Minrebroederstraat 30 en 30-BS Utrecht (tot 1890: Minrebroederstraat wijk G no. 258) is een rijksmonument. De begane grond van Minrebroederstraat 30 is sinds 1946 deel van boekhandel Bijleveld. Staande bij de voordeur van Janskerkhof 7, is Minrebroederstraat 30 het gedeelte rechts achter.
Het huis wordt in oude transportakten De Tempel genoemd, aangezien het huis werd gebouwd op het erf waar voorheen de tempel van de Utrechtse Jeruzalembroederschap stond. Na de reformatie werd de tempel afgebroken en het terrein verdeeld in kleinere percelen. In het huis wat toen op dit perceel werd gebouwd is tot 1734 een bakkerij gevestigd geweest.
Rijksmonumentenregister
Minrebroederstraat 30 Utrecht wordt in het Rijksmonumentenregister (monument nr. 450462) als volgt omschreven:
“17e-eeuws huis van twee bouwlagen, een kap loodrecht op de straat en een kelder. Dit huis was in opzet gelijk aan het pand Minrebroederstraat 28, doch is bij een verbouwing in 1900 ingrijpender gewijzigd. De kelder onder het achtergedeelte van het huis vertoont een gelijke constructie als die van nummer 28, met een gedeeltelijk vlakke dekking en een smal troggewelf over de volle diepte, waarboven een marmeren gang verwacht mag worden. Het hout van de vlakke kelderzoldering is secundair en heeft gezien de houtmaten oorspronkelijk behoord tot een zeer groot gebouw. De beganegrond is met de rechter buurpanden verbonden. De balklagen, de grenen sporenkap en de achtergevel, een tuitgevel met vlechtingen, behoren tot de 17e-eeuwse opzet. De voorgevel, een halsgevel met houten klauwstukken, dateert uit het eind van de 18e eeuw, uitgezonderd de onderpui die in 1900 werd aangebracht. De zijgevels behoren mogelijk tot oudere bebouwing. Het pand is van bouwhistorisch belang vanwege het 17e-eeuwse casco en de 18e-eeuwse voorgevel.”
Claes Floriszn
In 1583 transporteerde Claes Floriszn het huis aan Marichgen Michielsdr, weduwe van Evert Jeliss. Claes Floriszn had een jaar eerder het buurhuis getransporteerd. In 1583 transporteerde hij ook het huis op het oorspronkelijke perceel Janskerkhof 7 (voorhuis huidige pand Janskerkhof 7).
Marichgen Michielsdr
Marichgen Michielsdr vestigde een plecht op het huis ten behoeve van Claes Floriszn. In 1585 transporteerde Claes Floriszn de plecht aan Corss Jans, getrouwd met Gerborrich.
Dirck Aertss (van Veltcamp)
In 1600 transporteerde Marichgen Michielsdr, weduwe van Goert Jeliss, het huis aan bakker Dirck Aertss van Deventer.
In 1618 vestigde Jannichgen Cornelis, weduwe van Dirck Aertss, een plecht op twee huizen die tot een woning waren gemaakt. Ook in 1619 en 1624 vestigden Jannichgen Cornelis, weduwe van Dirck Aertss, en haar onmondige kinderen plechten op het huis. In 1619 vestigde Jannichgen Cornelis bovendien nog een plecht op een geerhuis naast het hoekhuis bij de ingang van het Janskerkhof (Minrebroederstraat 32).
Johan van Riebeeck
In juni 1643 gaven Emmechen Cornelis van Wolffswinckel, weduwe van Dirck Aertss van Veltcamp, “in leven backer t’ Utrecht”, en haar drie zonen Cornelis Dirxss van Veltcamp, Baudewijn Dirxss van Veltcamp en Gijsbert Dirxss van Veltcamp, procuratie om een huis in de Minrebroederstraat te transporteren aan Johan van Riebeeck, korenkoper te Utrecht.
Johan van Riebeeck was in 1636, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Anna van Wolffswinckell. In 1642 maakte het echtpaar een testament.
In februari 1650 werd het perceel Minrebroederstraat 30 door de erven Veltcamp aan Johan van Rietbeeck getransporteerd. Het transport betrof een huis dat eerst uit twee woningen bestond, en een geerhuis naast het hoekhuis. Er worden geen belendingen genoemd. Vermoedelijk maakte ook Minrebroederstraat 32 onderdeel uit van het transport.
