Korte Jansstraat 17 oud Utrecht (tot 1890: Korte Jansstraat wijk G no. 324 ) werd in 1905 afgebroken. Een deel van het perceel behoort nu bij het huidige pand Korte Jansstraat 21 Utrecht. De rest van het perceel werd gebruikt voor een verbreding van de straat.
Het adres Korte Jansstraat 17 wordt tegenwoordig gebruikt voor het pand op de noordhoek van de Jansdam met de Korte Jansstraat.
Claustraal erf XVI
Het perceel op de oosthoek van het Janskerkhof met de Korte Jansstraat behoorde in de middeleeuwen tot de immuniteit (claustraal erf XVI). Het perceel was het grootste claustraal erf aan de zuidkant van het Janskerkhof.
Claustraal erf XVI bestreek het perceel Janskerkhof 10 en de percelen van de voormalige huizen Janskerkhof 8 en Janskerkhof 9, Korte Jansstraat 15 en 15bis en 17 (nu Korte Jansstraat 17-19, Korte Jansstraat 21 en Korte Jansstraat 23-25) en Jansdam 2-8.
Adriaan Canter
In 1645 vestigde de toenmalige eigenaar Adriaan Canter een plecht op het huis ten behoeve van Victor Cnijff. De belendingen van het huis waren noordwaarts Nicolaes van Berck en zuidwaarts Johan van den Eynde.
Herman Specht
Het huis werd volgens de plecht van 1645 bewoond door Herman Specht.
Herman Specht en zijn echtgenote Cornelia van Cleeff woonden hier al toen zij in 1640 hun zoon Joannes lieten dopen. In 1633, bij de doop van hun zoon Joannes, woonden ze nog “agter de Statencamer”. Bij de doop van hun dochter Mechtelt, in 1638, woonde het echtpaar in de Telingstraat. Cornelia van Cleeff overleed in 1647, wonende in de Telingstraat. In 1651 woonde Herman Specht met zijn tweede echtgenote Neeltjen van Harmelen in de Telingstraat (doop 1651; borgtocht, 1652).
Marius Muller
In 1648 transporteerde jonkheer Adriaan Canter het huis aan Marius Muller, Franse cramer. De belendingen waren noordwaarts Niclaes van Berck en zuidwaarts Johan van Eijnde.
In 1654 lieten Marius Muller en Susanne des Engins een zoon Bertrand Marius dopen. In juni 1656 lieten zij hun zoon Guilleaume dopen. In augustus 1656 werd een kind begraven. Muller woonde volgens deze inschrijving “over de Minrebroederstraet”.
In 1657 vond een verbouwing plaats. In november 1657 verklaarde Marius Muller dat hij nooit enig recht zou ontlenen aan het feit dat zijn buurman Johan van den Eynde, suikerbakker te Utrecht, had toegestaan dat er een muurtje werd gemetseld voor en aan de muur van zijn huis en dat er bij plaatsing van een gemakje in zijn muur was ingebalkt. De verbouwing had mogelijk te maken met de aanstaande gezinsuitbreiding. In januari 1658 lieten Marius Muller en zijn echtgenote Susanne des Engins hun dochter Susanne Sara dopen.
In 1667 beloofde Marius Muller dat de muur tussen zijn huis en het huis van Cornelis van der Woert en Aletta Lieftinck (Janskerkhof 8 oud) zo nodig in de oude staat zou worden teruggebracht.
Diaconie Gereformeerde Kerk
In 1680 schonken Marius Muller en Susanna des Rugius ( Susanna des Engius) het huis aan de ”diaconye armen van de Gereformeerde kercke” tegen betaling van f 6,- per week hun leven lang.
Marius Muller overleed in december 1686. Susanna Rugius, weduwe van Marius Muller, overleed in februari 1699, aan het Janskerkhof. Er vond repudiatie van het testament van Marius Muller en Susanna des Ragius plaats.
De diaconie heeft het huis vermoedelijk laten splitsen. Een deel van het huis werd in de negentiende eeuw vernummerd tot Korte Jansstraat 15bis.
Johannes Reers
Eind februari 1699 verkocht de diaconie van de gereformeerde kerk (een deel van) het huis aan boekverkoper Johannes Reers (schenking 17-12-1680 voor nots. H. Vyandt). De belendingen achter waren Johan van Nesch en de weduwe Domburgh (Jansdam 2). Noordwaarts stond het huis van Johan van Nesch (Janskerkhof 8). De belendingen zuidwaarts waren het andere te verkopen huysinge (Korte Jansstraat 15bis) en Johan Craffort (Korte Jansstraat 15).
