Jansveld 25 Utrecht

Jansveld 25 Utrecht
Jansveld 25 Utrecht, D.C. Goosen, 2006 (CC BY 4.0) (collectie Het Utrechts Archief)

Jansveld 25 Utrecht (“Parking Praha”; tot 1890: Jansveld wijk H no. 581) werd in vorige eeuwen De Vergulden Leeuw of Gouden Leeuw genoemd. Vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw was hier de sportschool van Anton Geesink gevestigd.

In 1552, 1557 en 1566 wordt Beatris, weduwe van Jasper Michielss als noordwaartse belending van de Cleijne Rodenborch (Jansveld 23) genoemd. Beatris transporteerde het huis in 1557 aan Pauwels IJsbrand Zass. Hij vestigde een plecht ten behoeve van Beatris. Wanneer de lijfrente “afgestorven is” zouden de erfgenamen van Zass de eigendom weer overgeven aan Michiel Jasperss of zijn erfgenamen.

In 1576, 1589 en 1590 wordt Jan van Hemert als zuidwaartse belending van Jansveld 27 genoemd.

Dirckgen Cornelisdr, weduwe van Jan Willemss Lobe

Jan van Hemert was tevens de noordwaartse belending van Dirckgen Cornelisdr, weduwe van Jan Willemss Lobe (1592). Dirckgen was op haar beurt de noordwaartse belending van Jan Wijnantss (Jansveld 23).

Adriaen Gijsbertss van Camerick

In 1595 transporteerde Cornelis Jan Lobij het huis aan Adriaen Gijsbertss. Adriaen Gijsbertss vestigde een plecht ten behoeve van Cornelis Jan Lobij. De belendingen waren zuidwaarts Jan Wijnaltss en noordwaarts Jan van Hemeren.

In 1624 was het huis daar de Vergulde Leeuw uithangt eigendom van Adriaen Gijsbertss van Camerick, getrouwd met Meijnsgen Cornelis van Roijen. Bij de uitkoop van 18 augustus 1624 kwam het huis in handen van zijn zoon Joost Adriaenss van Camerick (-1666).

In 1630 wordt Jan Willemss Lobe nog genoemd.

In 1639 vestigde Maria Adriaens van Nieuwenhuijsen, weduwe van Claes Adriaenss van Camerick (ovl. 1639; zij waren in 1620 getrouwd), een plecht op de Vergulde Leeuw.

In oktober 1639 werd de helft van een huis en hoffstede uit de boedel van Adriaen Gijsbertss van Camerick getransporteerd aan Anthonis Jacobss van Heijmenberch. De belendingen waren zuidwaarts de erfgenamen van Claes Adriaenss van Camerick en noordwaarts Anthonis Janss van Heijmenberch. De andere helft was al eigendom van Anthonis Jacobss van Heijmenberch en werd door Van Camerick bewoond.

Abraham Jansen van Dort

In november 1641 wordt Abraham Janss als belending genoemd “in plaatse van Jan Willemss Lobe”. Abraham Jansen van Dordrecht was in 1639 getrouwd met Belijchien Jans.

Op 1 mei 1644 sloot Abraham Jansen van Dort een overeenkomst met Antonis Jacobsz van Heijmenberch over een stal en keukentje met gemeenschappelijke muren. (Het huis van Antonis Jacobsz van Heijmenberch stond tussen Jansveld 25 en Jansveld 27 en is in 1750 bij Jansveld 27 gevoegd.)

In oktober 1644 werd een plecht gevestigd ten behoeve van Cornelis van der Eem op een nieuw getimmerd huis. Het huis had als belendingen Dirck Christiaensen (Jansveld 23) en Anthonis Jacobsen van Heijmenberch.

In 1645 vestigen Abraham Jansen van Dort en Beligchen van Leeuwen een plecht op het huis de Gouden Leeuw ten behoeve van David Loots. De belending noordwaarts was Thonis Jacobsen (van Heijmenberch). De belending zuidwaarts was Dirck Christiaensen. Achter lag hof en erf van wijlen de heer van Incourt.

Peter Hendriksz Beulingh

In 1651 transporteerde deurwaarder Michiel van Kerkraat een achterwoning, stal en kelder aan vleeshouwer Peter Hendriksz Beulingh en Aeltjen Jaspers van Heijmenbergh. Belending noordwaarts was Anthonis Jacobsz van Heijmenberch; de belending zuidwaarts was Dirck Cristiaensz (Jansveld 23).

Peter Hendriksz Beulingh en Aeltjen Jaspers van Heijmenbergh waren in 1638, onder huwelijkse voorwaardengetrouwd. De bruid bracht een huis aan de straat Achter ’t Vleeshuis in.

Aeltjen van Heijmenbergh overleed in april 1659. In 1671 hertrouwde Peter Henrixse Beuling met Elisabeth van Heymenberch.