Leendert de Wilt en Mechtelt Anthonis van Bemmel
Drie dagen nadat hij het huis getransporteerd had gekregen, transporteerde Johan van Riebeeck het huis “de Tempel” aan bakker Leendert de Wilt. De belending oostwaarts was schoenmaker Bruynis Corssen. De belending westwaarts was Cornelis Dircxss Veltcamp (Minrebroederstraat 28).
Leendert de Wit (ca. 1620-1698) was in 1641 getrouwd met Mechtelt Anthonis van Bemmel (ca. 1614-1680). Uit het doopboek blijkt dat het echtpaar al in 1643 in de Minrebroederstraat woonde. Op 25 augustus 1643 lieten Leendert de Wilt en Mechtelt van Bemmel hun zoon Hermanus dopen, wonende in de Minrebroederstraat. In 1646 lieten zij hun zoon David dopen, wonende in de Minrebroederstraat. Ook dochter Elisabeth (gedoopt in 1648) en zoon Antoni (gedoopt in 1652) werden in de Minrebroederstraat geboren.
Leendert de Wilt tekende een schuldbekentenis van f. 600-0-0 voor Johan van Riebeeck, zijnde de rest van de koopsom van het huis. De verkoop moet al enige tijd daarvoor hebben plaatsgehad. In 1649 had Leendert de Wilt al een deel van het perceel (Minrebroederstraat 32, waar vermoedelijk het geerhuis stond) aan metselaar Anthoni de Cruyff verkocht; in die koopakte wordt hij zelf als belending genoemd.
In 1650 vestigde Leonardt de Wilth een plecht op het huis “Den Tempel” ten behoeve van Jannichgen Jacobsdochter, weduwe van Gerrit Gerritsen. De belending oostwaarts was het nieuw getimmerde huis van Anthony de Cruyff, in plaats van het oude aldaar gestaan hebbende en van Leonardt de Wilth gekocht. De belending westwaarts was Jacob den Beedt.
In 1651 vestigde Leendert Anthonisz de Wilt een plecht op het huis ten behoeve van Cornelis Aartszn Keijser. De belending westwaarts was Jacob Cornelisz. De belending oostwaarts was Anthoni de Cruijf.
In 1671 legden Leendert de Wilt, Mechtelt van Bemmel en hun dochter Elizabeth een verklaring af ten behoeve van Fidelia Dwenston.
In 1684 hertrouwde Leendert de Wilt, onder huwelijkse voorwaarden, met Catharina van Eede. In juni 1698 maakte Leendert de Wildt zijn testament. Hij overleed in juli 1698.
Catharina van Eeden, weduwe van Leendert de Wilt
In juli 1698 verwierpen Johan de Meyer, echtgenoot van zijn dochter Odilia de Wildt, en de kinderen van Anthoni de Wildt zijn testament ten behoeve van Catharina van Eeden, weduwe van Leendert de Wildt.
Catharina van Eeden hertrouwde in 1701 met Willem van Dam, secretaris van Overlangbroek. In 1701 benoemde Catharina van Eeden bij testament haar echtgenoot tot erfgenaam. Na het overlijden van Willem van Dam herriep zij haar beschikking in 1713.
Catharina van Eeden overleed in juni 1722, wonende in de Lange Rietsteeg.
Hendrick van Cauwenhoven
In september 1722 verkochten de erfgenamen van Catharina van Eeden de bakkerij aan Hendrick van Cauwenhoven. De belending westwaarts was Spithoven.
Hendrick van Cauwenhoven, meester swaerdveger, woonde op Voorstraat 79. Vermoedelijk verhuurde hij het pand in de Minrebroederstraat aan een bakker.
Marcus la Vergé
In 1734 verkocht Hendrik van Cauwenhoven de bakkerij aan meester paruikmaker Marcus la Vergé (1691–1774), getrouwd met Maria Noenart.
Marcus la Vergé liet een nieuw huis bouwen. Volgens de koopakte was “dese huijsinge afgekeurd om met maij 1735 te vertimmeren”. In 1735 vestigde Marcus la Vergé een plecht (“f 1500,- tot opbouwing van ’t huis”) op een nieuw opgebouwd huis, “vanouds de Tempel”, ten behoeve van Matthias van Woensel.
