
Janskerkhof 11 Utrecht (tot 1890: Janskerkhof wijk G no. 241) is een rijksmonument. Op de tweede verdieping bevindt zich tegenwoordig een appartement, met het adres Janskerkhof 11bis Utrecht. Op de begane grond, met het adres Janskerkhof 11, is Aveda kapper Laurent gevestigd.
Janskerkhof 11 werd in 1663 gebouwd door metselaar Gijsbert Anthonisz van Vianen. Tot 1922 was Janskerkhof 11 een woning. In 1922 werd Janskerkhof 11 tot winkel met bovenwoning verbouwd. Het huis heeft tegenwoordig twee adressen: Janskerkhof 11 Utrecht en Janskerkhof 11-BS Utrecht.
Rijksmonument
Janskerkhof 11 Utrecht is een rijksmonument. Het huis wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 36156) omschreven als:
“Pand met pilastergevel met grote orde en rechte kroonlijst, gedekt door schilddak, omstreeks 1650.”
Kanunniken kapittel van Sint Jan
Het perceel van Janskerkhof 11 Utrecht behoorde in de middeleeuwen tot de immuniteit van Sint Jan (claustraal erf XV). Het perceel reikte tot aan de Jansdam. Vermoedelijk in de vijftiende eeuw werd het perceel bebouwd.
Het huis werd tot in de tweede helft van de zeventiende eeuw bewoond door kanunniken van het kapittel van Sint Jan.
Op de zeventiende-eeuwse bewonerslijst van het Janskerkhof wordt het huis voor het eerst in 1490 genoemd. Het huis werd toen bewoond door kanunnik Henricus Trinde. Trinde wordt genoemd door Antonius Matthaeus III, in zijn werk De nobilitate, de principibus … de comitatu Holandiae et diocesi Ultrajectina (herdruk 1698, p. 444, Google books). Henricus Trinde verhuisde rond 1495 naar claustraal erf II (nu: Janskerkhof 17-17a).
Trinde werd opgevolgd door Wilhelmus de Amerongen (1504), mogelijk de natuurlijke zoon van Ernst Willemsz van Amerongen. In 1551 wordt Adrianus Beveland genoemd. Jasparus ab Haemstede staat genoemd met het jaartal 1556.
In 1580 werd de katholieke eredienst in Utrecht verboden. De Janskerk verloor haar functie als kapittelkerk; de immuniteit werd opgeheven. Het kapittel van Sint Jan bleef echter in geseculariseerde vorm bestaan. Na de reformatie werd het perceel Janskerkhof 11 nog meer dan tachtig jaar bewoond door kanunniken van het kapittel van Sint Jan.
Roeloff Streng
In 1588 was het perceel eigendom van Roeloff Streng (Strengh), kanunnik in het kapittel van Sint Jan (transportakte Janskerkhof 10). Al in 1579 werd een verklaring opgesteld dat, ongeveer 10 jaar eerder, Emmichgen Kennewechs haar huis, gelegen bij het Sint Janskerkhof te Utrecht, voor f.300-0-0 had verkocht aan Roeloff Streng, kanunnik van de Sint Janskerk te Utrecht en dat zij de koopsom in zijn geheel had ontvangen. Om welk huis het hier gaat is nog niet duidelijk. Mogelijk betrof het een huis op de Drift.
Rudolf Streng van Vianen, eerste secretaris van het kapittel en zielpriester, later kanunnik van Sint Jan, overleed, volgens Aernout van Buchel (Monumenta fol. 47r), op 13 maart 1592. Hij werd begraven in de Janskerk.
Aert van Esch
Na het overlijden van Rudolf Streng kwam het huis in handen van Aert van Esch (ook: Aernt, Arnoldus, van Nesch), kanunnik van Sint Jan.
Aert van Esch speelde een belangrijke rol in het kapittel van Sint Jan. Jarenlang deed hij de administratie van de goederen van het kapittel. Na de reformatie verzamelde Van Esch belangrijke bezittingen van het kapittel, waaronder zilverwerk en de albe van Keizer Frederik Barbarossa (1122-1190).
Het zilverwerk werd verkocht. Met de opbrengst werd de bouw van drie huizen aan de noordzijde van de Janskerk gefinancierd.
