Minrebroederstraat 26 Utrecht (tot 1890: Minrebroederstraat wijk G no. 260), waar de modelbouwwinkel Kuijper’s Hobbyhuis gevestigd is, werd gebouwd op het terrein waar in de middeleeuwen de tempel van de Utrechtse Jeruzalembroederschap stond.
De bovenverdiepingen hebben tegenwoordig een eigen adres: Minrebroederstraat 26A en 26B.
Gemeentelijk monument
Minrebroederstraat 26/26A/26B Utrecht is een gemeentelijk monument (3441000). De toelichting luidt als volgt:
“Mogelijk van opzet nog 17e eeuws huis, bestaande uit twee bouwlagen, een kelder en een kap loodrecht op de straat. De voorgevel is een wit geschilderde vier ramen brede lijstgevel. De 19e eeuwse schuiframen op de verdieping bevinden zich in 18e eeuwse geprofileerde kozijnen. Op de begane grond is een 20e eeuwse winkelpui en een deur voor de bovenwoning. Onder het gehele huis, de gang links uitgezonderd ligt een kelder met een balklaag. De begane grond is voor een belangrijk deel doorgebroken voor een winkel. De kap is in 1887 afgetopt. Links achter is een aanbouw, eveneens in 1887 verbouwd. Het gehele huis, de winkelpui uitgezonderd, is van bouwhistorisch belang.”
Gielis van der Galle
In september 1582 transporteerden Jelis van Hoochboocken en Claes Floriss een huijsinge en hofstede aan de noordzijde van de Minrebroederstraat aan dr Gielis van Galle. De belendingen aan de oostkant waren Jelis van Hoochboocken en Claes Floriss. De belending westwaarts was dr. Gielis van der Gall zelf (het latere perceel Minrebroederstraat 24).
Dokter Gilles van der Gall had enkele percelen in de Minrebroederstraat, ook aan de zuidkant, in eigendom. Daarnaast was hij door de stad met een deel van de Minrebroedershof beleend. In 1587 kreeg hij het derde erf van het Minrebroederserf, 16 voeten breed en 73 voeten lang (4.3 x 10 meter), getransporteerd door Alardt van der Kemp, raad van Utrecht.
In februari 1594 kreeg Gillis (Jelis) van der Gall een half huis in de Minrebroederstraat, dat door hemzelf werd bewoond, getransporteerd uit de boedel van zijn overleden echtgenote (?) Maria Dircks Everwijnsdr. De andere helft had hij al sinds 1576 in zijn bezit.
Volgens een verklaring van Belichgen Berckers overleed Jelis van der Galle op 12 mei 1594 in Utrecht.
Nicolaes Ernst van Upen
In 1610 transporteerde zijn zoon Mr. Gielis van der Galle, doctor in medicinen, samen met zijn zwager Cornelis de Goyer, het huis en hofstede aan Nicolaes Ernst van Upen. Van Upen vestigde een plecht op het huis ten behoeve van Gielis van der Galle.
Cornelis de Goyer was in 1603 getrouwd met Jelis’ zuster Anna van der Gall. Jelis van der Galle trouwde in 1611 met Cornelis’ zuster Anna de Goyer. Hij woonde volgens de huwelijksinschrijving in de Minrebroederstraat. In welk huis hij woonde, is nog niet duidelijk. Enige jaren later kocht hij Drift 27 (deel).
Niclaes Ernst van Upen was in 1592 getrouwd met Maeyche Peters van Turnhout uit Amsterdam. Zij waren eerder eigenaar van Minrebroederstraat 7.
In 1622 vestigde Maria Petersdochter van Turnhout, weduwe van Niclaes Ernst van Upen, een plecht op het huis ten behoeve van Anselmus Salmius. De belending oostwaarts was Gerrit Aerts Born (Minrebroederstraat 28). De belending westwaarts was “den hoff die Doctor van de Galle gebruijck”.
Jan Corneliss van Woudenberch
In 1643 transporteerde Maria Petersdochter van Turnhout, weduwe van Niclaes Ernst van Upen, het huis aan Jan Corneliss van Woudenberch.