In 1736 vestigde Marcus la Vergé een plecht op het huis “de Tempel” ten behoeve van Rudolph Hilterman. De belending oostwaarts is de weduwe Roeloff van Dorp, de belending westwaarts is Spithoven.
Ten tijde van de Liberale gifte 1748 woonden pruikenmaker Marcus Lavergé, zijn echtgenote Maria Noenard en een inwonende in het huis aan de Minrebroederstraat (Fortuin, no. 449).
Rudolph Hilterman
Na het overlijden van Matthias van Woensel vond in 1747 een scheiding van de plecht en obligaties plaats, waarbij de plecht ten laste van Marcus La Verge in handen kwam van Rudolph Hilterman.
In 1755 verhuurde Rudolph Hilterman het huis aan Anthony van Westrenen.
Anthony van Westrenen trouwde later dat jaar, onder huwelijkse voorwaarden, met Clara Maria Bouvink.
Anthony van Westrenen overleed op 23 maart 1758, in de Minnebroederstraat, nalatende zijn vrouw, geen kinderen. Hij werd begraven in de Buurkerk.
Jan van Beynum
In 1760 verkocht Rudolph Hilterman het huis aan Jan van Beynum (1720-1790). De belending achter was de heer van Zoelen, oostwaarts oud-burgemeester Van Stoetwegen, en westwaarts Hendrik van Stekelenburg.
Jan van Beynum was op 8 mei 1759, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met de weduwe Clara Maria Bouvink. Van Beynum was ijkmeester en groefbidder. In 1783 maakte Clara Maria Bouvink een testament.
Jan van Beynum overleed op 18 oktober 1790 in de Minnebroederstraat, nalatende zijn vrouw en geen kinderen. Hij werd begraven in de Janskerk.
Jan van Dokkum
Na het overlijden van Jan van Beynum is Clara Maria Bouvink verhuisd. Ten tijde van de verkoop, in maart 1799, werd het huis gehuurd door kleermaker Jan van Dokkum.
Clara Maria Bouvink, weduwe van Jan van Beynum, overleed in februari 1799, wonende buiten de Weerdpoort. Zij werd begraven in de Jacobikerk.
Geertruy Niekerk
In maart 1799 werd het huis uit de boedel van Clara Maria Bouvink, in leven weduwe van Jan van Beynum, verkocht aan Geertruy Niekerk (ca. 1740-1814). De belendingen waren achter Blokhuyzen, oostwaarts Van Schravenweerd en westwaarts Wormbach. Hermanus Wormbach had het buurhuis in 1764 gekocht.
Kleermaker Jan van Dokkum bleef hier wonen. In 1802 werd een nieuw huurcontract opgesteld tussen Geertruy Niekerk en meester kleermaker Jan van Dokkum.
In haar testament van 1805 vermaakte Geertruy Niekerk het huis aan Geertruid Nikerk, dochter van Jan Niekerk en Margaretha Noest. Jan Niekerk en Margaretha Noest kregen het vruchtgebruik van het huis.
Tijdens de volkstelling van 1813 werd Geertruij Niekerk op dit adres geregistreerd. Geertruyt Niekerk, die ongehuwd bleef, dochter van Jan Niekerk, overleed op 7 augustus 1814 op 74-jarige leeftijd in de Minrebroederstraat (BS Utrecht 1814 O, aktenr. 913).
Geertruida Niekerk
In de OAT 1832 staat Geertruida Niekerk (1804-1872), dochter van Jan Niekerk en zijn eerste echtgenote Margaretha Noest, als eigenaresse van perceel A 1226 (huis en erf) vermeld.
Jan Niekerk
Tijdens de volkstellingen van 1824 en 1830 werden (mr.) schoenmaker Jan Niekerk (1771-1855), zijn tweede echtgenote Rijkje Niekerk geb. Brouwers (ca. 1773-1833), met drie kinderen, Margaretha Elisabeth (1806-1841), Mechtelina (1811-1866) en Jan Willem (1812-1829), op Minrebroederstraat G 258 geregistreerd (p. 57). Ook woonde hier een student uit Zutphen, Johan George Siepprecht (Jean George de Waldkirch Ziepprecht; 1807-1884).
Margaretha Elisabeth Niekerk, dochter van Jan Niekerk en Margaretha Noest, trouwde in 1829 met Toers Schubart (BS Utrecht 1829 H, aktenr. 104).
