Janskerkhof 5 Utrecht

Janskerkhof 5 Utrecht
Janskerkhof 5, 1933 (collectie Het Utrechts Archief)

Het huis Janskerkhof 5 Utrecht (tot 1890: Janskerkhof wijk G no. 253), waar Trend People Utrecht gevestigd is, heeft als een van de weinige panden rond het Janskerkhof geen monumentenstatus. Het huis is ook niet aangewezen als beschermd stadsgezicht.

Het perceel van Janskerkhof 5 behoorde tot aan de reformatie bij het terrein van het Minderbroedersklooster. Op de kaart van Frans Hogenberg van circa 1570 is te zien dat op deze plek een hof lag. Het hof was afgescheiden van het Janskerkhof door een muur die liep van het klooster tot aan de Jeruzalemkapel.

Gilles van der Gall

In 1578 werd de orde van de Minrebroeders de toegang tot de stad ontzegd en kwam het Minderbroedersklooster leeg te staan. Na de reformatie werd het Minderbroedersklooster onteigend. Dr. Gillis van der Gall werd met een gedeelte van de minrebroedershoff beleend. Dr. Gillis van der Gall, die op Minrebroederstraat 26 woonde, had een aantal percelen aan de noordzijde van de Minrebroederstraat, ten westen van zijn huis, die oorspronkelijk deel uitmaakten van de kloostertuin, in gebruik als kruiden- en medicinale tuin.

Gysbert Petersz van der Woert

Gijsbert Petersz van der Woert
Portret van Gijsbert van der Woert ( -1654) (collectie RKD)

Het is nog niet duidelijk wanneer het perceel Janskerkhof 5 aan Gysbert Petersz van der Woert werd verkocht. De verkoopakte en transportakte zijn nog niet gevonden. Zijn naam wordt in 1643 voor het eerst in verband gebracht met dit perceel.

In akten van 1643 (transport huis aan de nz Minrebroederstraat), 1647 en 1649 (plechten Janskerkhof 6) wordt Gysbert Petersz van der Woert, schepen van Utrecht, als belendende eigenaar genoemd. Gysbert Petersz van der Woert was toen eigenaar van Janskerkhof 4a (linker gedeelte), Janskerkhof 5, Minrebroederstraat 22 en Minrebroederstraat 24.

Vermeld in de notulen van het kapittel van St. Jan

Maar al in 1637 wordt in archiefstukken van het kapittel van St. Jan gesproken over zijn huis aan het Janskerkhof.

1637. (…) Mey 12. Gysb. vd. Woerdt versoekt een glas met het capittels wapen in zyn huysinghe, staende op S. Jans kerkhof. Geconsenteert.

Vermoedelijk wordt niet Janskerkhof 5 bedoeld, maar het buurperceel dat ook door Gysbert van der Woerd werd gekocht (zie Janskerkhof 4-4a). Uit de aantekening kan echter worden afgeleid dat Gysbert van der Woerd waarschijnlijk, net als zijn buurman Dirck de Leeuw (Minrebroederstraat 20), zijn percelen in 1636 van de stad Utrecht heeft gekocht.

Dat Gysbert van der Woerd een glas met het capittels wapen verzocht, is een aanwijzing dat hij de percelen aan het Janskerkhof voor zijn kinderen kocht. Volgens een akte van voogdijbenoeming uit 1639 was zijn zoon Johan van der Woerd kanunnik in het kapittel van St. Jan. Gysbert van der Woerd heeft zelf niet aan het Janskerkhof gewoond. Blijkens een codicil woonde hij in 1629 aan de Oudegrafte tusschen Geertruydenbrugge ende Smeebrugge. In 1639 woonde hij volgens de akte van voogdijbenoeming aan de Nieuwegracht.

Cornelis de Ridder en Johanna van der Woerd

Janskerkhof 5 was bestemd voor zijn dochter Jannichgen en haar echtgenoot Cornelis de Ridder. Hun zonen Johannes (1646), Willem (1648) en Willem (1649) werden aan het Janskerkhof geboren. Gysbert van der Woerd was wel eigenaar van Janskerkhof 5. In een transportakte inzake perceel Janskerkhof 6 van 1659 worden de erfgenamen van Gysbert van der Woerd als belendende eigenaren genoemd.