Aert van Nesch overleed volgens Aernout van Buchel (Monumenta, p. 86 (fol. 46v)), op 28 februari 1610, op 80-jarige leeftijd. Hij werd begraven in de Janskerk.
Kostbaarheden kapittel van Sint Jan
Na het overlijden van Aert van Esch kwamen de kostbaarheden van het kapittel van Sint Jan in handen van diens neef en enige erfgenaam Dirk (Theodorus) van Esch, kanunnik in het kapittel van Sint Jan.
Toen Theodorus van Esch in 1611 besloot om te trouwen, sloeg hij de nog onder hem berustende kostbaarheden van het kapittel van Sint Jan op bij zijn zuster Ida van Esch. Ida van Esch was getrouwd met Nicolaes Roeloffsz Strengh. Zij woonden op landhuis Kasbergen bij Lexmond.
In 1620 (transportakte Janskerkhof 10) worden de erfgenamen van Aert van Nesch als belending (Janskerkhof 11) genoemd. In 1623 (plecht Janskerkhof 10) wordt Aert van Esch nog als belending genoemd.
Gerard van der Steen
Volgens de zeventiende-eeuwse bewonerslijst van het Janskerkhof stond het huis in 1621 op naam van Gerard van der Steen, die ook eigenaar van de beterschap in het huis was.
Gerard van der Steen, kanunnik in het kapittel van Sint Jan, had in november 1611 de prebende van zijn oom Theodorus van Esch gekregen, omdat die ging trouwen. Gerard van der Steen (1590-1680) was een zoon van Gerard van der Steen en Lucia van Esch en een achterneef van Aert van Esch. Van der Steen’s moeder Lucia van Esch was een zuster van Theodorus van Esch en Ida van Esch.
Keizersalbe van Barbarossa
In 1622 bezocht Gerard van der Steen het Huis Kasbergen om de kostbaarheden op te halen, die daar nog steeds waren opgeslagen. Van der Steen schonk deze vervolgens aan diverse kerken. De albe overhandigde Van der Steen kort voor zijn dood aan Petrus Codde (1648-1710).
Tegenwoordig is de albe onderdeel van de collectie van het Museum Catharijneconvent.
Gegraveerde ruiten
Het huis van Gerard van der Steen op het perceel Janskerkhof 11 Utrecht kreeg in 1627 ruiten met daarin gegraveerd het wapen van het kapittel van Sint Jan. In de protocollen van het kapittel van Sint Jan werd hierover aangetekend:
1627. (…) Dec. 7. Vd. Steen van ’t capitt. vergost een glas, boven ende beneden in zyn huys, staende op S. Jans kerkhoff.
Uit een zaak waarin Gerard van der Steen het slachtoffer van mishandeling was, in de periode 1635-1636, wordt duidelijk dat de positie van het kapittel van Sint Jan na de reformatie gewijzigd was. De Staten van Utrecht hieven een besluit van het kapittel op waarbij de dader was geschorst in het genot van zijn prebende wegens zijn weigering om de jurisdictie van het kapittel te erkennen.
Achterdeel perceel verkocht
In 1662 verkocht Gerard van der Steen het achterdeel van zijn perceel (“erf en getimmerte“) voor f. 1.100,- aan zijn buurman Christiaan van Rodenburch, die zijn huis op Janskerkhof 10 ging verbouwen. Het verkochte erf werd, volgens de transportakte, omsloten door het perceel van de koper (Janskerkhof 10), het perceel van de Vrouwe Van Brakel (Janskerkhof 12) en de Jansdam.
Het gevolg van de verkoop van het erf en getimmerte is goed te zien in Hisgis (OAT 1832): Janskerkhof 11 is het enige huis op het rijtje zonder achtererf grenzend aan de Jansdam, terwijl het perceel Janskerkhof 10 grond heeft achter het perceel van Janskerkhof 11. (De tekening van de immuniteit van Sint Jan, uit het begin van de twintigste eeuw, toont de claustrale erven in de zuidoosthoek van het Janskerkhof overigens naar de situatie aan het einde van de zeventiende eeuw; het aan Van Rodenburch verkochte erf is op deze tekening al onderdeel van claustraal erf XVI.)
