Minrebroederstraat 21 Utrecht

Sint-Willibrordkerk, Minrebroederstraat 21 Utrecht
 Sint-Willibrordkerk, Minrebroederstraat 21 Utrecht, fotograaf Gemeentearchief Utrecht, 1974 (collectie Het Utrechts Archief)

Minrebroederstraat 21 Utrecht (tot 1890: Minrebroederstraat wijk G no. 305) is het adres van de Sint Willibrordkerk. Eerder stond hier het logement La Place Royale. In de negentiende eeuw werd de Place Royale verbouwd tot Rooms-katholiek Weeshuis.

Rijksmonument

De Sint Willibrordkerk is een rijksmonument. De omschrijving in het rijksmonumentenregister (monument nummer 36364) luidt:

“ST.WILLIBRORDUS, 1876-1877, A.Tepe. Neogotische kruisbasiliek van zeer rijzige opzet. Ronde pijlers, elk met vier kolonnetten, kruisribgewelven. Schoorbogen tegen het schip, tweebeukige biechtkapel aan de noordzijde, deel uitmakend van een pandhof. Interieur geheel in de stijl van het St. Bernulphusgilde: polychromie van Ch. Lindsen, glazen van H. Geuer, meubilair van F.W. en O. Mengelberg, smeedwerk van J.H. Brom, schilderingen van M. Schenk. De kerk vertegenwoordigt een der voornaamste specimina van de Utrechtse School in de neogotiek.”

Willem van Gendt

Het perceel Minrebroederstraat 21 was eind zestiende eeuw eigendom van Willem van Gendt, zoon van Hendrick van Gendt en Catharina uuten Engh. Willem van Gendt, heer van Gendt, was in 1584 getrouwd met Anna van Abcoude van Meerten van Essesteyn (trouwbeloften).

In 1618 vestigde Willem van Gendt een plecht op het huis.

Guillaume van Gent, Heer van Gent, Erlikum, Apeltern etc. overleed in 1624. Hij werd op 16 juli 1624 overluid (37p343). Anna van Essesteyn, douairière van Gent, Appeltern, Alforst etc. overleed in 1643 (protest). Zij werd op 30 november 1643 overluid (46p460).

Mechtelt van Gent en Louis van Renesse van Baer

Het huis werd geërfd door hun dochter Mechtelt van Gent. Mechtelt van Gent was in 1632 getrouwd met Louis de Renesse de Baer. Mechtelt van Gent overleed voor december 1651 (procuratie).

Willem Ploos

In 1637 werd het huis voor 380 gld. door Louis van Renesse verhuurd aan Willem Ploos. Uit het artikel van J.J.A. Ploos van Amstel (zie onder bronnen) blijkt dat het huis eerst nog op kosten van de eigenaar werd opgeknapt. Zo werd aan de straatzijde een speciale kamer afgescheiden, in de salet werd het kistwerk van de muur verwijderd, in de keuken werd het gerepareerd en werden extra ramen aangebracht (p. 54).

Het gezin Ploos-van Gemert woonde hier tot 1647.

Jean Care

In 1653 vestigde Louis de Renesse heer van Bleijenberch een plecht op het huis. Het huis werd gehuurd en bewoond door Jean Carre.

De huurder Jean Care of Carre, volgens zijn huwelijksinschrijving afkomstig uit Maastricht, was in 1642 getrouwd met Adriaentgen Henricks [van Doornick]. Haar zuster Agnes van Doornick trouwde in februari 1652 met dansmeester Michiel de la Reviere uit Parijs. In juni 1652 sloten Carree en La Reviere een akkoord over een schuld.

In december 1656 koos William Howard domicilie ten huize van Johan Caré, herbergier in de Plaetse Royael in de Minrebroederstraat.

In 1659 stond Wilhelm baron de Renesse van Baer garant voor de eis die metselaar Gerrit Dirckss van Es jegens Jean Care als huurder van het huis de Plaets Royael had gedaan.