Pas in plechten van 1662 (inzake Janskerkhof 6) en 1667 (inzake Minrebroederstraat 26) wordt zijn dochter Johanna van der Woerd, weduwe van Cornelis de Ridder, als belending genoemd.

Cornelis de Ridder en Jannichen van der Woerd waren op 4 mei 1634 (ref.) getrouwd. Cornelis de Ridder woonde ten tijde van het huwelijk op het Oudkerkhof en Jannichen van der Woerd aan de Nieuwegracht. Aernout van Buchel (zie Kees Smit, 2011) noteerde op 30 april 1634 dat haar vader niet wilde dat zij trouwden, maar het huwelijk ook niet verbood. ‘Quod haud volente patre, tamen non prohibente factum.’

In het Groot Placaatboek wordt Cornelis de Ridder vermeld in de “LYSTE van de Secretarissen van de Politie der Stad Utrecht”:

“CORNELIS DE RIDDER is eerst door den Secretaris Leerdam, dewelke sustineerde, dat de begeeving van het Clercq-ampt aan hem stont, tot Clercq aangestelt den 22 Septemb 1623. gelyk ook den 30 April 1633 Christiaan van Deventer door den Secretaris van der Nypoort tot Clercq aangestelt is; als mede ook Willem van Doeyenburg den 18 July 1636. Desen de Ridder is het tractement met 200 gulden jaarlyks verhoogt den 15 Decemb 1634. Is in het jaar 1653 overleden.”

Cornelis de Ridder, substituut-secretaris van de stad Utrecht, overleed op 10 januari 1653, nalatende zijn huisvrouw en onmondige kinderen.

Codicillen en testamenten

Bij codicil van 1670 wees Johanna van der Woerd prelegaten toe aan haar kinderen Sebastiaen de Ridder, Peter de Ridder, Johan de Ridder, Willem de Ridder en Deliana de Ridder. Willem de Ridder werd door zijn moeder bekwaam geacht om de boedel te scheiden en zijn erfdeel te beheren hoewel hij nog onmondig was. Everardus van Sypesteyn, raad in de vroedschap en aangetrouwde neef, werd tot voogd benoemd voor het geval er bezwaar bestond tegen beheer door Willem de Ridder. Everardus van Sypesteyn was de echtgenoot van Catharina van der Woert, dochter van Johan van der Woert en Cornelia van Bosbeeck.

Op 19 november 1673 herriep Johanna van der Woerd haar eerdere beschikkingen en wees ze een prelegaat toe aan haar dochter Deliana. Het codicil bevatte verder bepalingen die zouden gelden indien zoon Willem de Ridder of zoon Sebastiaen de Ridder het ambt van klerk van de Staten van Utrecht verwierf.

Johanna van der Woerd, weduwe van de Heer Secretaris de Ridder, overleed op 15 december 1673 op het Janskerkhof, nalatende mondige kinderen. Zij werd begraven in de Catharijnekerk.

Sebastiaen de Ridder

In 1674 werd de boedel van Cornelis de Ridder en Johanna van der Woerd gescheiden. Zoon Johan, die luitenant was, gaf hiervoor zijn zuster Deliana procuratie. Janskerkhof 5 kwam in handen van Sebastiaen de Ridder. Hij was de oudste zoon van Cornelis de Ridder en Johanna van der Woerd.

In 1675 gaf Sebastiaen de Ridder procuratie tot het vestigen van een plecht van f 1.566,- op het huis ten behoeve van zijn broer Willem de Ridder. In 1676 tekende Sebastiaen de Ridder, gewezen klerk van de Staten van Utrecht, een schuldbekentenis, ten bate van Cornelis van Stammen, vanwege verteringen te zijnen huize genoten.

