Minrebroederstraat 5 Utrecht (tot 1890: Minrebroederstraat wijk G no. 297) is een rijksmonument. Het is een samenvoeging van twee huizen. Het rechter deel werd in het begin van de zeventiende eeuw “De Luyt” genoemd, naar de luitspeler die er had gewoond. In de negentiende eeuw werd Minrebroederstraat 5 het Huis Van Ee genoemd, naar de bewoner die de beide huizen heeft samengevoegd.
Rijksmonument
De omschrijving van Minrebroederstraat 5 in het Rijksmonumentenregister (monument nummer 450459) luidt:
“Een 18e eeuws tweebeukig woonhuis, bestaande uit twee bouwlagen, een kap parallel aan de straat en kelders, met een ongepleisterde lijstgevel. Zoals langs de Minrebroederstraat meer voorkomt, is dit pand een samenvoeging van twee huizen. Het linker en tevens breedste gedeelte is een in aanleg middeleeuws voorhuis met haaks daarop een later achterhuis. Beide delen hebben kelders met tongewelven; het voorste gedeelte heeft in de linkermuur een kaarsnis. Het rechter gedeelte had ook een onderkelderd, mogelijk middeleeuws, voorhuis en een, hier losstaand, achterhuis. In de 18e eeuw zijn beide elementen door een complete herbouw samengevoegd tot het huidige gebouw met twee beuken. De vroeg 19e eeuwse voorgevel heeft de 18e eeuwse of mogelijk twee oudere gevels vervangen. Deze gevel is op de ramen na geheel intact. De achtergevel is een wel over de volle breedte doorlopende 18e eeuwse gevel, waarin ook de vensters met roedeverdeling nog aanwezig zijn. Het hoge zadeldak aan de voorzijde heeft grenen jukken waarop in de 20e eeuw gordingen zijn aangebracht. Op het achterhuis staat een 19e eeuws schilddak, waarschijnlijk als vervanging van de oorspronkelijke kap. De linker topgevel van het voorhuis is een, gedeeltelijk herkenbare, trapgevel met door pannen gedekte trappen. Deze trapgevel kan behoren tot de voorganger van het huidige huis. De rechter topgevel aan een, nu dichtgebouwd, steegje heeft op zolder twee gedeeltelijk oorspronkelijke vensters. Dit pand is een goed voorbeeld van samenvoeging van twee huizen. Daarnaast zijn ook de restanten van de middeleeuwse voorganger, met name de linker voorkelder, van belang. De voorgevel met trap is van architectonisch belang.”
Huis rechts “De Luyt”
Jacob de Coninck
In 1583 vestigde Jacob de Coninck, getrouwd met Elisabeth van Voort, een plecht op het huis. Jacob de Coninck was stadstromper en lutinist.
Cornelis Adriaens de Ridder
In 1586 transporteerde Elisabeth van Voort, weduwe van Jacob de Coninck, het huis aan Cornelis Adriaens de Ridder. Cornelis Adriaens de Ridder was getrouwd met Yda Jan van Battumsdochter.
In 1614 trouwde Adriaen Cornelissoon de Ridder, wonende in de Minrebroederstraat, met Digna Andries Tersteech.
In 1615 vestigden Cornelis Adriaens de Ridder en Yda Jan van Battumsdochter een plecht op het huis. De belending oostwaarts was het huis van Lambert Strick. De belending westwaarts was een secker blint steechgen.
In 1616 vestigden zij een plecht op het huis genaamd De Luyt.
Gerrit van de Water
In 1620 werd het huis uit de boedel Cornelis Adriaens de Ridder en Yda Jan van Battumsdochter getransporteerd aan Gerrit van de Water (-1624).
Elisabeth Loos, weduwe van Gerrit van de Water, overleed in 1626, wonende in de Minrebroederstraat.
Johan van de Water
Het huis werd geërfd door Johan van de Water (-1642).
Johan Meyster
Op 8 december 1641 transporteerde Johan van de Water het huis aan Gerrit van Beeck. Gerrit van Beeck, getrouwd met Margareta ten Berch, transporteerde het huis op dezelfde dag aan Johan Meyster.
Jacob van Bemmel
In 1662 transporteerden Willem Decker, getrouwd met Maria Jans [Meyster, Meesters] en Christina Jans het huis aan Jacob van Bemmel en Barbara van Wassenbergh.
