
Minrebroederstraat 11 Utrecht (tot 1890: Minrebroederstraat wijk G no. 300) is een rijksmonument. Op Minrebroederstraat 11 is het Schiller Theater Place Royale gevestigd.
In het trottoir voor Minrebroederstraat 11 is een gedenksteen ingemetseld, ter herinnering aan het bezoek van Mozart aan Utrecht, in 1766. De steen ligt op de verkeerde plek. Mozart logeerde in de Place Royale, die gevestigd was op het perceel van de Sint Willibrordkerk, Minrebroederstraat 21. Het huidige theater is naar deze Place Royale vernoemd.
Rijksmonument
De omschrijving van het huis in het Rijksmonumentenregister (monument nummer 450460) luidt:
“17e Eeuws breed huis, tegenwoordig bestaande uit drie bouwlagen kelders en een mansardekap. Het huis is een 17e eeuws samenvoeging van twee panden, waarvan het rechter met zekerheid middeleeuws is. Dit komt in de kelders duidelijk tot uiting. Het voorste gedeelte van de rechter kelder bestaat uit gordelbogen waartussen gordelbogen zijn geslagen. De voorste kelder van het linker gedeelte is ontoegankelijk. Aan de achterzijde liggen twee kelders met tongewelven naast elkaar. In het boven de kelders gelegen huis is de tweedeling minder te herkennen. Er is hier sprake van een ingrijpende verbouwing na de samenvoeging van de twee delen. Toch behoren delen van de moer- en kinderbalklagen tot een oudere opzet. Van de 17e eeuwse indeling getuigen de 18e eeuwse stucplafonds. In 1888 is de zolder uitgebouwd tot een tweede verdieping, waarbij de achtergevel met behoud van de oorspronkelijke lijst is verhoogd. Aan de achterzijde van het huis is in de 18e eeuw een, onderkelderd, achterhuis van twee bouwlagen gebouwd. Dit 17e eeuwse huis is van belang vanwege delen van het middeleeuwse casco, met name de rechter voorkelder, de 17e eeuwse gevel en 18e eeuwse details.”
Jacob Adriaensz van Heerwijck
Jacob Adriaensz van Heerwijck kreeg het perceel in december 1613 getransporteerd van dokter Gillis van der Gall.
Jacob van Quarebbe
In november 1618 transporteerden Jacob Adriaens van Herwijck en Heijltje van de Sande het huis aan jonkheer Jacob van Quarebbe. De belending oostwaarts was Jacob van Quarebbe, de belending westwaarts was Cornelis van Eewijck (Minrebroederstraat 9). Achter lag het erf van Jacob van Quarebbe. In juni 1618 hadden zij nog een plecht op het huis gevestigd. Daarin worden de belendingen omgekeerd weergegeven. Ook in een plecht van 1613 wordt Jacob van Quarebbe als belending westwaarts genoemd. De belending oostwaarts was toen Coenraet Dircksz van Eewijck.
Jacob van Quarebbe overleed in 1630. Hij werd op 9 mei 1630 overluid (39p626).
Eustachius van Quarebbe
Het huis werd geërfd door Eustachius van Quarebbe. Eustachius van Quarebbe was in 1622 getrouwd met Margaretha van der Vecht. Zij overleed in 1623 (overluid op 14 maart 1623, 37p9). In 1641 hertrouwde hij met Sophia Rosch (civ.).
In juli 1638 werd een attestatie afgelegd, waarin door diverse metselaars en timmerlieden werd verklaard dat Jan Gerritss van Bronckhorst, bewoner van Minrebroederstraat 9, met veel geweld had geprobeerd te verhinderen dat een zijmuur tussen zijn huis en dat van Eustachius van Quarebbe in de Minrebroederstraat werd afgebroken. In augustus 1638 deed Eustaes van Quarebbe afstand van een contra verzoek van zijn kant in de zaak tegen Johan Gerardtss van Bronckhorst, die zonder zijn toestemming een loods, oven en secreet tegen zijn muur had geplaatst.