Gijsbert van Bijlevelt

Sebastiaen de Ridder verhuurde Janskerkhof 5 aan notaris Gijsbert van Bijlevelt, die in 1670 onder huwelijkse voorwaarden was getrouwd met Cornelia Poolvoet. In 1677 tekende Sebastiaen de Ridder een schuldbekentenis van f 100-0-0 vanwege een lening en verteringen, met overdracht van de huurpenningen van het huis aan het Janskerkhof, verschuldigd door notaris Gijsbert van Bijlevelt.

In 1678 maakten Gijsbert van Bijlevelt en Cornelia Poolvoet een testament en een codicil, wonende aan het Janskerkhof. Opvallend is dat het echtpaar blijkens dit testament ook een eigen huis had. Dit huis, De Witte Leeu (Oudegracht 249), kwam uit de boedel van zijn moeder Annichie Gijsberts van Montfoort, weduwe van Aert Laurenss van Bylevelt.

In 1678 tekende Sebastiaen de Ridder een schuldbekentenis van f 26-6-0 vanwege vertering en lening ten bate van Joriaen Oudorp. Oudorp was volgens een akte van 1673 waard in ’t Ontset van Leyden, in de Brandsteeg (tegenwoordig: Brandstraat).

In 1679 gaf Sebastiaen de Ridder procuratie aan een notaris om een plecht op het huis te vestigen ten behoeve van Cornelis van Stammen, ter aflossing van de schuldbekentenis uit 1676. Ook gaf hij procuratie om voor het gerecht van Utrecht het recht van voorkoop ten behoeve van zijn broer Willem de Ridder te laten registreren. De dag daarna vestigde Sebastiaen de Ridder een plecht op Janskerkhof 5 ten behoeve van zijn broer Willem de Ridder.

In 1683 maakte notaris Gijsbert van Bijlevelt, wonend aan het Janskerkhof, twee codicillen (aktenrs. 247 en 248). In maart 1684 droeg Sebastiaen de Ridder de huishuur ten laste van notaris G. van Bijlevelt over aan Meerten van Staden ter voldoening van een schuld van f 100,-. Meerten van Staden woonde in Doorn. Hij was hovenier van het Huis Doorn.

Willem de Ridder

In december 1684 verkocht Sebastiaen de Ridder, wonende in Doorn, Janskerkhof 5 aan zijn broer Willem de Ridder. De belending oostwaarts was Adolph van Sellem (Janskerkhof 6). Westwaarts stond het huis van procureur Jacob van Paddenburch (het voormalige huis op perceel Janskerkhof 4-4a). Ook dit laatste huis was eigendom geweest van hun grootvader Gijsbert Petersz van der Woerd).

Gijsbert van Bijlevelt en Cornelia Poolvoet bleven op Janskerkhof 5 wonen. In een akte van protest van januari 1686 is hun woonadres Janskerkhof opgenomen. Notaris van Bijleveld komt ook voor in een vroedschapsresolutie van 28 november 1687, waarin de bewoners van het Janskerkhof aan wie een verhoging van het huisgeld was opgelegd worden genoemd.

Cornelia Poolvoet overleed op 18 december 1687, aan het Janskerkhof, nalatende haar man. Zij werd begraven in de Buurkerk. Gijsbert van Bijlevelt is daarna verhuisd, maar kennelijk niet naar zijn huis De Witte Leeu op Oudegracht 249. Gijsbert van Bijleveld overleed op 31 december 1700, wonende tussen de Hamburgerbrug en de Gaardbrug.

In 1684 maakte Deliana de Ridder een testament, waarin zij haar broers Johannes de Ridder, luitenant, en Willem de Ridder, klerk bij de staten van Utrecht, als erfgenamen aanwees. Broer Sebastiaen de Ridder zou pas een jaarlijks geldbedrag krijgen na het overlijden van Willem de Ridder. Een adres ontbreekt in de akte. Mogelijk woonde Deliana de Ridder toen op Minrebroederstraat 24.