Jacob van Bemmel en Barbara van Wassenburch waren in 1655 getrouwd. Jacob van Bemmell (1628–1673) was kunstschilder. In 1664 maakten zij een testament, dat bij notaris C. van Doorn op zijn comptoir op het Geertruidenkerkhof werd gepasseerd. Jacob van Bemmel overleed in de Rietsteeg, vermoedelijk het huis dat oorspronkelijk van haar ouders was (procuratie, 1673).
Barbara van Wassenberg, weduwe van Jacob van Bemmel, overleed in augustus 1679, wonende in de Minrebroederstraat, nalatende onmondige kinderen. Zij werd begraven in de Jacobikerk.
In 1682 wordt Van Bemmel nog als belending genoemd.
(…)
Erfgenamen Van Nellesteyn
In 1719 worden de erfgenamen van de heer Nellesteyn, bij leven raad in de vroedschap van Utrecht, als belending genoemd.
Wouter Hendrik van Nellesteyn
In 1758 wordt maarschalk Wouter Hendrik van Nellesteyn (1702-1759) als belending genoemd. Wouter Hendrik van Nellesteyn, maarschalk van Eemland, was de enige zoon en erfgenaam van Hendrik van Nellesteyn en Stephania van Nellesteyn. Zijn moeder was een dochter en erfgename van Gualterus van Nellesteyn (-1710), raad in de vroedschap van Utrecht, en Antonetta van Zijll (-1711).
Gerrit van Beek en Hendrika Jacoba van Beek
In 1759 maakte Wouter Hendrik van Nellesteyn een testament. Daarin werden Gerrit van Beek en zijn echtgenote Jacomina van Eck (-1769) en hun dochter Hendrika Jacoba van Beek (1736-) als erfgenamen aangewezen. Zij waren de bewoners van Minrebroederstraat 8.
Abraham Haak
Het huis werd volgens de verkoopakte van 1766 gehuurd door Abraham Haak. Juwelier Abraham Haak was in 1746 getrouwd met Jacomina van Beek (1726-), dochter van Gerrit van Beek en Jacomina van Eck.
Huibert van Ee
In 1766 verkochten de erfgenamen, Gerrit van Beek en Willem Campagne getrouwd met Hendrika Jacoba van Beek, het huis aan Huybert van Ee. De belendingen werden in de akte verwisseld. De belending oostwaarts was de weduwe Lobedanius, de belending westwaarts was Van Ee.
Huis links
Het linkerdeel van het huis heeft, gelet op de genoemde belendingen, tot 1623 bij Minrebroederstraat 7 gehoord.
In november 1608 hadden Niclaes Ernst van Upen en de weduwe van Cornelis van Steensell dat huis aan Lambert Strick en Maria Dirck de Goyersdochter getransporteerd. De belendingen waren toen westwaarts Cornelis Adriaens en oostwaarts Cornelis Dircksz van Ewijck. Lambert Strick en Maria de Goijer waren in 1607 getrouwd.
In september 1614 transporteerde Lambert Strick een deel van het huis – nu Minrebroederstraat 7 – aan Jan Adriaensz en Anna Jans. De belendingen waren westwaarts Cornelis Adriaens en oostwaarts Lambert Strick. In 1617 vestigde Lambert Strick een plecht op het huis dat hij nog over had, met als belendingen westwaarts Cornelis Adriaensz en oostwaarts Peter Coop.
Maria de Goyer overleed in 1620. Zij werd op 11 april 1620 overluid (36p201). Lambert Strick werd op 8 januari 1622 overluid (36p571).
Jan Roeloffs van Cuylenburch
In 1623 kregen Jan Roeloffs van Cuylenburgh en Jannighen van Sijll het huis en hofstede getransporteerd uit de boedel Lambert Strick en Maria de Goyer. De belendingen waren oostwaarts Peter Coop (Minrebroederstraat 7) en westwaarts de oude Water met het huis daer de Luyt uithangt (rechterdeel Minrebroederstraat 5). Volgens de transportakte was het huis gehuurd geweest door de weduwe van Adriaen Schipmans. (Adriaen Schipmans, commissaris ontvanger was op 29 april 1622 overluid, 36p572. Weduwe Hermanna van Leeuwen hertrouwde in 1631 met Floris van Harler.)
Jannichgen van Zijll overleed in oktober 1628.