In 1670 werd een schuldbekentenis opgesteld van f 2.000,- vanwege een lening, met onderpandstelling van twee huizen en vijf kameren in de Minderbroederstraat.
Eustachius van Quarebbe overleed in 1679. Zijn zoon Pierre liet een protest opstellen, inhoudende dat het begraven van vader Eustagius de Quarebbe geen aanvaarding van de nalatenschap inhield. Sophia Rosch, weduwe van Eustachius van Quarebbe, overleed in 1681.
Gijsbert de Coten
In 1689 verhuurde Gijsbert de Cooten een huis in de Minrebroederstraat. Gijsbert de Coten was in 1652 getrouwd met Margareta van Rossum (-1683).
In 1671 lieten zij een kind begraven, wonende aan de Ganzenmarkt.
In 1691 wordt procureur Cooten als oostwaartse belending van Minrebroederstraat 9 genoemd.
Margaretha de Cothen trouwde in 1698 met Hendrik Spoor.
Margaretha de Cothen en Hendrik Spoor
In 1700 verhuurde Hendrik Spoor in naam van zijn echtgenote met twee zwagers het huis aan Jan Louys van Schuyren Haechoort. In 1699 woonde hij al in de Minrebroederstraat (voogdijbenoeming). In februari 1703 legden Jan Louys van Schuyren Haegoort en zijn echtgenote Anna Heerman, wonende in de Minrebroederstraat, een attestatie af. In 1704 werd het huurcontract verlengd.
In 1706 verhuurde Hendrik Spoor het huis samen met zijn zwager Splinter de Cooten aan Jan Louys van Schuyren Haeghoort.
In 1703 verhuurden zij het andere huis aan Nicolas Chevalier. In 1707 verhuurde hij aan Maria van Aertsen.
In 1711 werd de boedel Erven Gijsbert de Coten en Margareta van Rossum gescheiden en kwam het grote huis in handen van hun dochter Margaretha de Cothen. Margaretha de Cothen was getrouwd met Hendrik Spoor.
In 1714 werd de nalatenschap van Johan de Cothen gescheiden. De helft van het huis aan de Minrebroederstraat en de helft van twee huizen aan de Annastraat ging naar Margaretha de Cothen.
Margaretha de Cothen overleed in 1718, wonende in de Minrebroederstraat, nalatende haar man met onmondige kinderen. Zij werd begraven in de Catharinakerk.
David van Eversdijk
Bij de boedelscheiding van de nalatenschap van Margaretha de Cothen, in leven gehuwd met Hendrik Spoor, in 1720, werd het kleine huis aan de Minrebroederstraat en twee huizen of cameren in de Annastraat toegedeeld aan David van Eversdijck, namens zijn echtgenote Margareta Gijsina Spoor.
David van Eversdijk en Margareta Gijsina Spoor waren in 1719 getrouwd.
Justus van Tongeren
In 1724 verkocht David van Eversdijk het huis, samen met de twee cameren in de Annastraat, aan Justus van Tongeren. De belending oostwaarts was Gijsbert Spoor en westwaarts burgemeester [Lucas] van Voorst c.s.
Justus van Tongeren was in 1719 getrouwd met Geertruij van Swichem, weduwe van Cornelis de Vry.
In 1728 sloot Justus van Tongeren een overeenkomst met zijn buurman Jan Seullijn over de verbouwing van een stal en koetshuis in de Annastraat. Jacobus van Aken legde vervolgens een verklaring af dat de muur tussen de huizen in de Annastraat eigendom was van Justus van Tongeren.
In 1732 sloot Justus van Tongeren een overeenkomst met zijn buurman Jan Seullijn over het legen van de gemeenschappelijke beerput van hun beider huizen aan de zuidzijde van de Minrebroederstraat.
Geertruy van Swighem overleed in februari 1741, wonende in de Minrebroederstraat, nalatende haar man en mondige kinderen. Zij werd begraven in de Buurkerk.