Overlijden Johan de Ridder

In juli 1693 maakte Johan de Ridder, die getrouwd was met Elisabet Leeuwens, een testament. Hij wees zijn zuster Deliana en broer Willem als erfgenamen aan. Zijn broer Sebastiaen de Ridder werd van de erfenis uitgesloten. De huwelijkse voorwaarden met Elisabet Leeuwens, in 1685 te Gelderland opgesteld, en de lijftocht bleven van kracht. Volgens dit testament was Johan ziek. Vermoedelijk is hij kort daarna overleden; hij komt niet voor als erfgenaam van zijn tante Maria de Ridder in de overdrachtsakte van september 1693.

Blijkens de overdrachtsakte van september 1693 was Willem de Ridder inmiddels bevorderd tot eerste klerk bij de staten van Utrecht. Hij trad bij deze overdracht tevens op als gemachtigde van zijn broer Sebastiaen. In december 1693 vond superscriptie plaats op het besloten testament van Willem de Ridder.

Verhuizing en overlijden Sebastiaen de Ridder

Broer Sebastiaen de Ridder komt dan niet meer in de indexen op het notarieel archief van Utrecht voor. Hij werd op 3 april 1701 in Doorn begraven.

Volgens een akte van december 1708 was Willem de Ridder commies bij de Staten van Utrecht.

Codicil en overlijden Willem de Ridder

In februari 1716 legateerde Willem de Ridder, wonende aan het Janskerkhof, het huis in een codicil aan zijn zuster Deliana de Ridder. Uit het codicil blijkt dat Willem de Ridder ziek was. Willem de Ridder, commies van militaire zaken, overleed op 18 maart 1716, wonende aan het Janskerkhof, als bejaard jonghman nalatende een mundige suster. Hij werd begraven in de Catharijnekerk.

Deliana de Ridder liet op 3 april 1716 het besloten testament van haar broer openen.

Schenking Utrechts Psalter aan UB Utrecht

Willem de Ridder had op zijn sterfbed aan zijn zuster gevraagd om een geïllumineerd middeleeuws handschrift dat hij in zijn bezit had – tegenwoordig het Utrechts Psalter genoemd – aan de universiteitsbibliotheek in de Janskerk te schenken. Volgens de notulen van de vroedschap werd het psalter – “een seer out manuscript op parkement” – op 6 april 1716 door secretaris Wachendorff (Cornelis Anthony, echtgenoot van haar achternicht Aletta van Sypesteyn) ter vergadering aangeboden. De vroedschap, die het bestuur voerde over de universiteit, nam het handschrift “voor aangenaem” aan.

Testament Deliana de Ridder

In mei 1716 wees Deliana de Ridder, wonende aan het Janskerkhof, in haar testament Aletta van Sypesteyn (1669-1752), Gerarda van Sypesteyn (1672-1742) en Hillegonda van Sypesteyn (1674-1754), dochters van Everard van Sypesteyn en Catharina van der Woert, als erfgenamen aan. Deliana de Ridder maakte in 1718, 1723, en 1725 codicillen; volgens al deze akten woonde ze aan het Janskerkhof.

Deliana de Ridder overleed op 1 maart 1726, als bejaarde dochter, wonende aan het Janskerkhof. Zij werd begraven in de Catharijnekerk.

Aletta van Sypesteyn

Of de huizen Janskerkhof 5 en Minrebroederstraat 24 in een gemeenschappelijke boedel bleven of verdeeld werden tussen de zussen is nog niet duidelijk. Pas in 1750 duikt het huis Janskerkhof 5 weer op in de indexen op het notarieel archief. Het huis werd toen verhuurd.

Cornelia Brouwers

Aletta van Sypesteyn, weduwe van Cornelis Anthony van Wachendorff (1667-1730), verhuurde Janskerkhof 5 in 1750 voor een periode van zes jaar aan Cornelia Brouwers, weduwe van Trajectinus Bol (†1723). Volgens de akte moest Cornelia Brouwers de Tuinekast in het huis bij het eindigen van de huur met sodanige fijne glazen opleveren als bij het aanvaarden van de huur was overgegeven. In de akte wordt vermeld dat het huis door Cornelia Brouwers “eenige jaren reeds bewoond” werd. Vermoedelijk woonde Cornelia Brouwers al in 1745 op Janskerkhof 5 (zie akte van insinuatie).