Nieuwbouw door Gijsbert Anthonisz van Vianen
Gerard van der Steen verkocht zijn huis aan de metselaar Ghijsbert Anthonisz van Vianen. De verkoopakte is nog niet gevonden, maar deze zal vermoedelijk dateren uit de periode 1662/1663. Gerard van der Steen verhuisde daarna naar een huis aan de noordzijde van de Janskerk. Gijsbert Anthonisz van Vianen bouwde een nieuw huis op het perceel Janskerkhof 11 Utrecht.
Overeenkomst
In juni 1663 sloot Christiaan van Rodenburch, de buurman van Janskerkhof 10, met Ghijsbert Anthonisz van Vianen een overeenkomst over het huis dat Van Vianen van Gerard van der Steen had gekocht. Afgesproken werd dat er tussen de heinmuur een spatie zou komen en dat achter die spatie een keuken mocht worden gebouwd.
M. Dolfin e.a. beschrijven het door Gijsbert Anthonisz van Vianen gebouwde huis als volgt:
“In 1662 waarschijnlijk door Ghijsbert Thonisz van Vianen gebouwd diep huis met een pilastergevel van de kolossale orde, bestaande uit twee bouwlagen, een kelder en een zadeldak. De kelder heeft aan de voorzijde kruisgewelven, aan de achterzijde een enkelvoudige balklaag ondersteund door een balk met twee Toscaanse zuilen. Het huis heeft een 17de-eeuwse spiltrap met ingesneden leuning.”
Johan Baerle
In januari 1664 kreeg Ghijsbert Anthonisz van Vianen het perceel van Gerard van der Steen getransporteerd. De belending aan de achterzijde was nu niet meer de Jansdam, maar het erf van Christiaan Rodenburch.
Van Vianen transporteerde het huis direct daarna aan Johan Baerle, hospitaalmeester van het St. Catharijnegasthuis. Johan (van) Baerle was een zoon van Johan Willemss van Baerle en Deliana van Mierlo.
Testament
Of Johan Baerle op Janskerkhof 11 Utrecht heeft gewoond, is onduidelijk. Op 30 oktober 1669 maakte Johan Baerle “sieckelijk van lichaem te bedde leggende” een testament. Het testament werd te zijnen huize opgemaakt, aan de Nieuwegraft in ’t convente van Ste Catrynen. Johan Baerle overleed op 10 januari 1670.
In 1676 gaven de erven Johan Baerle, onder wie zijn zusters Catharina Baerle en Deliana Baerle, goedkeuring aan een akkoord uit 1661 met Ghysbert Antoniss van Vianen aangaande een huis ten zuiden van het Janskerkhof.
In 1679 sloten de erven Johan Baerle een overeenkomst met buurvrouw Geertruyt le Gillon (Janskerkhof 10). Daarin werd afgesproken dat de plaats achter het huis niet zou worden betimmerd.
Isaack van Helsdingen

In 1687 gaven de erven Johan Baerle procuratie om het huis te transporteren aan Isaack van Helsdingen.
Isaack van Helsingen was een zoon van Jacob van Helsdingen en Anna van Stralen. Hij was op 28 januari 1683 te Hougly in Bengalen getrouwd met Catharina Erhardt (1668-1702). Zij was een dochter van Anthonij Erhardt en Machtelt Vermeer. Isaack van Helsingen was toentertijd independent fiscaal. Volgens een procuratieakte van 1688 was Isaack van Helsdingen gewesene ondercoopman te Ougly [Hougly] onder de directie vant comptoir te Bengalen.
De doopinschrijving van hun dochter Jacoba (1689) en de doopinschrijving van hun zoon Antoni (1695) vermelden hun woonadres Janskerkhof. Catharina Erhart, huisvrouw van Isack van Helsdingen, overleed op 12 april 1702 op het Janskerkhof, nalatende haar man met onmondige kinderen. Zij werd begraven in de Buurkerk. Isaac van Helsdingen overleed op 28 december 1704 aan het Janskerkhof, nalatende onmondige kinderen. Ook hij werd begraven in de Buurkerk.
Johan van Nes
Op 24 januari 1705 verkochten Pieter van Helsingen en Gijsbert van Diemerbroek, de voogden van de kinderen van Isaack van Helsdingen en Catharina Erhardt, Janskerkhof 11 Utrecht aan de koopman Johan van Nes. Pieter van Helsdingen was de broer van Isaac van Helsdingen. Gijsbert van Diemerbroek was een oom van Catharina Erhardt (hij was getrouwd met haar tante Aletta Vermeer).