Justus van Tongeren maakte in augustus 1749 een testament, waarin hij zijn zuster Sara van Tongeren en haar echtgenoot Adolphus Haganaeus als erfgenamen aanwees. Bij vooroverlijden zouden haar kinderen Theodorus, Abraham en Geertruijd erven.
In december 1749 werd de boedel van Geertruyd van Swichem gescheiden. De huizen in Utrecht, waaronder Minrebroederstraat 11, werden toegewezen aan Justus van Tongeren.
Justus van Tongeren overleed in mei 1765, wonende in de Minrebroederstraat. Hij liet geen vrouw of kinderen na. Hij werd begraven in de Buurkerk.
Theodorus Haganaeus
In juni 1765 gaf predikant Theodorus Haganaeus (1708-1769) procuratie om, als enige erfgenaam van Justus van Tongeren, voor het gerecht van Utrecht de memorie van aanbreng vanwege het collateraal met een eed te bekrachtigen, om met Justus de Vrij overeenkomst aan te gaan over de overname van de bank van lening te Breda en Culemborg en om een huis aan de zuidzijde van de Minrebroederstraat, twee kamers aan de noordzijde van de St Annastraat en een huis en hof aan de oostzijde van de Nieuwegracht te verkopen en te transporteren.
Pieter van Bosvelt
In augustus 1765 verkocht Theodorus Haganaeus het huis aan Pieter van Bosvelt.
Pieter van Bosvelt was in 1749 getrouwd met Maria Johanna Pauw. Maria Johanna Pauw overleed in 1785, wonende Achter de Dom. Pieter van Bosvelt overleed in 1786, wonende Achter de Dom. Het echtpaar liet geen kinderen na.
Jan Nicolaas Creutz
In 1788 verkochten de erfgenamen van Pieter van Bosvelt het huis aan Jan Nicolaas Creutz. De belending oostwaarts was Jan Pieter de Ridder. Volgens de akte werd het huis bewoond door de heer secretaris De Reuver.
Gerard Greeve
In 1810 werd een dubbelhuis, stal en koetshuis, aangeduid met wijknummer G 300, uit de boedel van Jan Nicolaas Creutz getransporteerd aan Gerard Greeve, medisch docter. Greeve was tevens de belending aan de westzijde (Minrebroederstraat 9).
Gerard Greeve was in 1787 getrouwd met Johanna Rebecca IJzendoorn. Zij bewoonden het huis al. Hun dochter Maria Sophia overleed in 1794, wonende in de Minrebroederstraat.
Tijdens de volkstelling van 1813 werd het huis (nr. 12) bewoond door Gerard Greeve en Johanna Rebecca IJsendoorn, en hun bedienden Cornelia Coenraads en Johannes Buijter.
Gerard Greeve overleed in juli 1816, wonende op Minrebroederstraat wijk G nr. 12 (BS Utrecht 1816 O, aktenr. 602). Johanna Rebecca IJzendoorn overleed in 1819, wonende aan de Kromme Nieuwegracht (BS Utrecht 1819 O, aktenr. 875).
Jan van Voorst
In oktober 1816 werd het huis, Minrebroederstraat G 300, publiek verkocht (Utrechtsche courant, 07-10-1816, Delpher). Tijdens de volkstelling van 1824 werd het huis bewoond door Jan van Voorst en zijn echtgenote Anna Aletta Catharina Coenen. Jan van Voorst (1765-1833) en Anna Aletta Catharina Coenen (1771-1828) waren in 1805, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd.
Jan van Voorst had in zijn jeugd op Voorstraat 61 gewoond.
Anna Aletta Catharina Coenen overleed op 17 augustus 1828, wonende aan de Maliebaan, wijk I no. 205.
OAT 1832
In de OAT 1832 staat Jan van Voorst, lid van de rechtbank van Utrecht, vermeld als eigenaar van perceel A1402 (huis, erf en stal).
Jan van Voorst, weduwnaar van Anna Aletta Catharina Coenen, overleed op 17 november 1833, wonende op Minrebroederstraat wijk G no. 300 (BS Utrecht 1833 O, aktenr. 1489).