In november 1699 werd een kwitantie opgesteld voor de voldoening van het restant van de koopsom door Johannes Reers. In 1700 werd het huis door de Gereformeerde Nederlandsche kerk aan Johannes Reers, boekverkoper, getransporteerd.
Johannes van Reers (1663-) was in 1697, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Johanna van Wijck. Het echtpaar had inwoning van zijn moeder Maria van den Bergh, weduwe van Joost Reers. Maijchjen van den Berg, weduwe van Justus Reers, overleed in maart 1700, wonende bij het Janskerkhof.
Op 2 september 1704 maakten Johannes Reers en Johanna van Wyck een testament. Johanna van Wyck overleed op 20 september 1704, wonende aan het Janskerkhof. Zij werd begraven in de Buurkerk.
In 1711 hertrouwde Johannes Reers op huwelijkse voorwaarden met Maria van den Ham. In 1712, 1714 en 1716 lieten zij kinderen dopen, wonende aan het Janskerkhof. In 1716 liet Johannes Reers een kind begraven, wonende aan het Janskerkhof, op de Minrebroederstraat. In 1717 liet Johannes Reers een kind begraven, wonende in de Minrebroederstraat omtrent het Janskerkhof.
Johannes Reers en Maria van den Ham maakten in 1718 een testament.
In 1730 benoemde Maria van den Ham, weduwe van Johan Reers, nieuwe voogden over haar kinderen. In 1736 werd weer een andere voogd over haar onmondige kinderen Justus Reers (Joost, 1712–1774) en Willem Jan Reers (1717-1793) benoemd.
Willem Jan Reers wordt drukker
In 1731 nam Willem Jan Reers het drukkersoctrooi van drukker Jacobus van Paddenburgh over. Aangezien Willem Jan nog minderjarig was, deed zijn moeder Maria van den Ham den eet van getrouwigheijd, en secretesse, mitsgaders die jegens de corruptelen (G.A. Evers, 1932, p. 11-12).
Willem Jan Reers nam vermoedelijk ook de drukkerij van Van Paddenburgh aan de Oudegracht over, terwijl Jacobus van Paddenburgh het huis van de familie Reers betrok.
Jacobus van Paddenburgh
Jacobus van Paddenburgh was weduwnaar van Elisabeth van Wijck (ovl. 1722; getr. te Zeist in 1695). Zij was mogelijk een zuster van Johanna van Wijck.
Jacobus van Paddenburgh overleed op 14 september 1738, op het Janskerkhof bij de Korte Jansstraat. Hij liet geen vrouw na, maar twee mondige kinderen. Jacobus van Paddenburgh werd begraven in de Janskerk.
Oudegracht
In 1737 verhuisde het gezin Reers naar een andere locatie aan de Oudegracht. Maria van den Ham, weduwe van Johannes Reers, overleed in 1741, wonende aan de Oudegracht omtrent de Viebrug, nalatende mondige en onmondige kinderen. Zij werd begraven in de Buurkerk.
In 1752 had Willem Jan Reers een drukkerij aan de Bakkersbrug (resolutie, 1752). In 1761 kochten Justus Reers en Jan Willem Reers een huis aan de Ganzenmarkt, De Maagd van Gent.
Justus Reers droeg in 1768 zijn helft in de gemeen gebleven roerende goederen uit de nalatenschap van hun ouders, zijn helft in de drukkerij en zijn helft in een aangekochte obligatie van f.1100,- ten laste van de provincie Utrecht over aan zijn broer Willem Jan, vanwege voorschotten en uitbetalingen. In 1773 kochten de broers ook het huis de Goudsblom op de Ganzenmarkt.
Justus Reers overleed in maart 1774, wonende op de Ganzenmarkt, nalatende een bejaarde broeder. Hij werd begraven in de Buurkerk.
In april 1774 maakte Willem Jan Reers, wonende aan de noordzijde van de Ganzenmarkt, een testament.