Het huis werd volgens de transportakte al door Jan Corneliss van Woudenberch bewoond. Jan Cornelissoon van Woudenberch was in 1639 getrouwd met Barbara Lodowijcks van Merkerck.
In 1666 vestigde Berbertgen Lodewijcks, weduwe van Jan Corneliss van Woudenberch, een plecht op het huis ten behoeve van Johan van Bammell.
Johan van Bammell
In 1667 transporteerde Barbertgen Lodewijckx van Merkerck, weduwe van Jan Cornelisz van Woudenberch, het huis aan Johan van Bammell.
Jan Bammel was in 1650 getrouwd met Catarina Arnouts van Amersfort. In 1661 hadden Johan van Bammell, kleermaker, en Catharina Dumondt een testament gemaakt, wonende aan de noordzijde van de Minrebroederstraat, “daer de Princesse van Condé uithangt”.
In 1675 trouwde hun dochter Maria van Bammel met Hubertus (Gijsbert?) Spruyt.
In 1676 maakten Johan van Bammel en zijn echtgenote Catharina Dumondt een codicil, wonende in de Minrebroederstraat.
Johan Bammel overleed in januari 1677, wonende in de Minrebroederstraat, nalatende zijn vrouw en mondige kinderen.
In 1679 vestigde Catharina Dumondt, weduwe van Johan van Bammel, een plecht op het huis ten behoeve van Hendrick Leenderts van Chaerloos.
Catharina Dumondt overleed in oktober 1685, wonende Achter Clarenburg. Haar kinderen lieten bij de notaris optekenen dat het begraven van hun moeder Catharina Dumont, in leven weduwe van Johan van Bammel, geschiedde zonder boedelaanvaarding.
Volgens het buurtboek van de Lange Minrebroederstraat overleed Maria van Bammel, echtgenote van Gijsbert Spruijt, op 19 januari 1690 in de kraam. Zij werd op 24 januari 1690 begraven met acht dragers.
Theresa Spruyt en Dirck van Everdingen
In 1698 trouwde Theresa Spruyt, dochter van Maria van Bammel en Gijsbert Spruyt, met Dirck van Everdingen.
In januari 1734 verkocht Theresia Spruyt, weduwe van Dirk van Everdingen, samen met haar broer, zuster en schoonzuster, het huis aan Ghysbert van Everdingen. Een van de getuigen bij het opmaken van de koopakte was Jean Grenou, die aan de Korte Jansstraat woonde. De akte is niet door de notaris ondertekend, maar de huidige eigenaar van Minrebroederstraat 26 bezit een afschrift van de koopakte.
Gijsbertus van Everdingen
In augustus 1734 kreeg Ghijsbert van Everdingen het huis getransporteerd van de erven van grootvader Jan van Bommel en oom Arnold van Bommel (?-1707).
Gijsbertus van Everdingen (1701-?), zoon van Theresia Spruyt, was in 1730, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Elisabeth van der Vloot.
Gijsbertus van Everdingen sloot een akkoord met zijn buurman Johannes van Spithoven ten behoeve van de verbouwing van het huis.
Elisabeth Jeanne Peuch en Madelaine Marguerite Peuch
In 1746 verkocht Gijsbertus van Everdingen, mede namens zijn echtgenote Elisabeth van der Vloot, het huis voor 5500 Caroli guldens aan Elisabeth Jeanne Peuch en haar zuster Madelaine Marguerite Peuch (?-1787). Uit de akte kan worden afgeleid dat het huis verhuurd werd. Gijsbertus van Everdingen woonde, althans in 1749, in de Keizerstraat.
In 1748 maakten de zusters Peuch een codicil over het huis. De zussen waren mogelijk in Frankrijk geboren en Franstalig. Ook het codicil is in het Frans gesteld.
Of de zusters Peuch het huis kochten om er zelf te gaan wonen of dat zij het aanvankelijk onderhands verhuurden, is nog niet duidelijk. Vanaf 1760 werd het huis via een notaris verhuurd.