Johan van Nes maakte zeven maanden later een testament, wonende aan het Janskerkhof, maar Van Nes bezat toen inmiddels drie huizen aan de zuidzijde van het Janskerkhof: Janskerkhof 6 (rechts), Janskerkhof 8 (oud) en Janskerkhof 11. Vermoedelijk woonden Johan van Nes en Margareta Reynders op Janskerkhof 8. Dit adres was althans het overlijdensadres van Margareta Reynders.
Antonius Driessen en Elisabeth Huysinga

Het huis dat Anna Vincent in 1717 huurde was, blijkens de huurakte, voordien bewoond geweest door de predikant Driessen (1684-1748). Antonius Driessen was op 1 februari 1711 als predikant in Utrecht bevestigd (Van der Aa, p. 339).
In 1714 trouwde Anthonius Driessen in Haarlem (attestatie Utrecht) met Elisabeth Huisinga. Anthonius Driessen en Elisabeth Huysinga maakten in 1715 een testament, vermoedelijk wonend aan het Janskerkhof.
Antonius Driessen hield op 9 mei 1717 zijn afscheidsrede in Utrecht, aangezien hij hoogleraar Godgeleerdheid in Groningen werd.
Anna Vincent
In juli 1717 verhuurde Johan van Nes een van zijn huizen aan het Janskerkhof aan Anna Vincent, weduwe van Johan van der Perre. In de huurakte van Anna Vincent staat geen nadere aanduiding van de locatie van het huis. Janskerkhof 6 kan het echter niet zijn; daar woonden Gerard van Nes en zijn echtgenote Sophia Sluyterman.
Haar echtgenoot Johan van de Perre, met wie zij in 1690 was getrouwd, was in 1714 overleden, zijn vrouw nalatende met onmondige kinderen. Anna Vincent had haar huis aan de Nieuwegracht in juni 1717 verkocht en getransporteerd aan de kopers. In juli gaf haar dochter Anna Theodora van de Perre goedkeuring aan deze verkoop.
Anna Theodora van de Perre, gedoopt in maart 1697, overleed op 7 november 1717 op het Janskerkhof, nalatende haar moeder. Zij werd begraven in de Jacobikerk.
In 1720 sloot Johan van Nes een overeenkomst met Jan van Royen, de nieuwe eigenaar van Janskerkhof 10, over een goot die over het erf van Janskerkhof 11 moest gaan lopen.
Johan van Nes overleed in december 1722, aan het Janskerkhof, nalatende zijn vrouw en mondige kinderen. Hij werd begraven in de Buurkerk. Zijn weduwe Margareta Reynders overleed in december 1727 op Janskerkhof 8.
Anna Vincent, weduwe van Johan van de Perre, overleed op 30 oktober 1731, wonende aan het Janskerkhof. Zij werd begraven in de Jacobikerk. (Volgens een attestatie uit 1762, overleed zij in 1735.)
Jan Pieter van Nes
Ten tijde van de Liberale gifte 1748 werd Janskerkhof 11 Utrecht (Fortuin, no. 172) bewoond door hun kleinzoon Jan Pieter van Nes. Jan Pieter van Nes was in 1746, onder huwelijkse voorwaarden, in de Janskerk getrouwd met Catharina Best.
Mogelijk was het huis toen nog eigendom van zijn ouders Jan van Nes en Johanna Magdalena van Erkelens. Zij woonden vanaf 1734 (koopakte) in huis de Gaarde in de Hamburgerstraat (zij werden in 1748 geregistreerd op Paape Vaendel, no. 222).
In 1762 maakten Jan Pieter van Nes en Catharina Best een testament. Catharina Best overleed op 1 oktober 1783.
Testament
Jan Pieter van Nes maakte in 1784 een testament, waarin hij aan zijn broer Willem Gerard van Nes en zijn zus Petronella van Nes het recht van gratis bewoning van zijn huis legateerde.
In zijn testament van 1795 bepaalde Jan Pieter van Nes dat zijn nicht Wilhelmina Carolina Elisabeth Wentzel het huis aan de zuidzijde van het Janskerkhof mocht aannemen voor f 9000-0-0. Wilhelmina Carolina Elisabeth Wentzel was getrouwd met Jan Carel Pronckert. Pronckert was administrateur van de momboirkamer en in 1786/7 lid van de Pretense Raad. In zijn testamenten van 1796 (aktenrs. 19 en 66) herhaalde Van Nes deze bepaling.