In de volkstelling van 1830 is boekhandelaar H. Thompson, in een ander handschrift, later bijgeschreven.
Geertruida Niekerk trouwde in 1837 met de weduwnaar Gerrit Hendriksen (ca. 1800-1841) uit Barneveld (BS Utrecht 1837 H, aktenr. 223).
H. Thompson
In 1839 was boekhandelaar H. Thompson gevestigd op Minrebroederstraat G 258 (Utrechtsche courant, 03-07-1839, p. 2, Delpher).
Tijdens de volkstelling van 1840 werden Henricus Johannes Wilhelmus Thompson uit Rotterdam, zijn echtgenote Willempje Thompson geb. van Davelaar uit Renswoude, en een 21-jarige student, David Chabot (1818-1847) uit Rotterdam, op dit adres geregistreerd. Henricus Johannes Wilhelmus Thompson en Willempje van Davelaar waren in 1839 te Utrecht getrouwd (BS Utrecht 1839 H, aktenr. 141). Daarbij werd een zoon Jan, geboren in 1838 te Amsterdam, erkend. Hij wordt in de volkstelling van 1840 niet genoemd.
In 1841 verhuisde de boekhandel van Thompson naar Voorstraat 77 (Utrechtsche provinciale en stads-courant, 03-05-1841, p. 4, Delpher). David Chabot is mogelijk met Thompson mee verhuisd. David Chabot woonde bij zijn overlijden, in 1847, op Voorstraat H 521 (BS Utrecht 1847 O, aktenr. 1513).
P.C. Jongejan
In 1844 adverteerde P.C. Jongejan dat hij zich als agent van de Zuid-Hollandsche Zieken- en Begrafenis Fondsen: tot algemeen Welzijn, op Minrebroederstraat No. 258 had gevestigd (Utrechtsche provinciale en stads-courant: algemeen advertentieblad, 02-09-1844, Delpher).
Mobachius Quaet
In het bevolkingsregister 1850-1859 staan op dit adres geregistreerd Henriette Cornelia Mobachius Quaet (1778-1852) en Henriette Aletta Cornelia Johanna Mobachius Quaet (1808-1886), met hun dienstbode.
Henriette Aletta Cornelia Johanna Mobachius Quaet verhuisde in 1853.
Neeltje Maria Coenraads
Uit het bevolkingsregister blijkt dat vervolgens Neeltje Maria Coenraads (1817-1877), weduwe van Toers Schubart (ca. 1805-1853), hier kwam wonen met vijf kinderen. Twee daarvan waren stiefkinderen. Neeltje Maria Coenraads en Toers Schubart waren in 1844 getrouwd (BS Utrecht 1844 H, aktenr. 285). Toers Schubart was weduwnaar van Margaretha Elisabeth Niekerk.
Verkocht
Andriessen
In 1854 werd het huis, bestaande uit vier kamers, zolder met afgeschoten kamer, keuken, kelder en plaats, openbaar verkocht. Het huis werd volgens de advertentie bewoond door de heer Andriessen (Utrechtsche provinciale en stads-courant: algemeen advertentieblad, 23-01-1854, p. 3, Delpher). Zijn naam staat niet vermeld in het bevolkingsregister.
Minrebroederstraat 30 Utrecht
Bij de omnummering van 1890 werd het adres Minrebroederstraat wijk G no. 258 gewijzigd in Minrebroederstraat 30 Utrecht.
Verbouwing tot winkelhuis
In 1900 werd Minrebroederstraat 30 verbouwd. De ondervoorgevel werd vervangen om het huis te kunnen bestemmen tot winkelhuis. De bouwtekeningen werden bij de gemeente Utrecht ingediend door G. van Baak (HUA, bouwdossiers 4270-74-125 en 4270-74-148).
Huidige bestemming Minrebroederstraat 30: deel van boekhandel Bijleveld
In 1946 werden de huizen Minrebroederstraat 30 (perceel A 1226) en Minrebroederstraat 32 (perceel A 1227) bij boekhandel Bijleveld op Janskerkhof 7 gevoegd. De bovenwoning van Minrebroederstraat 30 heeft het adres Minrebroederstraat 30bis.
Gepubliceerd: 16-04-2016 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 17-09-2024.