In 1660 machtigden Louis baron de Renesse van Baer, zijn minderjarige zuster Maria Willemina van Renes en zijn minderjarige broer Henrick Fredrick van Renes de Utrechter Jacob Becker om desgewenst een plecht te vestigen op het huis de Plaats Royael in de Minnebroedersstraat te Utrecht als onderpand voor een lening.

In 1661 gaf Lodewijk van Renesse procuratie om voor het gerecht van Utrecht een plecht van f. 4200-0-0 te vestigen op zijn huis de Plaets Royael en een klein huis annex aan de zuidzijde van de Minrebroederstraat ten behoeve van Anna van der Meere, van wie hij geld had geleend om een schuld aan Dirck van Schayck en Willemina van Schayck af te lossen.

Louis van Renesse van Baer overleed in mei 1662. Op 16 mei 1662 werd een kast en een koffertje in zijn sterfhuis verzegeld.

Johan Care

Op enig moment werd Johan Care eigenaar.

In 1671 overlegde Peter Corneliss van Geleyn stukken tot staving van zijn eis tegen Johan Care tot betaling van fl. 600 als schadevergoeding wegens toegebrachte verwondingen.

In 1678 gaf Johan Carre procuratie tot inning van een vordering op de graaf van der Lip, vanwege genoten verteringen.

In 1688 gaf Joan Care, mede namens zijn echtgenote, procuratie tot het vestigen van een plecht van f 1700-0-0 op het huis, erf, hof en stal de Plaets Royael geheten in de Minrebroederstraat te Utrecht ten behoeve van Jacomina Ruysch en Jacob van der Meere.

Jan Care overleed in januari 1697, nalatende zijn vrouw en mondige kinderen. Hij werd begraven in de Buurkerk.

Martina Care overleed in juni 1701 in de Plaets Royael, nalatende haar moeder. Zij werd begraven in de Buurkerk. In januari 1707 overleed Adriana van Doornick, weduwe van Johan Care, wonende in de Minrebroederstraat, nalatende mondige kinderen. Zij werd begraven in de Buurkerk.

Margaretha Care

De Plaets Royael werd geërfd door dochter Margaretha Care (-1716).

In 1709 sloot Margaretha Carre een overeenkomst met de buren westwaarts, Bart van der Ham en Megteld Wenink.

Margareta Carree overleed op 17 mei 1716, wonende in de Minrebroederstraat. Zij werd begraven in de Buurkerk. Zij had twee dagen daarvoor nog bij testament haar neef Johannes la Riviere als erfgenaam aangewezen. Hij liet op 17 mei 1716 een protest opstellen, dat het begraven van Margareta Carre, zijn nicht, zonder aanvaarding van de nalatenschap geschiedde.

Johan Clevelt en Johanna Goris

In december 1716 werd het huis uit de boedel van Margareta Carre getransporteerd aan Johannes Cleeffveld.

In 1735 sloot Johan Clevelt een overeenkomst met buurman Wouter Baars over diens verbouwing van zijn huis staande zuidzijde Minnebroederstraat naast de Plaats Royael. Johan Clevelt was getrouwd met Johanna Goris.

Hun zoon Gerrit Jan W.F. Cleveldt trouwde in 1741 met Antonia Sweringh (-1749). Gerrit Jan Cleveldt woonde volgens de huwelijksinschrijving in de Minrebroederstraat.

Johan Cleeffelt overleed in juli 1742 wonende in de Minrebroederstraat, nalatende zijn vrouw en mondige kinderen en onmondige kinderen. Hij werd begraven in de Buurkerk.

In 1744 gaf Johanna Goris, weduwe van Gerrit Johan Cleeffelt, “ordinaris houdende in de Place Rojale”,  procuratie aan haar zoon Gerrit Johan om geld te innen.

In 1748 gaf Johanna Goris haar zoon Gerard Johanne Kleeffelt procuratie om al haar zaken te regelen, zolang de boedel van Johannes Cleeffelt en Johanna Goris nog ongescheiden was. In de boedel bevond zich ook de Place Royale.