Daniel Blondeel
In 1760 verhuurden de zusters Peuch het huis aan Daniel Blondeel.
Alexander des Essarts
In 1762 verhuurden zij Minrebroederstraat 26 aan Alexander des Essarts.
Alexander des Essarts was in dienst bij hun broer Etienne Elie Peuch (1709-1766) voor het uitgeven van de Utrechtse Franse Courant, de Gazette d’Utrecht. Ettienne Elie Peuch had de Gazette d’Utrecht in 1758 overgenomen van Henri François de Limiers (zie Janskerkhof 21). Na het overlijden van Etienne Elie Peuch werd de Gazette d’Utrecht overgenomen door diens zoon Claude Isaac Peuch (1746-?) (akkoord, 1766).
Openbare verkoping opgehouden
In december 1765 werd de openbare verkoping van het huis opgehouden. Volgens de akte was het huis “nieuwgetimmerd”.
Op het huis rustte een overeenkomst van november 1734 met Aletta van Sypestein, voormalig eigenaresse van Janskerkhof 5 en Minrebroederstraat 24, waaraan de nieuwe eigenaar zich zou moeten houden.
Het huis werd nog tot 1 mei 1766, voor f 240,- per jaar, verhuurd aan Alexander des Essarts.
(In 1770 verkocht de familie Peuch het huis Groot Brandenburg op Ganzenmarkt 8 aan Alexander des Essarts. In 1783 moest Des Essarts dit huis en het privilege tot het drukken van de krant wegens schulden laten veilen.)
Joan Frederik Gobius
In februari 1766 verhuurden de zusters Peuch het huis, met ingang van 1 mei van dat jaar, aan Joan Frederik Gobius junior, advocaat bij het Hof van Utrecht. Johan Frederik Gobius trouwde dat voorjaar met Gouda Maria Teschemaker (-1777).
Een jaar eerder was Joan Frederik Gobius junior nog medeverkoper van het huis van zijn tante Maria Magdalena Gobius, weduwe van Jan Seullyn, aan de zuidzijde van de Minrebroederstraat.
Zusters Van der Sweth
Vanaf mei 1768 werd het huis verhuurd aan Metta Maria van der Sweth (Rotterdam, 1737 – Utrecht, 1803) en Christina Jacoba van der Sweth (Rotterdam, 1739 – Rotterdam, 1796).
Of de zusters, dochters van Egbertus van der Sweth en Maria Lucia Bolk, hier ook gewoond hebben, is niet duidelijk. Metta Maria van der Sweth trouwde in juni 1768 met Joachim Frederik Odé (1738-1822). In 1785 woonden zij op het Oudkerkhof. Metta Maria van der Sweth overleed in 1803, wonende op het Janskerkhof.
Christina Jacoba van der Sweth trouwde in 1770 met Willem de Cromme uit Rotterdam. Volgens de huwelijksakte in het stadsarchief Rotterdam was Willem de Cromme (1729?-1808) weduwnaar van Maria Magdalena van der Sweth (1710-1768). Zij waren in 1755 getrouwd. Maria Magdalena van der Sweth was toen weduwe van Huibert van der Sweth. Huijbert van der Sweth (1701-1754) en Egbertus van der Sweth (1705-?) waren broers.
Elisabet Jeanne Peuch overleed, ongehuwd, op 25 december 1770, in de Roomburgerstraat. Zij werd begraven in de Geertekerk. Op 1 maart 1771 gaf Magdalena Margareta Peuch procuratie tot aanbreng voor het collateraal in Utrecht en de Indijk in verband met het overlijden van haar zuster Elisabet Jeanne Peuch.
In 1773 maakte Madelaine Marguerita Peuch een testament, wonende op de Mariaplaats. Tien jaar later, bij de verkoop van het huis, woonde zij in de Minrebroederstraat.