Verkocht
In maart 1834 werd het huis verkocht (Utrechtsche Courant, 21-02-1834, Delpher).
“Op Zaturdag den 15 Maart 1834, des namiddags ten 5 ure precies, zal men binnen Utrecht, aan het bureau der publieke verkoopingen, achter St. Pieter, Wijk F, N°. 363, aan de meestbiedende verkoopen: Eene kapitale, hechte en sterke, mitsgaders zeer doortimmerde HEEREN HUIZINGE, ERVE en GROND, staande binnen Utrecht, aan de Westzijde van de Minnebroederstraat, Wijk G, N°. 300, met annexe Stalling en Koetshuis, uitkomende in de Vuilsteeg, voorzien van eenen gestucadoorden en met wit marmeren steenen bevloerde Gang, vier Benedenkamers, waarvan er zich twee door eene Porce-brisée vereenigen, allen behangen, gelambriseerd, geplafonneerd en Schoorsteenen met marmeren en andere mantels in dezelve, mitsgaders onderscheidene gemakken; voorts een portaal met vaste Kasten, ruime Keuken mee ale vereischten, boven dezelve eene Kamer en Zoldering, spatieuse Plaats met vaste Kast en Volière. Extra drooge bekluisde Wijn- en andere Kelders, een zeer gemakkelijke trap naar boven en aldaar zes Kamers, drie van dezelve met Stookplaatsen, vier behangen en goed ingerigt, Provisiekamer, groote Droogzolder met Meidenkamer en Vliering over de geheele Huizinge. Te aanvaarden met 1. Mei 1834
Breeder bij Billetten en nader onderrigt te bekomen ten Kantore van den Notaris STEVENS, binnen Utrecht. NB. Gezegde Huizinge zal mee een Permissie-Billet van gezegden Notaris, des Dingsdags, Donderdags en Zaturdags van iedere week, alsmede den laatsten dag voor den verkoop, van des morgens ten 10, tot des namiddags ten 3 ure kunnen bezigtigd worden.”
In 1837 werd het huis wederom verkocht (Opregte Haarlemsche Courant, 30-09-1837, Delpher).
Johan Maurits van Lijnden
Tijdens de volkstelling van 1840 werd het huis bewoond door Johan Maurits van Lijnden, zijn echtgenote Elisabeth Susanna Singendonck, Jan Karel Elias van Lijnden (29 jaar), twee kinderen en personeel.
In 1841 werd het huis weer verkocht (Opregte Haarlemsche Courant, 25-09-1841, Delpher). Het huis werd verkocht voor f 14.500 (opgehouden) (Utrechtsche provinciale en stads-courant : algemeen advertentieblad, 11-10-1841, Delpher).
Willem Bosch van Drakestein

Bij de start van het bevolkingsregister werd het huis bewoond door een huisbewaarder met zijn vrouw. Kort daarop werd het huis betrokken door Willem Bosch van Drakestein (1798-1853), zijn echtgenote Johanna Sara ten Hagen (1802 – Bunnik 1863) en hun zoon Henricus Paulus Cornelis Bosch van Drakestein (1839-1914).
Willem Bosch van Drakestein overleed op 1 september 1853 te Rhijnauwen.
H.P.C. Bosch van Drakestein
Henricus Paulus Cornelis Bosch van Drakestein trouwde in 1861 met Henrietta Carolina Paulina Cecilia Bosch van Drakestein (1838-1870). Op 16 mei 1861 werd het echtpaar uitgeschreven naar Bunnik.
Het huis bleef bewoond door personeel. In het adresboek van de stad Utrecht voor het jaar 1863-1864 staat jonkheer H.P.C. Bosch van Drakestein nog als bewoner van Minrebroederstraat G 300 vermeld.
Louis Christiaan van Goudoever

In november 1865 werd het huis betrokken door hoogleraar Louis Christiaan van Goudoever (1820-1894), zijn echtgenote Rachel Mendes de Leon (1834-1903) en hun kinderen.