Op 23 januari 1751 maakte Aletta van Sypesteyn, wonende aan de Nieuwegracht, een testament, dat zij vanwege een “swakheyd in haar hand” niet kon ondertekenen. Vrouwe Aletta van Sypesteijn overleed op 28 mei 1752, wonende op de Nieuwe gragt bij den Plompentoorn. Zij werd begraven in de Geertekerk.

Cornelia Brouwer overleed op 25 oktober 1759, wonende op de Nieuwegracht bij de Herenstraat.

Everard van Wachendorff en Antonetta van Brienen

Portret van Evert van Wachendorff (1712-1775), 1763
Portret van Evert van Wachendorff (1712-1775), 1763 (collectie RKD)

In 1760 sloot Everard van Wachendorff als erfgenaam van zijn moeder Aletta van Sypesteyn, weduwe van Cornelis Anthony van Wachendorff, een overeenkomst met meester timmerman Van Everdingen, voormalig eigenaar van Minrebroederstraat 26, over een verbouwing door Van Everdingen.

In een akte van 1764, inzake de verkoping van het buurhuis op het perceel Janskerkhof 4-4a, wordt Everard van Wachendorff (1712-1775), zoon van Cornelis Anthony van Wachendorff en Aletta van Sypesteyn, als belending genoemd. Everard van Wachendorff was, onder huwelijkse voorwaarden, in Arnhem getrouwd met Antonetta van Brienen (1726-1801). In het trouwboek van Arnhem staan zij vermeld met de (ondertrouw)datum 1 maart 1753.

In 1771 kwam Janskerkhof 5 bij de scheiding van de boedel van Aletta van Sypesteyn in handen van Everard van Wachendorff. Hij vestigde een plecht op het huis ten behoeve van de heren Staten van Utrecht.

Everard van Wachendorff overleed op 17 februari 1775 aan het Janskerkhof, nalatende zijn vrouw, geen kinderen. Hij werd begraven in de Pieterskerk.

Adriaan Cornelis de Back

In juni 1775 verkocht Antonetta van Brienen Janskerkhof 5 aan Adriaan Cornelis de Back, raad in de vroedschap en schepen van Utrecht. Janskerkhof 5 wordt in de akte omschreven als huis met achterkamer.

Anthonetta van Brienen hertrouwde in 1776 met de kunstverzamelaar Jan Willem Barchman Wuytiers (1726-1791) en verhuisde naar Janskerkhof 25. De erven Everard van Wachendorff worden nog in een akte van 1795 als belending genoemd.

Adriaan Cornelis de Back had op de Nieuwegracht bij de Jansdam gewoond (Stichtse almanach, 1773, p. 28).

Adriaan Cornelis de Back heeft slechts kort op Janskerkhof 5 gewoond. In mei 1776, ruim twee weken nadat hij een testament had gemaakt, werden kasten, kabinetten e.d. in zijn sterfhuis aan het St Janskerkhof verzegeld en, acht dagen later, ontzegeld. Op 23 september 1776 werd zijn bibliotheek verkocht (Leydse courant 06-09-1776, Delpher).

Justus Willem de Ridder

In 1777 werd Janskerkhof 5 namens de erven Adriaan Cornelis de Back openbaar verkocht aan Justus Willem de Ridder, zoon van Dirk de Ridder en Maria Lucia van Royen.

Justus Willem de Ridder (1747-1818) vermaakte het huis bij testament, in 1778 opgesteld omdat hij een reis naar Bohemen zou gaan maken, aan zijn broer Jacob Hendrik de Ridder (1745-1813).

Justus Willem de Ridder overleefde de reis. Hij werd tijdens de volkstelling van 1813 op Janskerkhof 5 geregistreerd (deel 66/blad 7).

Justus Willem de Ridder overleed op 1 juni 1818 op zijn woonadres Janskerkhof wijk G no. 4 (oude nummering; BS Utrecht 1818 O, aktenr. 518).