Jan Pieter van Nes, weduwnaar van Catharina Best, overleed op 29 augustus 1797 op het Janskerkhof. Hij werd begraven in de Catharijnekerk.
Otto van Romondt

Wilhelmina Carolina Elisabeth Wentzel, die met haar echtgenoot buiten de Tolsteegpoort woonde, maakte geen gebruik van de bepaling in het testament. In oktober 1797 werd het huis door de erfgenamen van Jan Pieter van Nes openbaar verkocht.
De koper was Otto van Romondt (1770-1837), kanunnik in het kapittel van St. Pieter te Utrecht. Hij kreeg het huis op 15 december 1797 getransporteerd (fol. 287).
Otto van Romondt was in 1791 getrouwd met Helena Margaretha van Dielen (1774-1841). Tijdens de volkstelling van 1813 werden zij, samen met hun zoon Willem Jan Adriaan (1798-1856) en vier personeelsleden, op dit adres geregistreerd (deel 50/blad 12).
In 1818 kocht Otto van Romondt grond aan de Driebergseweg in Zeist, waarop hij buitenplaats Schoonoord liet bouwen. Daarna is het gezin Van Romondt naar Zeist verhuisd en werd Janskerkhof 11 verhuurd.

OAT 1832
In de OAT 1832 staat de rentenier Otto van Romondt als eigenaar van perceel A 1244 (Janskerkhof 11; huis en erf) en perceel B 114 (Keistraat 9; huis en erf) vermeld.
Adriana Charlotte van Eelde, Cornelia Adriana van Eelde en Susanna Maria van Eelde
Tijdens de volkstelling van 1824 werden de zusters Adriana Charlotta van Eelde (33 jr), Cornelia Adriana van Eelde (29 jr) en Susanna Maria van Eelde (26 jr) en twee dienstmaagden op dit adres geregistreerd (p. 54). Ook tijdens de volkstelling van 1830 werden de zusters Van Eelde op dit adres geregistreerd. De zusters Van Eelde waren kleinkinderen van Cornelis Maurits van Eelde en Susanna Maria Perné (Janskerkhof 23). Hun ouders waren Anthonij Johannes van Eelde (1764-1800) en Clara Reinborgh van Cleeff (1760-1816). Clara Rijnborg van Cleeff was op 26 december 1816 overleden op Oudegracht C 183 (24; BS Utrecht 1816 O, aktenr. 1026).
Cornelia Adriana van Eelde (1795-1857) trouwde in januari 1834 met de veertien jaar jongere Johan van Haeften (BS Utrecht 1834 H, aktenr. 12). Susanna Maria van Eelde (1798-) trouwde in mei 1834 met diens broer Gerrit van Haeften (BS Utrecht 1834 H, aktenr. 139). Gerrit van Haeften was 12 jaar jonger dan Susanna Maria. Adriana Charlotta van Eelde (1792 – Zwolle, 1866) trouwde in september 1835 met de 22 jaar jongere Daniel Horst (BS Utrecht 1835 H, aktenr. 265).
Willem Jan Adriaan van Romondt
Otto van Romondt overleed in 1837 op zijn woonadres Keistraat wijk G no. 335 (=nr. 9; BS Utrecht 1837 O, aktenr. 692). Na diens overlijden kwam Janskerkhof 11 in handen van zijn zoon Willem Jan Adriaan van Romondt (1779-1856). Willem Jan Adriaan van Romondt was in 1820 te Zeist getrouwd met Anna Carolina Georgette Magna van Hangest d’Yvoy (?-1876). Zij was een kleindochter van Maximiliaan d’Yvoy en Antonia Louisa de Leeuw (zie Boothstraat 6). Ook Willem Jan Adriaan van Romondt verhuurde het huis.
Clasina Anthonia van Cleeff
Tijdens de volkstelling van 1840 werd Clazina Anthonia van Cleeff met twee dienstmaagden, Wilmpje Storm en Dirkje Johanna van der Lingen, op dit adres geregistreerd (p. 238). Clasina Anthonia van Cleeff (1793-1844) was een nicht van de zusters Van Eelde. Haar ouders waren Nicolaas Cornelis van Cleeff en Anthonia Elisabeth Munnicks (Janskerkhof 22). Via haar moeder was zij een achterachterkleindochter van Johan van Nes en Margareta Reynders.
