasgeboren Matthijs. Ook hij werd uitgevoerd.

Margaretha Fehrsen (Fhersen) overleed op 30 januari 1712, in de Wittevrouwenstraat, nalatende haar man en onmondige kinderen. Zij werd begraven in de Dom.

Bernhard Adolph von Dücker

Op 22 februari 1712 gaf advocaat Gerard Munnix, administrateur van de boedel Ernst Jacob baron de Petersen, aan Gerard Belaats [sic] toestemming om het huis voor de duur van de vredesonderhandelingen onder te verhuren aan diplomaten. De huurder werd Bernhard Adolph von Dücker, raad van de bisschop van Münster en Paderborn. Von Dücker arriveerde op 8 maart 1712 in Utrecht.

Ernst Jacob baron de Petersen kwam, evenals een aantal andere bewoners, op 8 september 1717 om het leven bij een brand in het logement of verbeterhuis Huys van Gemak aan de Lange Nieuwstraat. Hij werd begraven in de Domkerk.

In juli 1718 werd de Ambachtsheerlijkheid Asschat met de Heiligenberg door de kinderen verkocht aan Johan Agges Scholten.

Daniel Bernard Guilliamsz

In november 1718 werd het huis aan het Janskerkhof met koetshuis en stalling aan de Voorstraat, uit de boedel van Ernst Jacob baron De Petersen, getransporteerd aan Daniel Bernard Guilliamsz. De transactie omvatte volgens de transportakte vijftien beneden- en bovenkamers, kabinetten, een “Royal Bassacour”, tuin, parterre, stalling voor zes paarden, koetshuis, tapijten, kamerbehangsels.

Daniel Bernard Guilliamsz (1676-1761) was oud gouverneur en directeur van Coromandel aan de oostkust van India geweest (1710-1716; in dienst VOC 1699-1717). Hij was oorspronkelijk afkomstig uit Frankenthal in de Palts.

Daniel Bernard Guilliamsz was een half jaar eerder, buiten gemeenschap van goederen, met zijn nicht Isabella Bernard getrouwd (o.tr. Amsterdam 14-01-1718). Zijn eerste echtgenote, Dina Maria Leydecker, met wie hij in 1706 te Batavia was getrouwd, was in 1712 in het kraambed gestorven.

Daniel Bernard Guillamsz en Dina Maria Leydecker hadden vier kinderen gekregen: Johanna Anthonia (1706-1740), Melchior (1707-1767), Abraham (1711-1713), die bij zijn moeder op de begraafplaats Karikop te Nagapattinam was begraven, en Guiljam (1712-1763).

Johanna Anthonia Bernard, echtgenote van Jan Hendrik Strick van Linschoten
Johanna Anthonia Bernard, 1736 (collectie Het Utrechts Archief)

De boedel van Guiljam, die volgens de stukken “krankzinnig” was, werd beheerd door de Momboirkamer. Volgens de inventaris van het Weeshuis der Gereformeerden binnen Delft lieten Daniel Bernard Guilliamsz en Dina Maria Leydecker goederen na aan het Delftse weeshuis (boedellijst 401-811, nr. 424; 1706-1727).

In 1727 trouwde Johanna Anthonia Bernard onder huwelijkse voorwaarden met Jan Hendrick Strick van Linschoten (1687-1759).

Daniel Bernard Guillamsz en Isabella Bernard maakten in 1732 ieder een testament (nrs. 260-1 en 260-2) en stelden een codicil op.

In 1734 verliet Melchior Bernard het huis om in dienst te treden van de VOC.

Scheiding van tafel en bed

Daniel Bernard Guilliamsz en Isabella Bernard scheidden enkele jaren later van tafel en bed. In 1738 deed Daniel Bernard Guilliamsz afstand van appel in een zaak tegen zijn echtgenote. Isabella Bernard verliet het huis in 1739; zij ging wonen aan het Pieterskerkhof in het huis waar de heer Burman had gewoond (Schinkelshoek, p. 20).

In 1741 kwam Melchior Bernard weer terug naar Utrecht, samen met zijn echtgenote Johanna Petronella de Leeuw. Zij was geboren in Batavia, als dochter van Adriaan de Leeuw en Catharina Alida Klinck. Het echtpaar ging in de Ridderschapstraat wonen.

In 1755 maakte Daniel Bernard Guilliamsz een nieuw testament. Daniel Bernard Guilliamsz woonde hier tot zijn dood in 1761. Hij werd begraven in de Geertekerk. Zijn grafsteen ligt tegenwoordig in de Buurkerk.

