Minrebroederstraat 12 Utrecht is een rijksmonument (monumentnr. 514249). Het huis in Neo-Renaissance stijl werd in 1896 gebouwd als woonhuis bij het Pharmacologisch Instituut (Minrebroederstraat 14). Het jaartal 1896 bevindt zich in de gevel.
In 1890 werd het perceel Minrebroederstraat wijk G no. 267 omgenummerd tot Minrebroederstraat 12 Utrecht.
Minrebroederskerk
In de middeleeuwen behoorde het perceel Minrebroederstraat 12 bij het terrein van het Minrebroedersklooster. Het huis staat op de plek waar tot de reformatie de Minrebroederskerk stond.
Na de reformatie werd de Minrebroederskerk afgebroken en het terrein verkocht.
Jan Gijsbertss Wolff
In 1592 transporteerden Rijck Roeloffs van de Nijpoort en Ariaentgen Goes huis, hof en hofstede aan metselaar Jan Gijsbertss Wolff. Het huis werd volgens de akte bewoond door snijder Jan Willemss.
Jan Willemss Verbeeck
In 1613 transporteerden Jan Gijsbertss Wolff van Soest en Cornelia Sweersdr een camer aan Jan Willemss Verbeeck. De camer werd bewoond door Jan Willemss Verbeeck.
Jan Willemss Verbeeck was getrouwd met Hilligje van Rossum (-1647).
In 1613 vestigde Jan Willemss Verbeeck een plecht op de cameren, kelder ende plaets ten behoeve van Jan Gijsbertss Wolff van Soest en Cornelia Sweersdr.
Ludolff de With
Op 28 maart 1642 gaven Hillechen van Rossum, weduwe van Jan Willemss Verbeeck, en haar twee kinderen procuratie om de kamer en erf aan de noordzijde van de Minrebroederstraat te Utrecht te transporteren aan Ludolff de With. Het transport vond plaats op 29 maart 1642. Oostwaarts was de uitgang van de Statenkamer; de belending westwaarts was het huis van de koper Ludolph de With (Minrebroederstraat 10).
Ludolph de With was in 1616 getrouwd met Willemtie de Ridder.
Hun zoon Gosuinus de With, j.g. van Utrecht, trouwde in 1650 met Elisabeth de l’ Homél. In 1651 lieten zij hun zoon Ludolf dopen, wonende in de Minrebroederstraat.
Meester Adriaen de With, advocaat in de hove van Utrecht, zoon van Ludolph Adriaensz de With en Willemtie Dircksdr de Ridder trouwde in 1650, met Catharina van Laeren uit Arnhem. In 1652 lieten Adriaen de With en Catharina van Laeren hun zoon Ludolf dopen, wonend in de Muntstraat. De doopgetuigen Ludolph de With en Elisabeth de Lommel woonden in de Minrebroederstraat. Mogelijk woonde (schoon)vader in het ene huis en zoon en schoondochter in het andere huis.
Adriaen de With en Catharina van Laeren
Na het overlijden van Ludolph de With, in 1665, kwam Minrebroederstraat 12 in handen van zijn zoon Adriaen de With. Vermoedelijk verhuurde hij het huis.
Adriaen de With overleed in 1673. Catharina van Laeren overleed in 1677. In 1679 gaven de mede-erfgenamen van Adriaen de With en Catharina van Laeren, in leven echtelieden, procuratie tot het vestigen van een plecht op een huis en hofstede aan de Nieuwegracht te Utrecht en op een huis aan de Minrebroederstraat te Utrecht. Zij gaven tevens procuratie tot assignatie van de huur uit deze huizen op schuldeiseres Elisabeth Schuyt.
Gijsbert van den Eeden
De erven Adriaen de With en Catharina van Laeren verkochten het huis op 5 oktober 1695 aan Gysbert van den Eeden. Elisabeth de With had haar zwager Jacob Pauw hiervoor op 4 oktober 1695 procuratie gegeven.
Gijsbert van den Eeden kreeg het huis op 24 april 1696 getransporteerd. Gijsbert van Eede was in 1678 in Lopikerkapel/IJsselstein getrouwd met Aletta Verwoert.