Gerard Johannes W.F. Cleeffelt hertrouwde in 1750 met Cunera Bosch.

Jan Hendrik Mos

In juni 1755 verhuurde Gerardus Johannes Cleeffelt de Place Royal aan Jan Hendrik Mos. Het huis werd volgens de akte al door Jan Hendrik Mos bewoond. Jan Hendrik Mos was getrouwd (o.tr. Amsterdam 04-04-1755) met Maria Catharina Rensen (ook Rençon).

Johanna Goris overleed in augustus 1760, wonende in de Lijnmarkt.

Gerardus Johannes Cleeffelt

In november 1760 verhuurde Gerardus Johannes Cleeffelt de Place Royal wederom aan Jan Hendrik Mos.

In mei 1763 hertrouwde Gerardus Johannes Cleeffelt met Maria van Zoelen.

Jan Pieter Oblet

Op 20 augustus 1763 verkocht Gerardus Johannes Wilhelmus Fredericus Cleeffeld, als erfgenaam van zijn overleden ouders Johannes Cleeffeld en Johanna Goris, de Place Royale aan Jan Pieter Oblet. Volgens de akte rustte er op het perceel zowel een oudeigen ten behoeve van het kapittel van St Maria als ten behoeve van het kapittel van St Jan. Het huis werd bewoond door Jan Hendrik Mosch.

Jan Hendrik Mos

Op 20 oktober 1763 verkocht Jan Pieter Oblet de Plaets Royal aan Jan Hendrik Mos. De belending oostwaarts was Haasje van Rhyn; westwaarts Jochem Langerak.

In november 1763 gaf Elisabeth Leusden, weduwe van Jacob van Dorssen, procuratie om van Gerardus Johannes Cleefveld f 4.000,- te innen, gevestigd op zijn huis in de Minrebroederstraat, genaamd de Plaats Royaal.

In juli 1764 legde Marcelis Hageman een attestatie af over gegeven toestemming tot het dichtspijkeren van een raam in de muur van het huis Plaats Royal, grenzend aan het huis van Langerak aan de zuidzijde van de Minrebroederstraat. In augustus 1764 leverde Jan Hendrick Mos een eis in, in zijn proces tegen Joachim Langerak tot visie van een contract, dat deze was aangegaan met de vorige eigenaar van De Plaets Royal.

In 1765 verkocht Jochem Langerak zijn beide huizen (Minrebroederstraat 17 en Minrebroederstraat 19) aan Jan Hendrik Mos.

Mozart in Utrecht

Op 18 april 1766 werden er advertenties in de Utrechtse kranten geplaatst dat Mozart in Utrecht zou optreden. De familie Mozart verbleef bij Jan Hendrik Mos in de Plaets Royale (bron advertenties: Rudolf Rasch).

vr 18 april 1766, Utrechtsche Courant 47: Sieur Mozart, capelmeester van zijne hoogheid de heer aartsbisschop en prins van Salzburg, zal de eer hebben a.s. Maandag namiddag 21 april in de muziekzaal op ’t Vreeburg te Utrecht, een groot concert te geven waarin zijn zoontje oud 9 jaren en zijn dochter oud 14 jaren, sonaten en concerten op het clavecimbel executeren zullen. Al de symfonieNn zullen van de compositie van die kleine componist zijn, die de verwondering der hoven van Wenen, Frankrijk, Engeland en Holland heeft weggedragen. De prijs voor een heer met een dame is 3 en voor een enkel persoon 2 guldens. De biljetten zijn te bekomen bij bovengemelde Sieur Mozart, gelogeerd bij Sieur Mos in de Plaats Royal te Utrecht.

vr 18 april 1766, Gazette d’Utrecht 47: Les Enfants du Sr. Mozart auront l’honneur de donner, ainsi qu’ils ont JtJ requis, un Concert à Utrecht, dans la Salle du Concert Lundi prochain 21 Avril, non seulement ils y executeront ensemble des Pieces sur differens clavessins, mais mLme tous deux B la fois avec 4 mains, sur un seul de ces instruments. Le prix est de 2 florins pour chaque perzonne et de 3 seulement pour un Monsieur et une Dame. Il faut s’adresser, pour avoir des Billets, chez le Sr. Winter, Musicien. [Cliff Eisen, Mozart, Die Dokumente seines Lebens, 1997.]