Stipendium Bernardinum

Vlak voor zijn overlijden legde hij bij testament de oprichting van het Stipendium Bernardinum vast. Het Stipendium Bernardinum is een fonds ter financiële ondersteuning van theologiestudenten uit de Palts en Hongarije die in Utrecht komen studeren. In 2011 werd het 250-jarig jubileum van het Stipendium Bernardinum gevierd. Als onderdeel van deze viering werd in het voorportaal van de Geertekerk een koperen bordje bevestigd, ter nagedachtenis aan de stichter van het fonds.

Erven Daniel Bernard Guilliamsz

Melchior Bernard wil Janskerkhof 17 Utrecht niet erven

Melchior Bernard liet in september 1761 in een notariële verklaring vastleggen dat hij liever geld erfde dan het huis aan het Janskerkhof. Ook de ambachtsheerlijkheid van Nieuw Hellevoet en de Quack wilde hij blijkens een notariële verklaring niet hebben. Verder deed hij afstand van alle administratie van zijn vader.

In maart 1762 vond in het sterfhuis van Daniel Bernard Guilliamsz een verkoop plaats van een “deftige inboedel” (Leydse courant, 15-03-1762, Delpher).

Melchior Bernard en Johanna Petronella de Leeuw verhuizen naar Janskerkhof 17

Na het overlijden van Daniel Bernard Guilliamsz verhuisden Melchior Bernard en Johanna Petronella de Leeuw van de Ridderschapstraat naar Janskerkhof 17 Utrecht en namen zij de zorg voor de innocente Guiljam Bernard op zich. De boedel, met daarin het huis Janskerkhof 17, bleef onverdeeld.

Guiljam Bernard, bejaarde vrijer, overleed op 22 augustus 1763 op het St. Janskerkhof, nalatende een mondige broer en zusters kinderen. Hij werd begraven in de Geertekerk.

Melchior Bernard overleed op 10 december 1767 op het Janskerkhof, nalatende zijn vrouw. Hij werd begraven in de Geertekerk.

Johanna Petronella de Leeuw

In 1771 vond de boedelscheiding door de erfgenamen van Daniel Bernard Guiljamss plaats. Het huis aan het Janskerkhof en twee huizen aan de Voorstraat kwamen daarbij in handen van de bewoonster, Johanna Petronella de Leeuw, weduwe van Melchior Bernard.

Johanna Petronella de Leeuw, weduwe van Melchior Bernard, overleed op 16 maart 1775, op het Janskerkhof, nalatende een bejaarde broeder en zuster. Zij werd begraven in de Geertekerk.

Floris Petrus van Ewijck

Floris Petrus van Ewijck
Floris Petrus van Ewijck (collectie Het Utrechts Archief)

In mei 1775 werden de huizen aan het Janskerkhof en in de Voorstraat door de executeurs testamentair (onder wie broer Gerard Ewoud de Leeuw) uit de nalatenschap van Johanna Petronella de Leeuw (†1775) verkocht aan Floris Petrus van Ewijck (1737-1813).

Floris Petrus van Ewijck, weduwnaar van Johanna Maria Craeyvanger (1735-1770; dochter van Gysbert Craeyvanger en Geertruida Margaretha Bongart, Drift 15), was in 1773 (o.tr. Amsterdam 15-10-1773) getrouwd met Saria Maria de la Court (1751-1790).

Van Ewijck verhuurde mogelijk een huis aan de Voorstraat aan Jan Hendrik Waalman. In 1777 diende Jan Hendrik Waalman stukken in ter zijner verdediging tegen de eis van mr. Floris Petrus van Ewijck tot verbreking van de huur van een huis aan de Voorstraat wegens daarin aanwezig ongedierte.

Volgens A.F.E. Kipp (Maandblad Oud-Utrecht, 1986, p. 153) werd het huis aan het Janskerkhof in 1779 grondig verbouwd. Het huis kreeg een nieuwe gevel en een nieuw dak.

Sara Maria de la Court overleed op 3 juni 1790, wonende aan het Janskerkhof. Zij werd begraven in de Buurkerk.

Willem Arnout Leyssius

In maart 1791 verkocht Floris Petrus van Ewijck het huis, inclusief het koetshuis en de woningen aan de Voorstraat, aan Willem Arnout Leyssius. Willem Arnout Leyssius (1769-1796) was in 1790 getrouwd met Frederica Geertruida van Westrenen van Themaat. Zij was een kleindochter van Jan Jacob van Westrenen en Johanna Catharina Mamuchet van Houdringe (zie claustraal erf III).