Jacob Pauw en Wilhelmina de With
Nog dezelfde dag transporteerden Gysbert van den Eeden en Aletta Verwoerd het huis aan Jacob Pauw en Wilhelmina de With.
Jacob Pauw en Wilhelmina de With hadden in maart 1696 testamenten (25-1 en 25-2) gemaakt.
In 1703 kocht Jacob Pauw (-1726) buitenplaats Wulperhorst, een huysinge met twaalf en een half mergen lands.
Wilhelmina de With overleed op 22 juni 1715 op buitenplaats Wulperhorst in Zeist. In de begraafakte wordt als haar woonadres de Brigittenstraat vermeld. Wilhelmina de With liet haar man met mondige en onmondige kinderen na. Zij werd begraven in de Catharijnekerk.
Ludolff Adriaen de With
Op 21 maart 1721 transporteerde Jacob Pauw het huis aan Ludolff Adriaensz de With (1652–1728), zoon van Adriaen de With en Catharina van Laeren.
Mr. Ludolf Adriaensz de With was in 1680 te Woerden getrouwd met Elisabeth Janse Vuijst (1651-1719). Elisabeth Vuijst was in 1719 overleden op de Mariaplaats, omtrent de Waterpoort.
In 1725 maakte Ludolff Adriaensz de With een testament, waarin hij zijn kinderen tot erfgenamen benoemde.
Jan Willem van der Mark en Everdina Jacoba de With
Minrebroederstraat 12 kwam na het overlijden van Ludolf Adriaensz de With in handen van zijn dochter Everdina Jacoba de With (1693-1766).
Everdina Jacoba de With was in 1731 getrouwd met Jan Willem van der Mark. Zij lieten in 1732 hun dochter Adriana Elisabet dopen, wonende in de Minrebroederstraat.
Everardina Jacoba de With, huisvrouw van procureur Jan Willem van der Mark, overleed in mei 1766 in de Minrebroederstraat.
In juli 1766 maakte Jan Willem van der Mark een testament bij notaris J. de Clefay. Van der Mark wees in dit testament zijn neef Ludolph Simon de With, die bij Zwammerdam woonde, en Johanna Maria Dudok, dochter van Everardus Dudok en Anna Martha de With, als erfgenamen aan.
In april 1768 maakte Jan Willem van der Mark een codicil, wonende in de Minrebroederstraat. Kort daarna is hij overleden.
Ludolf Simon de With en Johanna Maria Dudok
In april 1768 gaven Ludolf Simon de With en Ludovicus Carolus Lelyveld, echtgenoot van Johanna Maria Dudok, procuratie voor de regeling van de boedelzaken van Jan Willem van der Mark. Dit geschiedde onder het recht van deliberatie.
Zes dagen later gaven Ludolf Simon de Witt en Johanna Maria Dudok aan Ludovicus Carolus van Lelyveld procuratie om de boedel van de overleden Jan Willem van der Mark te examineren, deze al of niet te aanvaarden. Bij aanvaarding diende hij de nagelaten goederen, waaronder het huis in de Minrebroederstraat te Utrecht, te verkopen. Bij niet-aanvaarding zouden de curatoren moeten worden verzocht om nadere regelingen te treffen.
Jan de Clefay
Een kopie van de koopakte uit 1786, waarbij notaris Jan de Clefay het huis kocht, bevindt zich in Het Utrechts Archief, tussen de stukken inzake Minrebroederstraat 14.
Volgens de Stichtse Almanach 1770 woonde notaris Jan de Clefay in de Minrebroederstraat. In 1803 stelde Jan de Clefay een machtiging op, aangezien hij wegens een ongemak aan het been niet in persoon kon verschijnen om te stemmen. Volgens deze machtiging woonde Jan de Clefay in de wijk ’t Fortuin, Litt. G 201.
In 1805 benoemde Jan de Clefay (1731-1807) in zijn testament zijn huishoudster Maria Margaretha Weijgel (1756-1845) tot erfgename.
Notaris Jan de Clefay overleed in mei 1807, wonende in de Minrebroederstraat. Volgens de begraafboek was hij ongehuwd, nalatende een meerderjarige erfgename. Hij werd begraven in de Buurkerk.
Maria Margaretha Weijgel en Jan Nelle
In 1809 maakte Maria Margaretha Wygel een codicil, inhoudende een legaat aan de Buurkerk te Utrecht voor het onderhoud van de grafkelder.