In 1844 overleed Clasina Anthonia van Cleeff op haar woonadres Janskerkhof wijk G 241 (BS Utrecht 1844 O, aktenr. 546).
Judith Hester Catharina Pipersberg-Holtzheij
Daarna heeft het huis waarschijnlijk een tijdje leeggestaan. In 1849 werd Janskerkhof 11 voor een “zeer verminderden prijs” te huur aangeboden (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 08-10-1849, p. 4, Delpher). Vermoedelijk is dit het moment dat Judith Hester Catharina Pipersberg-Holtzheij (1778-1870) hier is komen wonen.
Mevrouw Pipersberg-Holtzhey was weduwe. Haar echtgenoot Engelbert Hendrik Pipersberg was in 1802 gestorven op een plantage in Essequebo. Zijzelf werd ook ziek, maar herstelde weer (Oprechte Haarlemse courant, 03-03-1803, Delpher). In 1804 was zij weer in Nederland. Zij verzocht toen, als eigenaresse van plantage Engelrust in Essequebo, om als vreemdelinge te worden beschouwd. Zo zou zij niet aan de buitengewone belastingen te hoeven voldoen (Notulen Staatsbewind Bataafse Republiek). In 1828 woonde zij in Vught. Tussen 1835 en 1837 verhuisde zij naar Utrecht.
Judith Hester Catharina Holtzheij was de laatste particuliere eigenaresse van het poppenhuis van Petronella de la Court. Zij schonk het poppenhuis in 1866 aan de Gemeente Utrecht, samen met een aantal aquarellen van haar echtgenoot Engelbert Hendrik Pipersberg (1769-1802). Tegenwoordig maken deze onderdeel uit van de collectie van het Centraal Museum. Het poppenhuis wordt daar permanent tentoongesteld.
Lees ook: Het poppenhuis van Petronella de la Court
Judith Hester Catharina Pipersberg-Holtzhey overleed op 24 oktober 1870, wonende op Janskerkhof 11 Utrecht (BS Utrecht 1870 O, aktenr. 1937). “Zij bereikte den gezegenden ouderdom van 92 jaren” (Algemeen Handelsblad, 26-10-1870, Delpher).
Rijnhard de Beaufort
Van 1871 tot 1874 woonde jkh. mr. Rijnhard de Beaufort (1845-1923) en zijn gezin op Janskerkhof 11. Rijnhard de Beaufort was een kleinzoon van Willem Hendrik de Beaufort en Cornelia Anna van Westrenen (zie Janskerkhof 19).
Petronella Jacoba Louisa van Toulon

Vanaf 1874 woonde Jonkvrouwe Petronella Jacoba Louisa van Toulon (1800-1877) op Janskerkhof 11. Zij was een dochter van Lodewijk van Toulon en Johanna van Nispen.
Uit een notitie op de achterkant van een albumbijdrage van P.V. van Toulon valt af te leiden dat Petronella Jacoba Louisa van Toulon door haar familie Louise werd genoemd. P.V. van Toulon was haar zuster Petronella Vincentia (1806-1854). Blijkens een aantekening op de voorkant werd zij Vincentia genoemd. Hun zuster Martina Adriana Maria van Toulon had enkele decennia eerder met haar echtgenoot Johannes Gerardus Beeldsnijder op Drift 23 gewoond.
In 1876 overleed de eigenaresse van het huis, Anna Carolina Georgette Magna van Hangest d’Yvoy, weduwe van Willem Jan Adriaan van Romondt, te Zeist, op huize Schoonoord in Zeist (BS Zeist 1876 O, aktenr. 2). In haar memorie van successie wordt ook het huis Janskerkhof G no. 241 vermeld. Haar zoon Otto d’Aumale van Romondt (1822-1883) was de vruchtgebruiker.
Petronella Jacoba Louise van Toulon overleed op 29 mei 1877, wonende op Janskerkhof G 241 (BS Utrecht 1877 O, aktenr. 858).