Janskerkhof 17 Utrecht
Interieur Janskerkhof 17 omstreeks 1792 (collectie Het Utrechts Archief)

Het huis werd dat jaar nog opnieuw ingericht. Het interieur van het huis zag er uit als op deze kleurenlitho, in de collectie van Het Utrechts Archief (catalogusnr. 35424).

De kleurenlitho is gemaakt op basis van een vertrek in het huis Janskerkhof 17, dat na de sloop van het huis, in 1886, aan het Utrechtse Stedelijk Museum van Oudheden werd geschonken.  Het vertrek was in het begin van de twintigste eeuw opgesteld in een stijlkamer van het museum (buitenplaats Het Hoogeland). Tegenwoordig bevinden de betimmering met zijdebespanning en de schoorsteenmantel zich in het depot van het Centraal Museum (inv.nrs. 838, 2357 en 2358).

Het echtpaar Leyssius kreeg twee kinderen, Maria Françoise Leyssius (1791-1864) en Pierre Frédéric Leyssius (1793-1846). Vanaf 1793 leefde het echtpaar gescheiden van tafel en bed.

Zijn moeder Renetta Françoise Decker, die op Drift 23 woonde, stond vanaf 1794 borg voor de voldoening van de jaarlijkse uitkering van f 7000-0-0, die haar zoon bij de scheiding had overeengekomen om aan zijn gesepareerde vrouw uit te betalen.

Duel

In 1796 kwam Willem Arnoud Leyssius bij Oudwijk om het leven, in een duel met François Nicolaas van Outhoorn (1767-1846). Dezelfde dag, 20 juli 1796, werd een secretaire op de slaapkamer in het sterfhuis verzegeld, om de volgende dag weer te worden ontzegeld. Willem Arnoud Leyssius werd in stilte begraven in Zuilen.

Tegen Van Outhoorn werd een rechtszaak aangespannen. In augustus 1797 werd de inboedel van wijlen Willem Arnoud Leyssius verkocht. Volgens de aankondiging in de Oprechte Haarlemse Courant van 20 juli 1797, p. 4 (Delpher), stond zijn huis in de Boothstraat. In januari 1798 werden zijn boeken verkocht (Opregte Haarlemse courant, 06-01-1798, p. 4, Delpher).

Verdeling nalatenschap

Over de verdeling van de nalatenschap van Willem Arnout Leyssius ontstond een geschil tussen de voogden van zijn kinderen en zijn weduwe Frederica Geertruida van Westrenen van Themaat, die hertrouwd was met Pierre Menoire de Villemure († <03-02-1798). In 1800 werd besloten om het geschil aan de uitspraak van arbiters voor te leggen: twee oud-raadsheren (Gerard Munnicks, eigenaar van Janskerkhof 22, en Jan Both Hendriksen, die op de hoek Drift/Nobelstraat woonde) en een advocaat (Hermanus Oosterdyk Joansz, wiens zusters het huis van hun vader Johan Oosterdyk Schacht op Drift 8 hadden geërfd en die zelf op het Oudkerkhof woonde).

Mogelijk heeft dit geschil ertoe geleid dat het huis pas ruim vijftien jaar na het overlijden van Willem Arnout Leyssius werd verkocht. Het huis werd tot die tijd verhuurd.

Petrus Leonardus van Heilmann

In het begin van de negentiende eeuw woonde hier het echtpaar Van Heilmann. Petrus Leonardus van Heilmann (1755-1816) was in 1789 getrouwd met Lucia Theresia van Lielaar (1752-1819), weduwe van Martinus Carolus van Beurden. In 1793 was Lucia Theresia van Lielaer, echtgenote van Petrus Leonardus Heilmann, na de dood van haar vader Johannes Franciscus van Lielaar, beleend met de heerlijkheid Stoutenburg.

Uit de aantekeningen van H. Keetell over de Bataafse omwenteling (De Navorscher 1903, p. 331-334) blijkt hoe groot het huis moet zijn geweest. In februari 1804 arriveerde Franse generaal Auguste de Marmont in Utrecht. Marmont eiste van het gemeentebestuur een gemeubileerd huis voor zijn hoofdkwartier. Het door het gemeentebestuur aangeboden huis Minrebroederstraat 5, met zeventien kamers, vond Marmont te klein. Marmont had zijn zinnen gezet op het huis van Van Heilmann aan het Janskerkhof of dat van Van Hengst (Minrebroederstraat 20). Marmont nam uiteindelijk zijn intrek in Groot Paushuize (in de kroeg, in zijn woorden).

Tijdens het bezoek van keizer Napoleon aan Utrecht, in oktober 1811, logeerde de Prins van Neufchatel [Louis Alexandre Berthier] bij Heilmann op Janskerkhof H 500.