Pieter Hendrikse Beuling overleed in juni 1689, wonende achter ’t vleeshuijs.

Elisabeth van Heijmenbergh, weduwe van Pieter Hendricks Beulingh, overleed in 1708, wonende op de Lijnmarkt. 

Pieter van Heymenbergh

Pieter Hendrikse Beuling had zijn zwager Pieter van Heymenbergh (-1710) als enige erfgenaam benoemd. Pieter van Heymenbergh was in 1671 getrouwd met Gijsbertje van Velpen.

Willem Beumer

In 1718 verkocht Ghysbertie van Vulpen, weduwe en boedelhoudster van Pieter van Heymenbergh, samen met haar schoonzonen en dochters, onder wie Bernardus Heerman getrouwd met Cornelia van Heymenbergh, een huysinge, stallinge ende twee kameren mettet erff aan de oostzijde van Achter ’t Vleeshuis, aan Willem Beumer. De belendingen waren noordwaarts Bernardus Heerman, zuidwaarts de erven Gerrit van Beest en achter het erf van de heere van Incourt.

Willem Beumer was in 1715, op huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Hermina van Wiert, weduwe van Cornelis van Beest. (Cornelis van Beest trouwde in 1700 met toestemming van zijn vader Gerard van Beest, met Hermina van Wiert. Gerard van Beest was een zoon van Dirck Willemsz van Beest en Deliana Verhagen (codicil).)

Hermina van Wiert overleed in januari 1716. 

Hertrouwd

In juni 1716 hertrouwde Willem Beumer, weduwnaar van Hermina van Wierd, op huwelijkse voorwaarden, met Geertruid van Glashorst.

In 1723 werd het huis, stalling en twee cameren uit de boedel van Pieter van Heijmenbergh, gehuwd met Gijsbertgen van Vulpen, getransporteerd aan Willem Beumer. De belending noordwaarts is Bernardus Heerman en zuidwaarts Gerrit van Beest. De belending achter is de Heer van Incourt.

Op 19 december 1736 maakten Willem Beumer en Geertruyd Gladhorst een testament. Willem Beumer overleed op 31 december 1736.

In 1739 trouwde dochter Maria Beumer (1717-), onder huwelijkse voorwaarden, met Nicolaes van Cleeff.

Nicolaes van Cleeff

In 1753 verhuurde Geertruyd Gladhorst, weduwe van Willem Beumer,  een huis Agter het Vleeshuys jeegens over de Slagsteeg aan haar schoonzoon Nicolaes van Cleeff.

In 1757 maakte Geertruyd Gladhorst, weduwe van Willem Beumer, een testament waarin zij het huis tegenover de Slagsteegh en het slachthuis aan haar dochter Maria Beumer vermaakte. Maria Beumer was enkele maanden daarvoor, onder huwelijkse voorwaarden, hertrouwd met Wouter Tukker.

Wouter Tukker

In november 1757 verhuurde Geertruyd Gladhorst, weduwe van Willem Beumer, het huis tegenover de Slachtsteeg aan Wouter Tukker.

Geertruij Glashorst, weduwe van Willem Beumer, overleed in december 1757, wonende op de Breestraat, nalatende gehuwde dochters.

Willemina Beumer en Johannes Nypoort den jonge

In 1760 werd de boedel gescheiden en kwam het huis tegenover de Slachtsteeg in handen van Johannes Nypoort den jonge en Willemina Beumer. De belendingen waren zuidwaarts Gerard Keysersweerd (Jansveld 23) en aan de andere kant de weduwe Jan Sanderse (Jansveld 27). Volgens de akte werd het huis op dat moment nog door Wouter Tukker en Maria Beumer gehuurd.

Willemina Beumer (1724-1771) en Johannes Nypoort den jonge waren in 1750, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd.

In 1776 (verkoopakte Keysersweert/Jacobus Verkerk, Jansveld 23) worden de erven weduwe Beumer als belending genoemd.

Aart van Scherpenseel

Hoe het huis in handen van Aart van Scherpenzeel is gekomen is nog niet duidelijk. Hij was voogd van de kinderen Nypoort-Beumer (kwitantie). In 1780 maakte hij een testament.

In 1796 vond een boedelscheiding plaats waarbij het huis, dat in de akte De Gouden Leeuw wordt genoemd, in handen van Gijsbertus van Scherpenseel kwam. Belendingen zijn Jacobus Verkerk en Johanna Sanderse van Ressen.

Johannes Eijtinger

In juni 1803 kocht Johannes Eytinger het huis van de kinderen en kindskinderen van de overleden Aart van Scherpenseel. De belending aan de ene zijde was Jacobus Verkerk en aan de andere zijde was De Postpaarden. Eytinger kreeg het perceel in augustus 1803 uit de boedel van wijlen Aart van Scherpenseel getransporteerd.