Pieter Coelen Fz.

Janskerkhof 5 werd uit de boedel van Justus Willem de Ridder gekocht door Pieter Coelen. Pieter Coelen was toen nog eigenaar en bewoner van Janskerkhof 7.

De verhuizing van het gezin Coelen moet hebben plaatsgevonden voor 12 augustus 1822, de sterfdag van dochter Maria Evira (BS Utrecht 1822 O, aktenr. 594). Tijdens de volkstelling van 1824 werd het gezin Coelen op Janskerkhof 5 geregistreerd (p. 56).

In de OAT 1832 staat de lakenverkoper Pieter Coelen Fz (ca. 1777-1842) als eigenaar van perceel A 1223 (huis en erf) vermeld.

In maart 1835 overleed hun zoon Frederik Michaël Coelen, op 20-jarige leeftijd, wonende aan het Janskerkhof (BS Utrecht 1835 O, aktenr. 237).

In september 1835 kocht P. Coelen Fz op een veiling Oudegracht 264 (wijk A no 25; Utrechtsche Courant, 21-09-1835, Delpher). De aankoop was vermoedelijk bedoeld als investering, want tijdens de volkstelling van 1840 woont daar een ander gezin.

In 1836 werd het huis Janskerkhof 5 (toen nog Janskerkhof wijk G no. 253) te koop aangeboden, te aanvaarden per 1 mei 1837 (Utrechtsche courant, 14-11-1836, p. 4, Delpher). Volgens de advertentie was het huis gelegen “aan de zuidzijde of het vrolijkste gedeelte van het St. Janskerkhof”. Het huis was:

“voorzien , behalve de Plaats en tot Tuin aangelegden grond , van elf zoo groote als kleine Kamers, allen behangen , de meeste met stookplaatsen , en met vele net betimmerde kasten modern ingerigt ; daarenboven Meidenkamer , groote Keuken met regen en heerlijk welwater Pomp en verder toebehooren ; turf- en extra goed ingerigte wijn- en provisie Kelders , met gemetselde Bakken , groote Zolders en Vliering , waaronder hout- en voor veiligheid van brand wel ingerigte Strijkzolder.”

Opheffing

Het bedrijf van Pieter Coelen werd, na een opheffingsuitverkoop, met ingang van 15 maart 1837 opgeheven. In de Utrechtsche Courant van 6 februari 1837, p. 4 (Delpher), plaatste Coelen de volgende advertentie:

“De Ondergeteekende voornemens zijnde, zijne AFFAIRE IN LAKENS en WOLLEN MANUFACTUREN met 15. Maart aanstaande finaal te kwiteren, heeft de eer bij deze aan zijne geëerde begunstigers en verdere Stadgenooten de bij hem nog voorhanden zijnde Goederen tot verminderde prijzen aan te bieden, en geheel uit te verkoopen.

En wordt bij deze tevens aangeboden een fraaije en net bewerkte BRUINE EIKEN CYLINDER KAST, met een haakschen hoek, breed of lang 5 Nederlandsche ellen 80 duim, — de hoek breed of lang 3 ellen 60 duim, — hoog 3 ellen 10 duim, — diep 60 duimen, met 27 afzondere deelen, waarvan er 18 zijn met Cylinderdeuren, met sluitwerk, ieder deur lang 1 el, breed 80 duimen, alsmede eene TOONBANK, lang 4 ellen, 55 duimen, breed 58 duim; en eindelijk eene BRUINE, EIKEN STERK GEMAAKTE LESSENAAR, met een konstslot, en fraai hekwerk om dezelven. Utrecht P. COELEN Fz. den 3. Februarij 1837. op het St. Janskerkhof.”

Jan Gerlings

Tijdens de volkstelling van 1840 werd Janskerkhof 5 bewoond door de advocaat Jan Gerlings, zijn echtgenote Judith Oortman, drie kinderen en twee personeelsleden. Het gezin Gerlings had eerder op Janskerkhof 22 gewoond. Gerlings was vermoedelijk ook secretaris van de Sociëteit Sic Semper (Utrechtsche Courant 25 januari 1839, p. 4, Delpher).