Paulus Willem Bosch van Drakestein

paulus willem bosch van drakestein
Paulus Willem Bosch van Drakestein (1771-1834)

Het huis werd rond 1812 gekocht door Paulus Willem Bosch van Drakestein (1771-1834).

Paulus Willem Bosch was in 1797 onder huwelijkse voorwaarden getrouwd met Henrietta Hofmann (1775-1839). Het echtpaar woonde aanvankelijk op Voorstraat wijk H no. 513 (tegenwoordig Voorstraat 85-87), dat zij vermoedelijk van Joachim van Vliet, zoon en erfgenaam van Anna Maria van Plasburgh (†1792), hadden gekocht. Op 5 juli 1811 werd hun zoon Johannes Gerardus Bosch van Drakestein op hun woonadres Voorstraat wijk H no. 513 geboren (BS Utrecht 1811 G, aktenr. 4).

De familie Bosch van Drakestein werd tijdens de volkstelling van 1813 op het Janskerkhof geregistreerd. Hun zoon Gerard Willem Bosch van Drakestein werd op 26 november 1813 op het Janskerkhof geboren (BS Utrecht 1813 G, aktenr. 918).

Paulus Willem Bosch van Drakestein ontleende het tweede deel van zijn achternaam aan het door hem gekochte kasteel Drakesteyn in Lage Vuursche. Dit kasteel was in 1640 door Gerard van Reede van Drakestein, eigenaar van claustraal erf V, gebouwd. Paulus Willem Bosch kocht kasteel Drakesteyn in 1805. Of het echtpaar toen al op de Voorstraat woonde is niet duidelijk. In december 1805 maakten Paulus Willem Bosch en Henriette Hofmann een testament; Drakesteyn en hun buitenplaats Sterrenberg worden daarin genoemd, maar hun Utrechtse huizen (Bosch had in 1804 ook een huis op de Voorstraat naast het Vleeshuis, en een huis daarachter, op Agter ’t Vleeshuis, gekocht) komen er niet in voor.

Van 1812 tot 1813 was Bosch van Drakestein maire van Utrecht. In 1829 werd Paulus Willem Bosch van Drakestein in de adelstand verheven.

OAT 1832

In de OAT 1832 wordt Paulus Willem Bosch van Drakestein als eigenaar van perceel A 566 (huis, erf en stal) vermeld. Grenzend aan de Voorstraat lag perceel A 572 (huis en erf), ook eigendom van Paulus Willem Bosch van Drakestein.

In 1834 overleed Paulus Willem Bosch van Drakestein, op 62-jarige leeftijd, op zijn woonadres Sint Janskerkhof wijk H no. 593 (BS 1834 O, aktenr. 373). In 1839 overleed zijn weduwe Henrietta Hofmann, op 63-jarige leeftijd, op haar woonadres aan het St. Janskerkhof, wijk H no. 593 (BS 1839 O, aktenr. 1332).

Verkoop inboedel en kunstcollectie

In een advertentie in de Utrechtsche Courant van 16 maart 1840, p. 4 (Delpher), werd een verkoop van de inboedel van Henrietta Hofmann aangekondigd:

“Op Maandag den 6. April 1840, en Volgende dagen, des voormiddags ten 10 ure precies, mitsgaders Zaturdag 11. derzelve maand, des middags ten 12 ure , zal men voor de Huizinge van de Vrouwe Overledene, aan het St. Janskerkhof binnen Utrecht , ten overstaan van den Notaris STEVENS, publiek om kontant geld verkoopen:

eenen netten en zindelijken INBOEDEL, bestaande in onderscheidene zoo grove als kleine Mahoniehouten, en andere MEUBELEN, Pendules, staande Horologe, Mangel, Persen, welgevulde Bedden, Dekens en Matrasse, Superbe Smirnasche Tapijten, Karpetten en Vloerkleeden, Statie Gordijnen, Kamerkroonen, Branches en andere Ornamenten, Piano Forte, Chineesche en andere Kamerschermen, uitmuntend Porcelein en en Aardewerk, waaronder onderscheidene Tafelserviesen; Kristal en Glaswerk, Heldere Spiegels, Tafels, Canape’s en Stoelen, Oost Indisch en ander Lakwerk, Pleated, Koper, Tin, Blik, IJzer en Mandenwerk, mitsgaders vier Koets of Tuig Paarden, moderne Rijtuigen, Tuigen en Saalgereedschappen. enz, enz.