Daniel Vincent Menil
Op 23 september 1783 verkocht Magdalena Margareta Peuch het huis aan Daniel Vincent Menil uit Amsterdam. Volgens de akte werd het huis door Magdalena Margareta Peuch bewoond. In het afschrift van de koopcondities (in het bezit van de huidige eigenaar van Minrebroederstraat 26) staat een op 22 december 1783 ondertekende verklaring van M.M. Peuch, dat zij de koopsom van fl. 3500,- volledig ontvangen heeft en instemt met het transport.
In verhouding tot de koopprijs van 1746 betaalde Daniel Vincent Menil niet veel voor het huis. Vermoedelijk was er een “familieprijsje” afgesproken, omdat Menil een (aangetrouwde) neef was. Daniel Vincent Menil (1752-1833) was in 1782 (o.tr. Amsterdam 28-06-1782, met attestatie van Utrecht) getrouwd met Maria Elisabeth Peuch (1753-?), dochter van Etienne Elie Peuch (testament).
Daniel Vincent Menil staat in de OAT 1832 als eigenaar van perceel A1222 (“huis en erf”) vermeld. Hij was rentenier en woonde in Amsterdam. Hij verhuurde het huis in de Minrebroederstraat.
Margariette Petit, weduwe Rollot
Tijdens de volkstelling van 1813 werd het huis bewoond door Margariette Petit (-1823), weduwe van Charles Francois Rollot, met vier kinderen. Ook woonden Hypolit Thibaut en bediende Betje van der Rest op dit adres.
Het gezin Rollot-Petit moet voor oktober 1823 zijn verhuisd. Margariette Petit overleed op 23 oktober 1823 in Dijon, Frankrijk, maar woonde toen volgens haar overlijdensakte op Korte Nieuwstraat F 195 (BS Utrecht 1823 O, aktenr. 941).
Justus Nicolaas van Aken
Tijdens de volkstelling van 1824 werd het huis bewoond door Justus Nicolaas van Aken, zijn echtgenote Johanna Margaretha Koppendrajer en hun 25-jarige dochter Cornelia Margaretha. Justus Nicolaas van Aken was schipper op Amsterdam. Het echtpaar was in 1787 getrouwd.
Justus Nicolaas van Aken overleed op 5 april 1826, wonende op Minrebroederstraat wijk G no. 260 (BS Utrecht 1826 O, aktenr. 294).
Jean Scipion Vernède
Tijdens de volkstelling van 1830 werd Minrebroederstraat 26 bewoond door de 30-jarige advocaat Jean Scipion Vernède (?-1865), zijn echtgenote Anna Elisabeth Broers (1804-1874), hun tweejarig zoontje Scipion Henri (1827-1898), hun halfjaar oude zoontje Francois Jacob Vèrnede (1829-?), zijn 20-jarige broer Antoine Vernède uit Middelburg, die student was, en twee dienstmeiden, Lamberta van Dam en Daatje Mulder (Volkstelling 1830 wijk G deel 1, blad 254).
Jeanne Marie Claudine Menil
Na het overlijden van Daniel Vincent Menil, in 1833, werd het huis geërfd door zijn enige dochter Jeanne Marie Claudine Menil (1786-1870).
Jeanne Claudine Menil woonde in Amsterdam. Zij verhuurde het huis in de Minrebroederstraat.
Rijkje Bloys van Treslong-van der Ende
Tijdens de volkstelling van 1840 werden Rijkje van der Ende, weduwe van Jan Lodewijk Guy Bloys van Treslong, haar dochter Cornelia Johanna Bloys van Treslong (Utrecht 1820 – Renkum 1866), en twee dienstmaagden, Berendina Jacoba Wegh en Magtilda Henrietta Bongenaar (1818-1881), op dit adres geregistreerd.
Modemaaksters
In het bevolkingsregister 1850-1859 (deel 7524, wijk G, blad 348) staan op dit adres ingeschreven Catharina Wilhelmina van Kooten (1821-1860), modemaakster, Catharina Maria Ellerman (1826-?), modemaakster, en Adele Dubois (Herle 1813-?), modiste. Adele Dubois vertrok in 1855 naar Amsterdam. Catharina Maria Ellerman ging in 1861 naar Amsterdam.