Het gezin Van Goudoever woonde hier tot april 1874.
Nieuwe onderpui
In 1881 kreeg het huis een nieuwe onderpui (HUA, bouwdossier 4270-36-373).
Minrebroederstraat 11 Utrecht
Bij de omnummering van 1890 werd het wijkadres Minrebroederstraat G 300 gewijzigd in Minrebroederstraat 11 Utrecht.
Minrebroederstraat 11 te koop
In juni 1894 werd het huis te koop aangeboden (Het nieuws van den dag : kleine courant, 20-06-1894, Delpher).
In 1895 werd het huis wederom te koop aangeboden (Het nieuws van den dag : kleine courant, 09-03-1895, Delpher):
“Zaterdag 16 Maart 1895, ‘a Avonds 6 uren, zullen in het Lokaal voor Verkoopingen van Notarissen te Utrecht. Achter St. Pieter N°. 18, onder anderen publiek worden verkocht:
I. Een kapitaal, goed ingericht en gunstig gelegen Koopmans- of Winkelhuis, met Plaats of Tuin, te Utrecht, aan de Zuidzijde van de Minrebroederstraat 11, met Uitgang in de St. Annastraat, bevattende 2 zeer ruime Winkellokalen, 10 Kamers, Werkplaats, Keukens, Kelder, Zolder enz. Dadelijk te aanvaarden.
II. Een achter Perceel I gelegen Huis met Bovenhuis, te Utrecht, aan de Noordzijde van de St. Annastraat 10, bevattende Beneden 4 Kamers, Keuken en Kelder ; Boven 4 Kamers, Keuken, Zolder enz. Beneden dadelijk te aanvaarden en Boven verhuurd voor ƒ 3.50 per week.
Eerst afzonderlijk en daarna te zamen te veilen.
Breeder bij Biljetten omschreven. Ten Kantore van Notaris VAN MEERLANT, te Utrecht, Nobelstraat 2, zijn nadere inlichtingen te verkrijgen.”
Piano- en orgelhandel R.O. Bottinga
In 1898 werd Minrebroederstraat 11 verbouwd (HUA, bouwdossier 4270-67-279). In 1899 adverteerde piano- en orgelhandel R.O. Bottinga op Minrebroederstraat 11 (De Tijd, 08-01-1899, Delpher).
In het bevolkingsregister 1900-1912 heeft het huis twee bladen, 11 en 11bis. Op Minrebroederstraat 11 woonden Ritske Offes Bottinga en Anna Maria Polman met hun gezin.
Het gezin Bottinga verhuisde in 1903 naar de Plompetorengracht.
Marinus van Emmerik
In september 1903 kwam Marinus van Emmerik met zijn gezin op Minrebroederstraat 11 wonen. Van Emmerik overleed in 1906. In 1909 trouwde zijn dochter Hendrika Johanna met Wilhelmus Hendricus Godefrooij. Volgens het bevolkingsregister gingen zij op 11bis wonen (blad 2452). In 1910 werd hun dochter geboren. Het gezin verhuisde in 1912 naar Amsterdam.
Lustrumfeesten 1906
Op Minrebroederstraat 11bis woonden studenten, onder wie Henri Boudouin Verloren van Themaat, organisator van de Lustrumfeesten 1906.
In 1906 werd een vergunning aangevraagd voor het hebben van een balkon, rustende op kolommen boven openbare gemeentegrond voor het perceel, gedurende de Lustrumfeesten (HUA, bouwdossier 4270-101-167).
In 1907 werd Minrebroederstraat 11 verbouwd (HUA, bouwdossier 4270-108-253).
Huidige bestemming Minrebroederstraat 11 Utrecht: Schiller Theater Place Royale
Op Minrebroederstraat 11 Utrecht is het Schiller Theater Place Royale gevestigd. De naam van het theater verwijst naar het logement dat op Minrebroederstraat 21 gevestigd is geweest.
Gepubliceerd: 25-11-2018 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 14-12-2024.