Nagelaten door Vrouwe HENRIETTA HOFMANN, Weduwe van den Hoog Wel Geb. Heer Jonkheer Mr. Paulus Willem Bosch van DRAKESTEiN, in leven Lid van de Provinciale Staten van Utrecht. NB. Gezegde goederen kunnen Zaturdag 4. April 1840, van des morgens ten 10 tot des namiddags ten 5 ure bezigtigd worden.”

Ook werd, blijkens een advertentie in de Utrechtsche Courant van 26 februari 1840, p. 2 (Delpher), de kunstcollectie van het overleden echtpaar verkocht:

“Op Vrijdag den 10den April 1840, des voormiddags ten 10 ure precies, zal men ten overstaan van den Notaris STEVENS, binnen Utrecht, voor de Huizinge aan het St. Janskerkhof, Wijk H. No. 593, publiek Verkoopen: Eene fraaije verzameling SCHILDERIJEN VAN OUDE en MODERNE MEESTERS, mitsgaders MARMER en IVOOR BEELDWERK, verzameld en nagelaten door wijlen Jonkheer Mr. PAULUS WILLEM BOSCH van DRAKESTEIN en Echtgenoot Vrouwe HENRIETTA HOFMANN, waarvan de catalogus met vermelding van den tijd van bezigtiging te bekomen is ten kantore van gemelden Notaris, van den kunstschilder J. DE LELIE, te Amsterdam, en aan het Locaal van Verkoopingen te Utrecht achter St. Pieter.”

Volkstelling 1840

Tijdens de volkstelling van 1840 werd het huis bewoond door personeelsleden. Aletta Kraft (29 jr) was kamenier, Wilhelmina Achthoven (31 jr) was werkmeid, Hendrica Merkenhoff (32 jr) was keukenmeid en Franciscus J. Arts (22 jr) was huisknecht (H deel II blad 636).

Elisabeth Cornelia Petronella Bosch van Drakestein

Het huis werd betrokken door hun dochter Elisabeth Cornelia Petronella Bosch van Drakestein (1809-1883). Elisabeth Cornelia Petronella Bosch van Drakestein was in 1826 getrouwd met haar neef Jan Willem Hendrik Bosch (1799-1851). Hij was lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Hun zoon Hendrik Wilhelmus Bosch overleed op 29 maart 1849, op 13-jarige leeftijd, op Janskerkhof H 593 (BS Utrecht 1849 O, aktenr. 491).

Jan Willem Hendrik Bosch overleed op 5 juli 1851, op 51-jarige leeftijd, op zijn woonadres Janskerkhof H 583 (BS Utrecht 1851 O, aktenr. 628).

Elisabeth Cornelia Petronella Bosch van Drakestein staat in het adresboek der stad Utrecht 1863-1864 vermeld als douairière J.W.H. Bosch.

Elisabeth Cornelia Petronella Bosch van Drakestein overleed op 7 december 1883, op haar woonadres Janskerkhof H 593 (BS Utrecht 1883 O, aktenr. 1866).

Janskerkhof 17 Utrecht, eigendom van de familie Bosch van Drakestein
Een gedeelte van het voormalige huis Janskerkhof 17 met tuinmuur, omstreeks 1885 (collectie Het Utrechts Archief)

Perceel gesplitst

Na het overlijden van Elisabeth Cornelia Petronella Bosch van Drakestein werd het perceel gesplitst. Het perceel aan de Voorstraat kwam in handen van haar dochter Henrietta Paulina Wilhelmina Bosch (1828-1899). Zij liet op dit perceel een woonhuis bouwen, “ter plaatse van een te amoveeren stal en koetshuis” (zie Voorstraat 63-65 oud).

Huis aan het Janskerkhof verkocht aan gemeente Utrecht

Janskerkhof 17 Utrecht, door familie Bosch van Drakestein verkocht aan Gemeente Utrecht
Voormalige huis op perceel Janskerkhof 17, A.E. Grolman 1886 (collectie Het Utrechts Archief)

In 1885 werd het huis op het perceel Janskerkhof 17 door de erfgenamen te koop aangeboden.

Uit de advertentie in het Algemeen Handelsblad van 2 augustus 1885, p. 9 (Delpher) blijkt dat het een groot huis was, op een perceel van bijna 12 are (1200 vierkante meters). De opsteller van de advertentie suggereerde aan de potentiële kopers van het huis dat “het geheel, door uitgestrektheid, indeeling en stand, ook geschikt is voor handelszaken, groote magazijnen, inrichting voor zieken”.