Johannes Eijtinger (-1831), weduwnaar van Helena Correljé, was in 1794 getrouwd met Geertruy Verhoeff (-1834). Met Helena Correljé had hij onder anderen dochter Arnolda (-1820) gekregen. Zij trouwde met Ernst Liera.

Tijdens de volkstelling van 1813 woonden Johannes Eijtinger en zijn echtgenote Geertruij Verhoeff, met Sara Eijtinger (34 jaar) en Hendrik Eijtinger (14 jaar) op nr. 28/28bis.

Eijtinger verhuisde tussen 1813 en 1824 naar Jansveld 19.

Johannes Eijtinger jr.

Tijdens de volkstelling van 1824 werd het huis bewoond door Johannes Eijtinger, zijn echtgenote Sara Schroyestein, met vier kinderen. Zij waren in 1805, onder huwelijkse voorwaardengetrouwd. Achter de naam van Sara Schroyestein staat vermeld dat zij verhuisd is naar het “krankzinnenhuis”.

Achter ‘t Vleeshuis H 581 (perceel A591; huis en erf) en A594 (Jansveld 19) waren volgens de OAT 1832 eigendom van schrijnwerker Johannes Eytinger. Johannes Eytinger (1784-?) was een zoon van Johannes Eytinger en Helena Correljé. Sara Schroyestein (-1836) was een dochter van Martinus Schroyestein en Johanna Tilleman (openbare verkoping, 1802).

Sara Schroyestein [Schrooijestijn], huisvrouw van schrijnwerker Johannes Eijtinger, overleed op 3 oktober 1836 op haar woonadres Achter ’t Vleeshuis H 581 (BS Utrecht 1836 O, aktenr. 1052).

Willem Zuidam

In het bevolkingsregister 1850-1859 heeft het huis twee pagina’s (deel 7527, wijk H, blad 827 en 828). Op het eerste blad staan rijtuigmaker Willem Zuidam en Clasina Wilhelmina Renes met hun kinderen ingeschreven. Zij staan ook in het bevolkingsregister 1866-1878 Wijk H, blad 1116, ingeschreven op dit adres.

Clasina Wilhelmina Renes overleed in december 1871. Willem Zuidam verhuisde in november 1883 naar de Gildstraat, waar hij in 1886 overleden is (Bevolkingsregister 1880-1890 Wijk H, blad 1040).

Klaas Keers

In januari 1884 werden aannemer Klaas Keers, zijn echtgenote Antonia Jacoba Broekman en hun kinderen op dit adres ingeschreven. Ook (schoon)vader Jacobus Broekman woonde hier.

In 1886 diende Klaas Keers een bouwplan bij de gemeente Utrecht in voor het wijzigen van de voorgevel (HUA, bouwdossier 4270-42-646).

Het gezin Keers verhuisde in augustus 1890 naar Almelo.

Jansveld 25 Utrecht

Bij de omnummering van 1890 werd het adres Jansveld wijk H no. 581 gewijzigd in Jansveld 25 Utrecht.

Sociëteit Recht en Plicht

Jansveld 25 Utrecht
Jansveld 25 Utrecht op een tekening van A.E. Grolman, 1897 (collectie Het Utrechts Archief)

Op 26 november 1893 werd in Utrecht de Anti-sociaal-democratische Vereeniging van Nederlandsch spoorwegpersoneel opgericht, onder de zinspreuk “Recht en Plicht”. De vereniging werd op 16 februari 1895 (KB nr. 35, Stcrt. 04-04-1895) erkend.

Op de bestuursvergadering van 18 oktober 1898 werd besloten dat, tegelijk met de overgang van de bakkerij van de vereniging naar het pand aan het Jansveld, ook de nachtarbeid werd afgeschaft (De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 19-10-1898, Delpher).

Vanaf oktober 1898 werd Jansveld 25 Utrecht bewoond door de conciërge van broodbakkerij Recht en Plicht (Bevolking 1890-1900 wijk A1 deel 3, blad 1445).

Verbouwing

In 1901 diende de vereniging “Recht en Plicht” een bouwplan bij de gemeente Utrecht in voor de verbouwing van het perceel (HUA, bouwdossier 4270-77-134).

Sportschool Anton Geesink

Vanaf de jaren vijftig was de sportschool van judoka Anton Geesink op Jansveld 25 gevestigd.

In 1965 werd een nieuwe sportschool aan de Anton Geesinkstraat, in Ondiep, gebouwd.

Huidige bestemming Jansveld 25 Utrecht: Parking Praha

Op de begane grond van Jansveld 25 Utrecht is een parkeergarage, Parking “Praha” gevestigd. Het pand bevat verder appartementen.


Vorige huis: Jansveld 23 Utrecht.
Volgende huis: Jansveld 27 Utrecht.


Gepubliceerd: 26-09-2017 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 18-09-2024.

Scroll naar boven