Augustinus Sprang
Volgens de verkoopakte van 1781 werd het huis bewoond door de weduwe van A. Sprang. Augustinus Sprangers en Berendina Didericks waren in augustus 1759 getrouwd. In 1767/8 zijn zij op het Janskerkhof komen wonen. In juli 1768 lieten zij een kind dopen dat hier geboren werd. Augustinus Sprangh overleed in oktober 1780, wonende aan het Janskerkhof, zijn vrouw nalatende met vijf onmondige kinderen.
Johannes de Groot en Helena Bettink
In november 1781 verkocht Willem Jan Reers het huis aan de Korte Jansstraat aan Johannes de Groot en Helena Bettink. Het huis werd volgens de akte nog gehuurd door de weduwe van A. Sprang. In maart 1782 gaf Willem Jan Reers, drukker der staten van Utrecht, procuratie om het huis aan het Janskerkhof aan Johannes de Groot en Helena Bettink, echtelieden, te transporteren.
Johannes de Groot en Helena Bettink (1759-1830), dochter van Mattheus Bettink en Elisabeth Agnes Kloekhof (kwitantie, 1781), waren in 1781 getrouwd.
In 1784 lieten zij hun zoon Isak dopen, wonende in de Korte Jansstraat.
Helena Bettink en Willem van Hilden
In 1796 hertrouwde Helena Bettink, weduwe van Johannes de Groot, met attestatie van Utrecht, en onder huwelijkse voorwaarden, in Blauwkapel met Willem van Hilden.
Roelof Bol
In 1809 werd het huis uit de insolvente boedel van Willem van Hilden getransporteerd aan Roelof Bol (1769-1842).
Roelof Bol was in 1798 getrouwd met Maria Elisabeth Denis. Tijdens de volkstelling van 1813 werd Roeloff Bol met zijn gezin op dit adres geregistreerd (t.o. Minrebroederstraat, deel 52/blad 12).
OAT 1832
In de OAT 1832 staat Roelof Boll, kledermaker, als eigenaar van perceel A 1248 (huis en erf) vermeld.
Op 31 oktober 1826 overleed Maria Romeijn, weduwe van Pieter Anthonie Mabé, op Janskerkhof G 324 (BS Utrecht 1826 O, aktenr. 919).
In 1842 overleed Roelof Bol, 73 jr, op zijn woonadres Sint Janskerkhof wijk G no. 324 (BS O 1842 aktenr. 1002).
In 1846 overleed Gideon Ossewaarde, weduwnaar van Sara Elisabeth Petronella Boon, op 68-jarige leeftijd ten huize van de weduwe Bol (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 09-01-1846, p. 4, Delpher; BS Utrecht O 1846, aktenr. 18).
In 1853 overleed Maria Elisabeth Denis, 79 jr, weduwe van Roelof Bol, op haar woonadres Sint Janskerkhof wijk G no. 324 (BS O 1853, aktenr. 494).
F.J. de Bruijn
In 1861 werd het huis bewoond door slijter Frederik Johannes de Bruijn, Bernardina Helena Swillens (1800-1883) en Petronella Johanna de Bruijn (Utrechtsche provinciale en stadscourant, 08-03-1861, p. 4, Delpher; Bevolking 1850-1859; deel 7525, wijk G, blad 434). Petronella Johanna de Bruyn (1815-1882) was een dochter uit zijn eerste huwelijk met Elisabeth [Maria] Grotejasper (Grootjasper; 1794-1838).
Mogelijk deelden zij het huis met P.W. Hiele; ze staan niet op hetzelfde blad vermeld. Ook in het bevolkingsregister 1866-1878 wijk G blad 549 staat het gezin De Bruijn vermeld.
P.W. Hiele
In 1865 was de instrumentmaker P.W. Hiele (1829-1896) hier gevestigd (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 13-10-1865, p. 4; idem, 23-10-1865, p. 4; idem, 02-11-1865, p. 4; idem, 29-12-1865, p. 4). Pieter Willem Hiele was getrouwd met Clasina Johanna Altheer (1830-1885). Volgens het bevolkingsregister woonde ook de moeder van P.W. Hiele, Sara Harmse, hier (Bevolking 1850-1859; deel 7525, wijk G, blad 433).
Het gezin Hiele verhuisde in 1866 naar Lange Jansstraat 27.