Het huis werd in de advertentie als volgt omschreven:

“Een zéér aanzienlijk, kapitaal
HEERENHUIS,
met ruime Voorplaats, Erf, Grond en
TUIN,
te zamen groot 1200 vierk. Meters, bijzonder gunstig gelegen te Utrecht, aan hetSt. Janskerkhof, nabij de Boothstraat, wijk H, No. 593, — beleend door eigendommen van den Hoog Wel-Geb. Heer Jonkhr. J.L.A. MARTENS en de Utrechtsche Zendingsvereeniging; bij het kadaster der Gemeente Utrecht bekend in Sectie A No. 2443, groot 11 A., 98 C.

Het perceel bevat beneden: groote, wit-marmeren vestibule en gang; ter rechterzijde daarvan vier communiceerende Kamers, waaronder zéer groote en fraaie Voorkamer en Zaal; links van Vestibule en Gang: groote, antieke Voorzaal met kleinere Kamer daarachter, ruime Keuken met Bijkeuken; Tuinkamer met annex Vertrek (thans Dessertkamer) en voorts uitgestrekte Kelders, door een Gang verbonden, — en net aangelegden Tuin met Bergkamer, enz.

De Eerste Verdieping bestaat uit Corridor; drie Kamers aan de zijde van het Sint Janskerkhof, waarvan eene met Alkoof; Linnen-, Meiden- en Provisiekamers; twee communiceerende Tuinkamers met aangrenzend vertrekje; groote, net ingerichte Achterkamer met bijbehoorende Badkamer, waarop Bad en nog twee Kamers met ramen aan de binnenplaats.
De Zolderverdieping bevat: Gang; Voor- en Achterzolder met diverse Kamers en Vlieringen.
In voorschreven Huizinge zijn groote Kasten; uitnemende Wel- en Regenwaterspompen; Gangfontein; aisances en verdere geriefelijkheden; de meerendeels groote Kamers zijn geplafonneerd en met kostbare stoffen behangen, — de schoorsteenen van marmeren mantels voorzien; de trap is gemakkelijk en in grootschen stijl uitgevoerd, — terwijl het geheel, door uitgestrektheid, indeeling en stand, ook geschikt is voor handelszaken, groote magazijnen, inrichting voor zieken, enz.
Dadelijk te aanvaarden, mits de kooppenningen voldaan zijn. (…)”

Huis afgebroken

Het huis werd gekocht door de gemeente Utrecht om te worden vervangen door een schoolgebouw. De gemeente kocht het perceel voor f 24.000,- (Het nieuws van den dag, 26 april 1886, p. 9, Delpher).

De betimmering met zijdebespanning en de schoorsteenmantel werden veilig gesteld. Deze bevinden zich tegenwoordig zich in het depot van het Centraal Museum (inv.nrs. 838, 2357 en 2358). Voordat deze werden verwijderd maakte architect C. Vermeys er nog een tekening van (HUA, catalogusnr. 217040).

Bronnen

  • M. Dolfin, E.M. Kylstra en J. Penders, in: Utrecht. De huizen binnen de singels. Beschrijving. SDU uitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1989.
  • M.R. Doortmont, Van kamerheer tot binnenmoeder. De rijksbaronnen De Petersen in Nederlanden 1550-1914, voordracht NGV Amersfoort, 1995.
  • M.R. Doormont,’Van kamerheer tot binnenmoeder: de Rijksbaronnen de Petersen in de Nederlanden, 1650-1914′, in: De Nederlandsche Leeuw 116 (1999), k. 97-174, 278-314 en 482.
  • A.F.E. Kipp, Janskerkhof 17, in: Archeologische en Bouwhistorische Kroniek van de Gemeente Utrecht 1985, Maandblad Oud-Utrecht 1986, p. 152-154.
  • W.M. Schinkelshoek, Het Stipendium Bernardinum, 2011.
  • A.J. Servaas van Rooijen, C. Tromp’s huis te ’s Graveland geplunderd?, De Navorscher 1920, p. 207-208 (pdf).
  • Jaarverslag Hoge Raad van Adel 2011 (met afbeelding adelsdiploma Jacob Petersen).
  • Nationaal Archief, VOC: Overgekomen brieven en papieren – Daniel Bernard.

Janskerkhof 17, Utrecht, Willem de Zwijgerschool, Hofman Café, HKU
Janskerkhof 17, omstreeks 1900 (collectie Het Utrechts Archief)

Het huidige pand op Janskerkhof 17-17a Utrecht (tot 1890: Janskerkhof wijk H no. 593) heeft de voormalige Willem de Zwijgerschool gehuisvest. Het pand heeft tegenwoordig twee gebruikers: Café Hofman en de Opleiding Theater van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU).