Prof. C.M. Francken

Van half november 1877 tot eind april 1881 woonden Prof. dr. C.M. Francken (1820-1900, catalogus professorum) en zijn echtgenote Paulina Catharina Gerarda Bruins (1820-1886) op Janskerkhof 11.
Cornelis Marinus Francken was in september 1877 benoemd tot hoogleraar in de Latijnse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht.
In 1881 verhuisde het echtpaar Francken naar Kromme Nieuwegracht 10 Utrecht.
C.L. Zellerhoff
In 1881 vestigde C.L. (Christopher Laurens) Zellerhoff (1847-1921) zijn kantoor op dit adres (De Tijd, 07-05-1881, p. 4, Delpher). Christopher Laurens Zellerhoff was in 1876 getrouwd met Johanna Agatha van Dieren Bijvoet (1845-1933). Het echtpaar had tot 1881 op Minrebroederstraat 25 gewoond.
In 1885 kocht Zellerhoff het perceel Jansdam 12 van de eigenaar van Hotel des Pays Bas. Dit was het stuk grond dat eerder door kanunnik Gerard van der Steen was verkocht. Zellerhoff liet vervolgens op het perceel, waar toen nog een koetshuis en en stal stonden, zijn kantoor bouwen. Janskerkhof 11 was daarna alleen nog de privéwoning.
In 1890 werd het adres Janskerkhof wijk G no. 241 gewijzigd in Janskerkhof 11 Utrecht.
In het telefoonboek 1915 komt Zellerhoff voor met zijn werkadres: “387 Zellerhoff, C.L., Jansdam 12”.
Christopher Laurens Zellerhoff overleed in 1921 op zijn woonadres Janskerkhof (BS Utrecht 1921 O, aktenr. 921).
P. Blad’s Pianohandel op Janskerkhof 11 Utrecht

In 1921 maakte notaris W. Stokvis bekend dat hij Janskerkhof 11 Utrecht binnenkort zou veilen (Het Centrum, 31-12-1921, Delpher). De veiling vond plaats op 17 februari 1922 (Het Centrum, 15-02-1922, Delpher).
Janskerkhof 11 Utrecht en het kantoor Jansdam 12 werden voor f. 38.500,- verkocht aan H. Augustinus q.q.
Na een verbouwing van drie maanden vestigde P. Blad’s Pianohandel zich op Janskerkhof 11 Utrecht. De pianowinkel werd in mei 1922 geopend.
Zie voor een foto van de verbouwing: HUA, catalogusnr. 59286.
Volgens het Utrechts Nieuwsblad van 23 mei 1922, p. 6, was door de verbouwing weinig aan het mooie, riante herenhuis bedorven. De krant sprak van een ouderwets degelijk pand, met gedecoreerde plafonds en wandbehang die een deftige en rustige toon scheppen waarin de piano’s mooi uitkomen.
De pianohandel P. Blad heeft slechts zes jaar op Janskerkhof 11 Utrecht gezeten.
F.C. Gerretson
Vermoedelijk in 1927 werd Janskerkhof 11 Utrecht gekocht door prof. F.C. Gerretson. Hij betrok de bovenwoning van Janskerkhof 11. Frederik Carel Gerretson (1884-1958) was bijzonder hoogleraar in de ethnologie en de geschiedenis van Nederlands-Indië. In 1939 werd hij buitengewoon hoogleraar in de constitutionele geschiedenis van het Koninkrijk. Gerretson was tot 1954 als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Utrecht verbonden. Gerretson publiceerde ook een dichtbundel onder de pseudoniem Geerten Gossaert (HUA, catalogusnrs. 104748 en 104749; De Tijd, 27-10-1958, p. 3, Delpher).
Gerretson overleed op 27 oktober 1958 in het ziekenhuis in Utrecht (Algemeen Handelsblad, 27-10-1958, Delpher). Hij werd begraven op de Algemene begraafplaats Crooswijk in Rotterdam (Algemeen Handelsblad, 28-10-1958, Delpher).
Institut de Beauté
In 1928 opende op de begane grond van Janskerkhof 11 Utrecht een Institut de Beauté (Het Centrum, 15-02-1928, Delpher), dat echter alweer snel verhuisde.
In maart 1929 werd het winkelhuis Janskerkhof 11 Utrecht te huur aangeboden (Het Centrum, 21-03-1929, Delpher). Informatie kon worden verkregen bij Maison Gaemers in de Zadelstraat.