Jacobus ten Sijthoff
Jeanne Marie Claudine Menil overleed op 2 september 1870 in Amsterdam. Jeanne Marie Claudine Menil had geen wettige erfgenamen en liet het huis na aan dokter Jacobus ten Sijthoff (1815-1885).
Jacobus Theodorus Kok
Op 1 augustus 1878 werd het huis, ten overstaan van notaris Jacob Hendrik van Schermbeek, door Jacobus ten Sijthoff, medicinae doctor wonende te Amsterdam, verkocht aan Jacobus Theodorus Kok, hoofdopzichter van de gemeentewerken te Utrecht.
De koopsom was fl. 5750,-. Kok woonde volgens de koopakte op Achter Clarenburg wijk D no. 184a. Kok betaalde fl. 2750,-. De rest van de koopsom werd in termijnen voldaan. Jacobus ten Sijthoff koos ten behoeve van de hypotheek domicilie ten kantore van notaris Jacob Hendrik van Schermbeek op Janskerkhof wijk H nummer 591 (Janskerkhof 19).
Dominique Nicolas Martin Zambaux
Blijkens de koopakte werd het huis nog tot 30 april 1881 verhuurd, via een onderhands gesloten huurovereenkomst, aan schoenmaker Dominique Nicolas Martin Zambaux (1842-1912), voor vijfhonderd gulden per jaar. De huur was op 1 mei 1875 ingegaan.
De nieuwe eigenaar Jacobus Theodorus Kok was in 1855 in Schiedam getrouwd met Maria Elisabeth Hartog (Hertog; BS Schiedam 1855 H, aktenr. 60).
Verbouwing Minrebroederstraat 26 Utrecht
Minrebroederstraat 26 werd in 1887 door J.F. Kok verbouwd. Bij deze verbouwing werd onder meer de kap afgetopt en werd de aanbouw links achter verbouwd. Kok schonk de omlijsting van een ovaal raam, uit de tweede helft van de achttiende eeuw, aan de voorloper van het Centraal Museum (inventarisnr. 90).
In 1890 werd Minrebroederstraat wijk G no. 260 omgenummerd tot Minrebroederstraat 26 Utrecht.
Maria Elizabeth Hartog, echtgenote van Jacobus Theodorus Kok, overleed op 26 juni 1905 in Zeist (BS Utrecht 1905 O, aktenr. 1109). Volgens de overlijdensakte die in Utrecht werd opgemaakt woonde zij in Utrecht.
Jacobus Theodorus Kok, geboren te Noorden gemeente Nieuwkoop, weduwnaar van Maria Elisabeth Hartog, overleed op 11 november 1911, op 79-jarige leeftijd, wonende in de Minrebroederstraat (BS Utrecht 1911 O, aktenr. 1662).
Firma H.H. Kolthof
Vanaf 1914 was op Minrebroederstraat 26 Utrecht een filiaal van de Almelose firma H.H. Kolthof, “Fabriek van Witte goederen”, gevestigd (Het nieuws van den dag : kleine courant, 13-01-1914, Delpher). De hoofdvestiging van de Firma H.H. Kolthof – het manufacturenmagazijn, de confectiefabriek en het kantoor – zat op Bakenstraat 32 in Almelo.
In het voorjaar en de zomer van 1958 hield H.H. Kolthof uitverkoop op Minrebroederstraat 26 (Utrechts Nieuwsblad, 05-05-1958, p. 12; Utrechts Nieuwsblad, 24-07-1958, p. 10).
Kuijper’s Hobbyhuis
In 1959 vestigde Kuijper’s Hobbyhuis zich op Minrebroederstraat 26 Utrecht (Utrechts Nieuwsblad, 26-06-1959, p. 2).
In 1992 werd de bovenwoning van Minrebroederstraat 26 Utrecht verbouwd.
Huidige bestemming Minrebroederstraat 26 Utrecht: detailhandel
Op Minrebroederstraat 26 Utrecht is de modeltreinwinkel Kuijper’s Hobbyhuis gevestigd.
Gepubliceerd: 16-04-2016 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 05-02-2022.