De oorspronkelijke functie van Janskerkhof 17 Utrecht is een schoolgebouw bestemd voor ongeveer 400 kinderen. De school werd gebouwd in de periode 1886-1888.

Gemeentelijk monument

Het schoolgebouw is een gemeentelijk monument (3440967). De toelichting luidt als volgt:

“School, in 1886 gebouwd als Openbare lagere school van de 4e soort naar een ontwerp van architect C. Vermeijs van de Dienst Gemeentewerken. Het schoolgebouw is U-vormig van plattegrond; één van de poten vormt de voorbouw. Op de achterzijde van het perceel staat een vrijstaand gymnastieklokaal. Het schoolgebouw heeft twee bouwlagen en een kap met plat en met schilden op de voor- en achterbouw en op het gymnastieklokaal. Een rechthoekig lichthof is (aan de westzijde) uitgespaard. Het gebouw is symmetrische van opzet; het trappenhuis vormt daarbij het hart. De gang ligt aan de oostzijde en heeft twee dwarsgangen in de voor- en achterbouw die de lokalen ontsluiten. De gang is tot aan de achterzijde van het perceel doorgetrokken, waar hij het vrijstaand gymnastieklokaal ontsluit. De voorgevel is symmetrisch en geleed door pilasters. Op de begane grond zijn rondboogvensters en op de verdiepingen rechthoekige vensters. De voorgevel heeft een rijke detaillering en architectonische vormgeving, overwegend in classicistische stijl. In het oeuvre van C. Vermeijs is dit ontwerp erg rijk gedecoreerd. De school is inwendig ingrijpend verbouwd. De kelders van een in 1886 gesloopt claustraal huis van St. Jan, gelegen ter plaatse van de binnenplaats tussen noordvleugel en gymnastieklokaal, zijn in 1985 bij het schoolgebouw betrokken. De kelders dateren uit de 17de eeuw. Een grote vierkante kelder is verdeeld in vier ruimten met kruisgewelven. Van twee kleinere kelders heeft één een tongewelf; de andere is vlak gedekt. Het schoolgebouw is van cultuurhistorisch vanwege de architectonische vormgeving van de voorbouw van de school. De kelders zijn van bouwhistorisch belang.”

Schoolgebouw

Op 22 juli 1886 besloot de Utrechtse gemeenteraad tot de oprichting van een “nieuwe school der 3e soort” aan het Janskerkhof. Gedeputeerde Staten verleenden op 26 augustus 1886 goedkeuring aan dit besluit.

Het pand werd in de periode 1886-1888 gebouwd, naar een ontwerp van de architect-directeur der gemeentewerken C. Vermeijs (1828-1889). De begroting van Vermeijs voor de bouw van de school bedroeg f 42.600,-.

De school werd op 31 maart 1888 opgeleverd en op 16 april 1888 in gebruik genomen.

Op de begane grond van het schoolgebouw Janskerkhof 17 bevonden zich zes schoollokalen en een gymnastieklokaal. Op de eerste verdieping bevonden zich vier schoollokalen, waarvan twee werden gebruikt door de Normaalschool. Op de eerste verdieping bevonden zich ook een tekenzaal, de bibliotheek en de kamer van het schoolhoofd.

Lambertus Gerhardt

Lambertus Gerhardt met schoolklas Janskerkhof 17
Schoolhoofd Lambertus Gerhardt met leerlingen en onderwijzeres van klas 6, 1903 (collectie Het Utrechts Archief)

Het overige deel van de eerste verdieping en de gehele tweede verdieping van de school waren ingericht als woning voor het hoofd van de school.

Het eerste schoolhoofd, Lambertus Gerhardt (1838-1908), kwam hier volgens het bevolkingsregister op 2 mei 1888 wonen, samen met zijn echtgenote Johanna Wilhelmina Frederika van der Hoeven (1841-1897), zes kinderen en een dienstbode.

In 1890 werd het adres Janskerkhof H wijk no. 593 (volgens de omnummerlijst no. 593a) omgenummerd tot Janskerkhof 17 Utrecht. Enkele jaren later had de school in het bevolkingsregister het adres Janskerkhof 17 en de woning van het schoolhoofd het adres Janskerkhof 17bis.

De oudste kinderen Gerhardt gingen een voor een het huis uit. Dochter Martina Jeannette Gerhardt trouwde in 1891 met Jan Nanninga (BS Utrecht 1891 H, aktenr. 294). Na het overlijden van haar moeder trok zij met haar gezin tijdelijk bij haar vader in (Bevolking 1890-1900 wijk A1 deel 3, blad 1395).