Belastingkantoor

In 1844 werd Janskerkhof 5 openbaar geveild en verkocht (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 08-04-1844, p. 4, Delpher). Het huis werd in de advertentie omschreven als een “Kapitaal, goed doortimmerd en bijzonder vrolijk gesitueerd dubbeld heerenhuis”.

Vervolgens verhuisde het Belastingkantoor van de Brigittenstraat naar Janskerkhof wijk G no. 253 (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 16-08-1844, p. 4, Delpher).

Jan Louis Anne Martens

Na het vertrek van het Belastingkantoor heeft Janskerkhof 5 weer enige decennia als woonhuis gediend. In 1850 verhuurde Gijsbert Nicolaas Laan, ontvanger der directe belastingen, het huis aan Jan Louis Anne Martens, voor de duur van vier jaar, ingaande per 1 mei.

Jan Louis Anne Martens (1823-1909) was in 1848 getrouwd met Johanna Benjamina van Rappard (1825-1893).

Hun zoon Jan Hendrik Jacob Constantijn Martens werd op 1 augustus 1850 geboren aan de Runnebaan (BS Utrecht 1850 G, aktenr. 968). Hun zoon Christiaan Carel Hendrik Martens werd geboren op 24 oktober 1852 op het adres Janskerkhof wijk G no. 253 (BS Utrecht 1852 G, aktenr. 1439).

In 1854 werd de huurovereenkomst met Martens voor nog eens vier jaar verlengd.

Op 7 december 1854 werd hun zoon Hendrik Johan Martens op dit adres geboren (BS Utrecht 1854 G, aktenr. 1554). Kort daarna is het gezin verhuisd naar Kromme Nieuwegracht F 371. Vanaf 1861 woonde het gezin op Janskerkhof 16.

Abraham Mica

Het echtpaar Martens staat niet in het Bevolkingsregister 1850-1860 (G-1, bladnr. 340) op dit adres ingeschreven. Op dit adres staan Abraham Mica en zijn echtgenote Martina Rijnbag ingeschreven. Abraham Mica was kleedermaker; zijn echtgenote huisbewaarster. Uit welke periode deze inschrijving dateert is niet bekend.

Ook staan ingeschreven: Frederik August Alexander Carel van Lijnden, zijn echtgenote Catharina Melvil en hun kinderen. Frederik August Alexander Carel van Lijnden van Sandenburg (1801-1855) was een zoon van Gijsbert Carel Cornelis Jan van Lijnden van Sandenburg en Benudina Maria de Beaufort. Zijn vader overleed in 1850 op diens woonadres Janskerkhof 2. Frederik August Alexander Carel van Lijnden van Sandenburg overleed vijf jaar later, op kasteel Sandenburg in Neerlangbroek.

Van Voorthuijsen

In januari 1855 gaf de verhuurder toestemming aan Jan Louis Anne Martens om het huis te verhuren aan mejuffrouw G.M. van Voorthuizen. In juni 1855 werd het contract op naam van mejuffrouw van Voorthuizen gesteld, ingaande 1 mei 1855.

Gesina Maria van Voorthuijsen (1831-1881) kwam samen met haar zuster Johanna Elisabeth van Voorthuijsen op Janskerkhof 5 wonen. Hun broer Evert du Marchie van Voorthuijsen woonde op Janskerkhof 15. Mej. G.M. van Voorthuijsen staat vermeld in het adresboek 1863/1864.

Gesina Maria van Voorthuijsen en Johanna Elisabeth van Voorthuijsen verhuisden op 1 mei 1866 van Janskerkhof 5 naar Janskerkhof 24.

Janskerkhof 5 werd per 1 mei 1866 te koop of te huur aangeboden (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 04-12-1865, p. 3, Delpher).

Snouckaert van Schauburg

HUA, cat.nr. 79204, 1886

Het huis werd betrokken door Guillaume Charles Snouckaert van Schauburg (1809-1893) en zijn zuster Adelaide Jeanne Snouckaert van Schauburg (1805-1900). Zij hadden op Drift 11 gewoond.