Reisbureau Lindeman
In juni 1929 vestigde reisbureau Lindeman zich op Janskerkhof 11 Utrecht (Het Centrum, 14-06-1929, Delpher; Nieuwe Rotterdamsche Courant, 14-06-1929, Delpher). Reisbureau Lindeman, tot dan toe gevestigd op Lange Jansstraat 11, was een bijkantoor van Lissone-Lindeman (website Lissone, De Tijd, 18-06-1929, p. 10, Delpher).
In maart 1940 verhuisde Lindeman naar Oudkerkhof 38 (Utrechts Nieuwsblad, 04-03-1940, p. 9). In 1943 adverteerde het reisbureau met het adres Stadsschouwburg. In 1946 adverteerde Lindeman weer (eenmalig) met het adres Janskerkhof 11 Utrecht (Algemeen Handelsblad 25-03-1946, Delpher).
Bonthandel Maison IPA
Op 9 augustus 1940 opende de bonthandel maison IPA, van de firma Psomas & Chiotakis, op Janskerkhof 11 (Nieuwsblad (09-08-1940, p. 10). Maison IPA was eerder gevestigd op Zadelstraat 28. Firma Psomas & Chiotakis was gevestigd op Nobelstraat 7 (Utrechts Nieuwsblad, 03-01-1940, p. 6). In 1941 vroeg het bedrijf via een advertentie om naaisters. Zij dienden zich te melden op Jansdam 12 (Utrechts Nieuwsblad, 22-09-1941, p. 4).
Van de buitenkant van de winkel en het interieur zijn in de collectie van Het Utrechts Archief enkele foto’s aanwezig (catalogusnrs. 59287, 59289, 59290, 59291, 59292).
Bontzaak Nico Chiotakis
Konstantinos Psomas overleed in 1972 (De Telegraaf, 25-05-1972, Delpher). Daarna ging de winkel verder onder de naam Chiotakis. Het KvK dossier van de Firma Psomas en Chiotakis werd in 1988 gesloten.
In de jaren tachtig vond voor de deur van Janskerkhof 11 een protestactie tegen de handel in bont plaats (zie HUA, catalogusnr. 402642).
In 1989 hield bontzaak Nico Chiotakis opheffingsuitverkoop, waarna de zaak werd gesloten (De Telegraaf, 16-02-1989, Delpher). Daarna stond Janskerkhof 11 te huur (zie HUA, catalogusnr. 59293). Het KvK dossier I.P.A. Nico Chiotakis werd pas in 2001 gesloten.
Huidige bestemming Janskerkhof 11 Utrecht: Laurent
Tegenwoordig is Laurent Salon & Spa (kappers en schoonheidsspecialisten) op Janskerkhof 11 Utrecht gevestigd.
Bronnen
- R. van Beuningen van Helsdingen, Het geslacht (van Beuningen) van Helsdingen, De Nederlandsche Leeuw, jrg. 17 (1899), kolommen 113-124.
- M. Dolfin, E.M. Kylstra en J. Penders, in: Utrecht. De huizen binnen de singels. Beschrijving. SDU uitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1989, p. 42.
- Haller, Stempelgraveurs en stempelgravure in de Nederlanden, in: Astrea: maandschrift voor schoone kunst, wetenschap en letteren, Volume 6, jaargang 1856, 1858.
- I.J. Soer, De kostuums uit het 17de eeuwse Utrechtse poppenhuis, Jaarboek Oud Utrecht 1971, p. 46-66.
- Maria van der Steen, transcriptie verklaring -, in: Archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenissen inzonderheid van Utrecht, delen 3-4, 1843, p. 198-199 (Google Books).
- Maria van der Steen, verklaring (handschrift), HUA.
- Utrechts Nieuwsblad, 17-02-1922, p. 3.
- Utrechts Nieuwsblad, 23-05-1922, p. 6.
- Utrechts Nieuwsblad, 26-01-1928, p. 7.
- Utrechts Nieuwsblad, 17-06-1929, p. 2.
- Utrechts Nieuwsblad, 04-03-1940, p. 9.
- Utrechts Nieuwsblad, 08-08-1940, p. 2.
Gepubliceerd: 08-03-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 08-01-2024.