In 1810 trouwde Maria Margaretha Weygel, onder huwelijkse voorwaarden, met Jan Nelle, weduwnaar van Anna Meyrings (Meijering; ?-1810) (civ). De bruid bracht een huis in de Minrebroederstraat in.
Tijdens de volkstelling van 1813 werd het echtpaar Nellen op dit adres geregistreerd.
In de OAT 1832 staat rentenier Jan Nelle vermeld als eigenaar van perceel A 1213.
Johan Christiaan Nelle, echtgenoot van Maria Margaretha Weijgel, overleed in 1839, op 89-jarige leeftijd, wonende in de Minrebroederstraat wijk G no. 267 (BS Utrecht 1839 O, aktenr. 158).
Tijdens de volkstelling van 1840 werden Margaretha Maria Weygel, weduwe van Jan Nelle, en haar dienstmaagd Hendrika van Loenen op dit adres geregistreerd. Margaretha Maria Weygel stond vermeld als rentenierster.
Maria Margaretha Weijgel, weduwe van Jan Nelle, overleed op 10 juli 1845, wonende Minrebroederstraat wijk G no. 267 (“Margaretha Weijel”, BS Utrecht 1845 O, aktenr. 836).
J.G. Geelkerken
In september 1845 werd het huis geveild en verkocht (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 25-08-1845, Delpher). Het huis werd omschreven als:
“Eene hechte, sterke en doortimmerde HUIZINGE, met erf, grond en tuin, staande en gelegen binnen Utrecht aan de noordzijde van de Minnebroederstraat, wijk G, No. 267, groot eene roede, twee ellen, kadaster sectie A, No. 1215, voorzien van vier Boven- en Benedenkamers, een zolder met afgeschoten Dienstbodenkamer, eene Kelderkamer , een Kelder en een Provisiekelder, eene Plaats en een Tuin, kunnende dadelijk worden aanvaard.”
Het huis werd voor fl. 3000,- verkocht aan J.G. Geelkerken (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 15-09-1845, Delpher).
Jacob van Egmond
Volgens het Bevolkingsregister 1850-1859 (deel 7524, wijk G, blad 359) en het Bevolkingsregister 1860-1879 (deel 7579, wijk G, blad 390) werd het huis bewoond door de boekbinder Jacob van Egmond (1803-1890), zijn echtgenote Maria Hendrika Eijtinger (1805-1861) en hun vier kinderen. In de periode 1860-1879 woonde alleen zoon Rijk (1837-1911) nog thuis.
Het gezin Van Egmond verhuisde op 1 mei 1861 naar Annastraat 27 (wijk F no. 24).
Muziekhandel P.R. Bekker
In mei 1861 werd de muziekhandel van Petrus Rudolf Bekker (1828-1873) op Minrebroederstraat wijk G no. 267 gevestigd (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 02-05-1861, Delpher). Volgens de Biografische Index van de Benelux was Petrus Rudolf Bekker cellist en muziekleraar. Hij was getrouwd met Elize Johanna Beunke (1823-1916).
In 1864 richtte Petrus Rudolf Bekker, samen met Cornelis Coenen (1838-1913) en Richard (Rijk) Hol (1825-1904), de Utrechtse Muziekschool op (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 11-07-1864, Delpher). In 1869 werd de muziekschool onderdeel van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, Afdeeling Utrecht, gevestigd op de Oudegracht bij de Bakkerbrug (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 16-11-1869, Delpher; idem, 28-11-1869, Delpher). In 1883 vond een wijziging in het reglement plaats, waardoor Utrechtse onderwijsdiploma’s voortaan werden gesanctioneerd als diploma’s van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst (De Amsterdammer: dagblad voor Nederland, 08-06-1883, Delpher). In 1884 werd het in 1882 behaalde diploma van zijn dochter Lucretia Maria (Lucie) Bekker (1861-1945) omgezet in een diploma van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst (Algemeen Handelsblad, 11-06-1884, Delpher). Hiervoor was een besluit van de algemene vergadering nodig, aangezien zij het examen had behaald op grond van het Utrechtse reglement, terwijl het nieuwe reglement op de examina van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst pas in 1883 in werking was getreden. Lucie Veerman-Bekker werd pianiste en docent aan de Toonkunst-Muziekschool (het latere Conservatorium in Utrecht).