In 1876 zocht Baron Snouckaert van Schauburg, wonende op dit adres, een rooms-katholieke linnenmeid van middelbare leeftijd (De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 09-02-1876, Delpher). In 1877 zocht Freule Snouckaert van Schauburg op het adres Janskerkhof No. 253 een rooms-katholieke linnenmeid (De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 20-01-1877, p. 4, Delpher).

Een klein stukje van Janskerkhof 5 is te zien op een foto van het Stedelijk Gymnasium uit 1886 (HUA, catalogusnr. 79204).

Omnummering 1890

Volgens de omnummeringslijst werden in 1890 twee adressen, Janskerkhof wijk G no. 252 en Janskerkhof G no. 253, omgenummerd tot Janskerkhof 5. Het adres Janskerkhof wijk G no. 252 hoorde echter niet bij Janskerkhof 5. Het was het wijknummer van het naastliggende perceel, dat in 1883 door de gemeente was aangekocht ten behoeve van een uitbreiding van het Utrechts Stedelijk Gymnasium (Janskerkhof 4-4a).

Guillaume Charles Baron Snouckaert van Schauburg, weduwnaar van Jonkvrouwe Margarethe Laurence Johanna van Gheel Roëll, overleed op 10 maart 1893, op zijn woonadres Janskerkhof 4 (sic!) (BS Utrecht O, 1893, aktenr. 392).

Adelaide Jeanne Snouckaert van Schauburg overleed ongehuwd, op 27 november 1900, op haar woonadres Janskerkhof 5 (BS Utrecht 1900 O, aktenr. 1822).

Woningbureau en assurantiebedrijf

In 1926 verhuisde N.V. Het Buitenverblijf Woningbureau en Assurantiebedrijf van Janskerkhof 5 naar Janskerkhof 12 (Het Centrum, 13-04-1926, Delpher).

Pianohandel Joh. de Heer

Janskerkhof 5, 1929 (collectie Het Utrechts Archief)
Janskerkhof 5, 1929 (collectie Het Utrechts Archief)

In 1930 werd Janskerkhof 5 grondig verbouwd, in opdracht van de orgel- en pianohandel Joh. de Heer, die hier een filiaal vestigde. Vlak voor de verbouwing werd Janskerkhof 5 nog gefotografeerd door E.A. van Blitz en Zn. (HUA, catalogusnr. 41480; zie links).

Modelkamers meubelwinkel

Op 31 maart 1934 opende woning-inrichting Eigen Haard modelkamers op de eerste verdieping van Janskerkhof 5 (Utrechts Nieuwsblad, 30-03-1934, p. 2). De meubileerinrichting Eigen Haard was ook gevestigd op Mariaplaats 2. Daarnaast had de meubelwinkel een modelhuis op Janskerkhof 23. De Firma Eigen Haard verhuisde in 1939 naar de Voorstraat (Utrechts Nieuwsblad, 23-12-1939, p. 20).

Janskerkhof 5 bleef daarna meubelwinkels huisvesten. In de jaren zestig van de twintigste eeuw was de meubelwinkel van firma Riant op Janskerkhof 5 gevestigd. In de jaren zeventig zat hier meubelwinkel de Fauteuillerie.

Trend People

Vervolgens heeft hier jarenlang een uitzendbureau gezeten.

Huidige bestemming Janskerkhof 5: Studio Henk

In 2021 is een vergunning verleend om de verdiepingen te verbouwen tot vier appartementen.

Op de begane grond van Janskerkhof 5 is Studio Henk gevestigd.

Bronnen

  • Utrechts Nieuwsblad, 11-05-1929, p. 2.
  • Utrechts Nieuwsblad, 05-09-1929, p. 10.
  • Utrechts Nieuwsblad, 11-10-1933, p. 3.
  • Utrechts Nieuwsblad, 01-02-1956, p. 3.

Volgende huis: Janskerkhof 6 Utrecht.


Gepubliceerd: 15-04-2012 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 21-03-2024.

Scroll naar boven