F.H. Klokke
Vanaf 1867 was F.H. Klokke, kok en pasteibakker, hier gevestigd (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 04-02-1867, p. 4, Delpher). Fransiscus Hendricus Klokke werd op 5 maart 1867 met zijn echtgenote Elizabeth Brijdenbag Rigter op G 324 ingeschreven (Bevolking 1866-1878 wijk G, blad 548). Zij waren in januari van dat jaar getrouwd. Klokke had een Magazijn van comestibles (idem, 01-04-1867, p. 2, Delpher; idem, 14-01-1869, Delpher).
Het gezin Klokke verhuisde in augustus 1874 naar Oudkerkhof F 82 (=17).
Gerrit Johan de Lange Wendels
In september 1874 kwam Gerrit Johan de Lange Wendels met zijn gezin op G 324 wonen. Zij woonden hier tot maart 1878 (Bevolking 1866-1878 wijk G, blad 548).
Laurens Buijen van Weelderen
In november 1878 kwam Laurens Buijen van Weelderen (1851-1918) met zijn echtgenote Maria Bogers op G 324 wonen (Bevolking 1866-1878 wijk G, blad 548). Laurens Buijen van Weelderen had een sigaren depot. Zij waren op 12 september 1878 in Dordrecht getrouwd. Hij was een zoon van Albert Buijen van Weelderen en Helena Elisabet de Leur. Hij was geboren op Janskerkhof 27-28.
Buijen van Weelderen woonde hier tot mei 1883. Hij verhuisde naar Drift 5. Zijn echtgenote en zoon waren in maart 1883 al naar een ander adres verhuisd (Bevolking 1880-1889; deel 7554, wijk G, blad 505). In 1893 is het echtpaar gescheiden.
Sigarenhandelaar Oosterbaan
Vanaf 3 mei 1883 was sigarenhandelaar Oosterbaan op Korte Jansstraat wijk G no. 324 gevestigd (Bevolking 1880-1889; deel 7554, wijk G, blad 505). Gijsbertus Josephus Folkert Oosterbaan (1853-1913) was in 1883 te Amsterdam getrouwd met Johanna Catharina Maria de Lange (1860-1931).
Korte Jansstraat 17
Bij de omnummering van 1890 werd het wijkadres G no. 324 gewijzigd in Korte Jansstraat 17 Utrecht.
Verbreding Korte Jansstraat
Vanwege de beoogde verbreding van de Korte Jansstraat, begin twintigste eeuw, moest het huis, evenals de buurhuizen, worden afgebroken.
Bij wet werd bepaald dat het algemeen nut de onteigening van eigendommen in de Domsteeg en de Korte Jansstraat vorderde (Wetsvoorstel Onteigening van eigendommen, noodig voor de verbreeding van de Domsteeg en de Korte Jansstraat te Utrecht, 1901-1902, 216, nr. 2; Wet van 2 februari 1903, Stb. 48). Bij Koninklijk Besluit van 23 april 1903 werden de panden aangewezen die werden onteigend (Utrechts Nieuwsblad, 05-05-1903, p. 1).
Volgens een krantenbericht betrof het de panden van C.M. Knopper Tzn. (percelen A 2551 en 2552), G.J.V. Oosterbaan (perceel A 1248), B.J. Güth (perceel A 2025), A. Paling (perceel A 1251=Jansdam 2 oud), J.B. Aertsen en cons. (perceel A 1260), en de tuin van N.D.H. de Ridder en cons. (perceel A 1279; Utrechts Nieuwsblad, 25-02-1904, p. 3). De percelen van Aertsen en De Ridder lagen aan de Korte Jansstraat ten zuiden van de Jansdam.
Oosterbaan nam, blijkens een kort bericht in het Utrechts Nieuwsblad, 13-04-1904, p. 2, het voorstel van de gemeente om een gedeelte van zijn perceel te verkopen ter verbreding van de Korte Jansstraat aan voor de som van f 17.000,-. De gemeenteraad keurde een voorstel goed volgens welk G.J. Oosterbaan een gedeelte van het perceel A 1248 onderhands huurde voor f 40,- per maand (Utrechts Nieuwsblad, 27-04-1904, p. 2).
Korte Jansstraat 17 oud afgebroken
Het huis Korte Jansstraat 17 (oud) werd afgebroken in 1905. Een nieuw woonwinkelhuis werd gebouwd op het huidige perceel Korte Jansstraat 21.
Gepubliceerd: 22-07-2019 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 09-05-2022.