In 1775 werd een protest opgesteld wegens het niet betalen van een wissel door majoor Schierbrand, geïnsinueerd aan Jan Hendrik Mos, kastelein in het logement Plaats Royaal, in de Minrebroederstraat te Utrecht, alwaar Schierbrand verbleef.

In 1778 kocht Mosch ook een huis in de Annastraat (zie HUA).

Jan Hendrik Mosch junior

Jan Hendrik Mosch junior (1758-1839), zoon van Jan Hendrik Mosch en Maria Catharina Rensen, trouwde in 1783 in Amsterdam met Rosetta Maria Trecia Johanna Ceurvorst.

150 jaar bestaan universiteit

Place Royale, Minrebroederstraat 21 Utrecht
 Place Royale met illuminatie, P.J. Muller (collectie Het Utrechts Archief)

In 1786 werd het 150-jarig bestaan van de universiteit gevierd met een maaltijd in de Place Royale, die voor deze gelegenheid fraai geïllumineerd zou worden (Groninger Courant, 06-06-1786, Delpher).

P.J. Muller heeft hier een ingekleurde prent van gemaakt, in of na 1786. De prent is met de hand ingekleurd met onder andere goudverf. Het bouwwerk met de illuminatie was ook ontworpen door P.J. Muller. De prent is afgesneden binnen de drukmoet (HUA, cat.nr. 32421).

In januari 1788 overleed Rosetta Maria Thresia Johanna Curvorst, echtgenote van Jan Hendrik Mosch junior, wonende in de Minrebroederstraat. Jan Hendrik Mosch junior hertrouwde nog hetzelfde jaar met Agnes Onstein (-1822).

Jan Hendrik Mosch senior overleed in juli 1793, wonende aan het Janskerkhof. Hij werd begraven in de Janskerk.

Jan Hendrik Mosch junior kocht in 1793 Huis Heemstede in Houten.

Martinus Halewijn

In maart 1794 verkochten Maria Catharina Rencon en haar zoon Jan Hendrik Mosch de Plaats Royaal (een huysinge, zijnde geapproprieerd tot een logement, met sijn erve en grond, kelders en kluyzen, mitsgaders 2 stallingen en 2 koetshuysen daaragter, ruyme thuyn en plaats) aan Martinus Halewijn. Hij kreeg de Plaats Royaal op 1 augustus 1794 getransporteerd. De belending westwaarts was de verkoopster (Minrebroederstraat 19). De nieuwe eigenaar Martinus Halewijn (-1835) was kastelein in de Plaets Royaal. Hij was in 1788 getrouwd met Elisabeth Francisca Bouman.

In januari 1796 vond een diefstal plaats in kamer nummer 20 (Rotterdamse courant, 04-02-1796, Delpher).

Pieter Bouman en Francois Halewijn

In oktober 1801 werd Het Logement De Place Royale geveild (Utrechtse Courant, 02-09-1801, Delpher). Volgens de advertentie was het enkele jaren daarvoor opnieuw opgebouwd.

“Op Zaturdag den 10. October. 1801 des namiddags ten 4 uuren praecies zal in het Logement la Place Royale binnen Utrecht worden geveild en verkocht: — Het alom vermaard zedert weinig Jaaren nieuw opgebouwd en wel doortimmerd LOGEMENT LA PLACE ROYALE, zoo even gemeld, staande en gelegen binnen Utrecht, aan de Zuidzyde van de Minnebroederstraat, onder anderen voorzien van vier agter een volgende Zaalen, welke tot één gemaakt kunnen worden, mitsgaders vier en twintig Kamers, behalven verscheide andere Kamers en Appartementen, twee Stallingen, twee Koetshuisen en Thuin. Geaffigeerde Billetten en nader onderrigt ten Comptoiren van de Procureurs NICOLAAS WILHELMUS BUDDINGH en HENDRIK JAN VAN LOENEN, beiden binnen Utrecht.”