Lambertus Gerhardt verhuisde op 17 juni 1908 naar Frederik Hendrikstraat 56, waar hij twee maanden later overleed (BS Utrecht 1908 O, aktenr. 1291).

Mattheus Bernhard Hoogeveen

Gerhardt werd als hoofdonderwijzer opgevolgd door Mattheus Bernhard Hoogeveen (1862-1941). Het gezin Hoogeveen kwam hier op 22 juli 1908 wonen. Mattheus Bernhard Hoogeveen was de bedenker van het leesplankje van Hoogeveen.

Mattheus Bernard Hoogeveen verhuisde op 13 september 1910 met zijn gezin naar Leiden.

Arie Hendrik Huibregtsen

Op 8 november 1910 kwam hoofdonderwijzer Arie Hendrik Huibregtsen (1870-1955) met zijn gezin op Janskerkhof 17bis Utrecht wonen (Bevolking 1900-1910 wijk 1, deel 6-7, blad 1445). Zij waren vermoedelijk de laatste bewoners van het pand.

Verbouwing Janskerkhof 17 Utrecht

De school kampte vanaf het begin met ruimtegebrek. Bij een verbouwing in 1914/1915 werd de woning van het schoolhoofd bij de school getrokken en veranderd in een klas-, een handwerk- en een tekenlokaal.

Willem de Zwijgerschool

De school startte als “school der 3e soort” en heeft daarna diverse onderwijsontwikkelingen doorgemaakt. In 1920 kreeg de school, die toen officieel een ULO was, de naam Willem de Zwijgerschool.

Mobilisatie en Tweede Wereldoorlog

Nederland mobiliseerde op 28 augustus 1939. In Utrecht werden de lagere scholen ten behoeve van de militairen in beslag genomen. Ook Janskerkhof 17 Utrecht werd ontruimd. Op een bewaard gebleven lijst staat genoteerd dat Janskerkhof 17 op 2 september 1939 vrij zou zijn (afb. 30). Volgens een andere lijst in dezelfde inventaris is Janskerkhof 17 gebruikt van 25 augustus t/m 4 september (afb. 97).

Uit een nota van de Gemeentelijke Inspecteur voor het Lager Onderwijs, van 21 mei 1940, blijkt dat aan hem op 20 mei was meegedeeld dat Janskerkhof 17, evenals een aantal andere scholen, voor militaire doeleinden door de bezetter was gevorderd (afb. 123-125).

Verhuisd naar Wittevrouwenkade

Op 1 augustus 1975 verhuisde de Willem de Zwijgerschool van Janskerkhof 17 naar de Wittevrouwenkade na een fusie met het Gemeentelijk Atheneum/HAVO. De nieuwe scholengemeenschap werd in 1981 opgeheven.

Café Hofman

In de periode 1992-1993 werd Janskerkhof 17 Utrecht verbouwd. De gevel en de indeling van het gebouw werden gewijzigd (HUA, bouwdossier 8775). Vervolgens werd een gedeelte van de indeling gewijzigd ten behoeve van een café (HUA, bouwdossier 9738).

Adressen gewijzigd

De adressen van het pand zijn tegenwoordig Janskerkhof 17 Utrecht en Janskerkhof 17a Utrecht. Aangezien het Janskerkhof tegen de klok in genummerd is, heeft de voordeur aan de rechterkant van het gebouw (met trap naar boven; voorheen Janskerkhof 17bis) het adres Janskerkhof 17. De begane grond, met toegangen links en in het midden van het pand (voorheen Janskerkhof 17), heeft het adres Janskerkhof 17a.

Huidige bestemming Janskerkhof 17: HKU

Janskerkhof 17 Utrecht wordt, samen met Janskerkhof 18, gebruikt door de opleiding Theater van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU). Janskerkhof 17 Utrecht is het adres van het Akademietheater.

Op een promotiefilm van de theateropleiding van de HKU uit 2010 (YouTube) is te zien hoe Janskerkhof 17/18 er tegenwoordig van binnen uitziet.

Huidige bestemming Janskerkhof 17a: Hofman Café

Janskerkhof 17a Utrecht heeft een horeca-bestemming (Café Hofman).

Bronnen

  • Inventaris van het archief van de Willem de Zwijgerschool voor (m)ulo/mavo te Utrecht 1910-1976, inventarisnr. 799, Het Utrechts Archief.

Vorige huis: Claustraal erf III.
Volgende huis: Janskerkhof 18 Utrecht.


Gepubliceerd: 06-03-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 19-04-2025.

Scroll naar boven