In 1868 werd een ruim locaal op Minrebroederstraat wijk G no. 267 te huur aangeboden (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 31-08-1868, Delpher).
Petrus Rudolf Bekker, toonkunstenaar, gehuwd met Elize Johanna Beunke, overleed op 7 juni 1873, wonende op Minrebroederstraat wijk G no. 267 (BS Utrecht 1873 O, aktenr. 810).
Elize Johanna Beunke bleef na het overlijden van haar man met haar kinderen in de Minrebroederstraat wonen. Ze werd, zo blijkt uit het bevolkingsregister, depothouder voor Arbeid Adelt (Bevolking 1880-1889; deel 7554, wijk G, blad 415).
Christina Hermina Poelaar
Uit het bevolkingsregister kan worden afgeleid dat het huis toentertijd dubbel werd bewoond. Op het volgende blad staat Christina Hermina Poelaar, weduwe van Hijmen Gerritszoon Kruijff, vermeld. Zij verhuisde in april 1881.
Charles Louis Paul Strache
In juni 1882 kwam onderwijzer Charles Louis Paul Strache hier (tweemaal een periode) wonen. In september 1883 verhuisde hij naar Oirschot.
Sophie Sabine Pastor
Vanaf mei 1886 werd het andere deel bewoond door Sophie Sabine Pastor (1818-1904). Zij was volgens het bevolkingsregister geboren in Duitsland.
In 1890 werd het perceel Minrebroederstraat wijk G no. 267 omgenummerd tot Minrebroederstraat 12 Utrecht.
Sophie Sabine Pastor verhuisde in juli 1894 naar de Kromme Nieuwegracht.
Elize Johanna Beunke en haar dochter Maria Eliza Bekker (1862-?) verhuisden in mei 1894 naar Heerenstraat 21 bis A (Bevolking 1890-1900 wijk A1 deel 5, blad 2349). In augustus 1894 wordt Arbeid Adelt nog in verband met Minrebroederstraat 12 genoemd (Algemeen Handelsblad, 09-08-1894, Delpher).
Universiteit Utrecht
In 1894 werd Minrebroederstraat 12 Utrecht door het Rijk gekocht.
Woning Pharmacologisch Instituut
In augustus 1894 bezocht de minister van Binnenlandse zaken, Samuel van Houten (1837-1930), de stad Utrecht. Samuel van Houten bezocht Utrecht in verband met de uitbreiding van universiteitsgebouwen, waarop volgens de krant o.a. twee huizen in de Minrebroederstraat wachtten (Algemeen Handelsblad, 09-08-1894, Delpher).
De aanbesteding voor het Pharmacologisch Laboratorium vond plaats in september 1895 (Nederlandsche staatscourant, 04-09-1895, Delpher). In oktober 1895 werd namens de curatoren van de universiteit een bouwplan bij de gemeente Utrecht ingediend. Dit plan (bouwdossier 4270-59-248) bestond uit het “gedeeltelijk sloopen van twee gebouwen” en “het verbouwen van deze gebouwen tot laboratorium voor Anatomie en Pharmacologie en tot woning voor den prosector”.
Jacques Leonard Arnold Issels
In het bevolkingsregister 1900-1912 staat de prosector, Jacques Leonard Arnold Issels (1855-), met zijn gezin op Minrebroederstraat 12 ingeschreven (blad 2423). Een tweede blad van Minrebroederstraat 12 (blad 2424) en het blad van Minrebroederstraat 14 (blad 2426) zijn leeg.
Het gezin Issels verhuisde in 1904 naar Delft.
Verbouwingen
In 1991 werd de indeling van Minrebroederstraat 12 Utrecht gewijzigd (HUA, bouwdossier 7641). In 1994 werd een dakkapel geplaatst op het zijgeveldakvlak van de woning (HUA, bouwdossier 10587). Vanwege auteursrechten zijn deze bouwdossiers niet online in te zien.
Huidige bestemming Minrebroederstraat 12 Utrecht
Minrebroederstraat 12 Utrecht heeft een woonbestemming.
Lees ook:
Gepubliceerd: 17-05-2016 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 23-04-2022.