In januari 1802 werd de Place Royale door Pieter Bouman, mede namens Francois Halewijn, voor zes jaar verhuurd aan Bernhard Fisscher. In maart 1802 werd de Place Royale door Pieter Bouman, mede namens Francois Halewijn, verhuurd aan Francois André en Euphemia Halewijn, wederom voor zes jaar.

In juli 1802 werd de Plaets Royaal uit de insolvente boedel van Martinus Halewijn getransporteerd aan Pieter Bouman en Francois Halewijn.

Pieter Bouman en Francois Halewijn vestigden in augustus 1802 een plecht op de Place Royale ten behoeve van Anna Catharina Rensen, weduwe van Jan Hendrik Mos.

Pieter Bouman, man van Anna Catharina van Londen, overleed in 1803 buiten de Weerdpoort bij de Sluis, nalatende zijn vrouw en meerderjarige kinderen. Hij werd begraven in de Jacobikerk.

Het Rijk

In 1810 transporteerde Anna Catharina van Londen, weduwe van Pieter Bouman, ook voor Francois Halewijn, de Place Royal op Minrebroederstraat G 305 aan het Rijk. Op het perceel rustte nog de oudeigens ten behoeve van de kapittels van St. Jan en St. Marie.

Er werd een kazerne gevestigd, die als zodanig in de volkstellingen van 1813 en 1824 staat vermeld.

Jan Hendrik Mosch

RK Weeshuis, Minrebroederstraat Utrecht
RK Weeshuis, J.G. Horsthuis, 1857 (collectie Het Utrechts Archief)

In februari 1830 werd het huis publiek geveild en verkocht (Opregte Haarlemsche Courant, 30-01-1830, Delpher).

In de OAT 1832 staat Jan Hendrik Mosch weer als eigenaar van perceel A1407 (“kasern en plaats”) vermeld.

RK Weeshuis

In 1831/2 schonk Jan Hendrik Mosch, wonende op het huis Heemstede bij Jutphaas, het huis met koetshuis in de Minrebroederstraat (wijk G 305 = nr. 21), genaamd “La Place Royale”, aan het Weeshuis.

In 1833/4 werd het huis “La Place Royale” verbouwd tot rooms-katholiek meisjesweeshuis.

Sint Willibrordkerk

RK Weeshuis, voorheen Place Royaal, in de Minrebroederstraat.
RK Weeshuis, C.W. Hoevenaar, 1875 (collectie Het Utrechts Archief)

In november 1875 vond de aanbesteding plaats voor het amoveren van het weeshuis en het bouwen van de Sint Willibrordkerk (De Maasbode, 14-11-1875, Delpher). De Sint Willibrordkerk werd gebouwd in de periode 1876/1877 (HUA, bouwdossier 4270-26-1150 Nieuwe – r.k. kerk, 1875).

Minrebroederstraat 21 Utrecht

Bij de omnummering van 1890 kreeg het perceel het adres Minrebroederstraat 21 Utrecht.

Bronnen

  • J.J.A. Ploos van Amstel, Willem Ploos van Amstel (1608-1668): een stadse plattelandsjonker uit het Sticht, Jaarboek Oud-Utrecht, 1982, p. 42-90.
  • Eigendomsbewijzen van het logement La place roijale aan de zuidzijde van de Minrebroederstraat, met lijst, 1735-1810.
  • Stukken inzake het huis “La Place Royale”- Minrebroederstraat e.o.
  • Stukken betreffende de bouw van het kerkgebouw aan de Minrebroederstraat, 1873-1877.



Gepubliceerd: 11-11-2018 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 14-07-2022.

Scroll naar boven