In juli 1631 sloot Jan Roeloffs van Cuylenburch, weduwnaar van Johanna van Sijl, een overeenkomst met zijn buurman Thomas Duchart (Minrebroederstraat 7) over een reparatie van de oostelijke muur van zijn huis.
Johan Roeloffsz van Cuylenborch, oud-raad der stad Utrecht, overleed in 1640. Hij werd op 5 oktober 1640 overluid (45p441).
Aelert van Ewijck
In 1641 worden de erfgenamen van Jan Roeloffs van Cuylenborg als belending genoemd.
In 1644 wordt notaris Aelert van Ewijck als westwaartse belending van Minrebroederstraat 7 genoemd. Aelert van Ewijck was in 1636 getrouwd met Sandrina van Cuylenborch.
Alardt van Ewijck overleed in december 1671, wonende in de Minrebroederstraat, nalatende zijn vrouw en mondige kinderen. Hij werd begraven in de Regulierskerk. Zijn weduwe Sanderina van Kuijlenborch overleed in december 1672, wonende in de Minrebroederstraat.
Jacobus Versteegh
In 1682 transporteerde hun zoon Justus van Ewijck het huis, genaamd de Goudekop, met uitgang in de Vuylsteeg (Annastraat) aan zijn neef Jacobus Versteegh.
Jacobus Versteegh (1648–1717) was in 1674 (o.tr. Amsterdam 30-01-1674) getrouwd met Catharina van Jongevelt. Het echtpaar woonde in de Schoutensteegh (huidige Schoutenstraat; zie doop 1689). Vermoedelijk verhuurden zij het huis in de Minrebroederstraat.
Matthijs van Lobbrecht
In 1719 gaven Catarina van Jongevelt, weduwe van Jacobus Versteegh, en haar kinderen Dirk (1675-), Walburgh (1675–1722) en Jan (1684-) procuratie tot het transport voor het gerecht van Utrecht van het huis en de kamer daarachter aan Mattijs van Lobbregt. Matthijs van Lobbregt was in 1698 getrouwd met Debora van Hogenhouck (-1748). Zij waren ook eigenaar van Minrebroederstraat 9.
In augustus 1739 werd, in opdracht van Debora van Hogenhouck en haar kinderen, het besloten testament van Matthijs van Lobbrecht en Debora van Hogenhoek geopend. In 1740 worden de weduwe en kinderen van Matthijs van Lobbrecht als belending genoemd.
In januari 1749 bereikten de erfgenamen een akkoord over de scheiding van de boedel Matthys van Lobbrecht en Debora van Hogenhouck, in leven echtelieden.
Huybert van Ee
In 1758 verkocht Dirk van Lobbrecht (1710–1786), mede namens zijn echtgenote [Jacoba Christina van Poolsum, 1719–1789], na daarvoor procuratie te hebben gegeven, het huis aan Huibert van Ee. Het huis had een uitgang in de Annastraat. De belending oostwaarts was de weduwe van Paulus van Lanckom (Minrebroederstraat 7). Westwaartse belending was maarschalk Wouter Hendrik van Nellesteyn.
Huijbert van Ee was in 1748 getrouwd met Dora Geertruijd van Klaveren (1724-1793). Het echtpaar woonde in de Schoutensteeg.
Samenvoeging
Huibert van Ee heeft beide panden na 1766 tot een huis laten verbouwen.
Dora Geertruyd van Klaveren overleed in december 1793, wonende in de Minrebroederstraat, nalatende haar man en mondige kinderen. Zij werd begraven in de Buurkerk.
In 1796 maakte Huybert van Ee, weduwnaar van Dora Geertruyd van Klaveren, een testament.
Huijbert van Ee overleed in april 1803, wonende in de Minrebroederstraat, nalatende meerderjarige kinderen en geen vrouw. Hij werd begraven in de Buurkerk.
Franse Tijd
Uit de aantekeningen van H. Keetell over de Bataafse omwenteling (De Navorscher 1903, p. 331-334) blijkt hoe groot het huis was. In februari 1804 arriveerde Franse generaal Auguste de Marmont in Utrecht. Marmont eiste van het gemeentebestuur een gemeubileerd huis voor zijn hoofdkwartier. Het gemeentebestuur bood Minrebroederstraat 5 aan, met zeventien kamers, maar Marmont vond het huis te klein. Marmont had zijn zinnen gezet op het huis van Van Heilman, op Janskerkhof 17, of dat van Van Hengst (Minrebroederstraat 20). Marmont nam uiteindelijk zijn intrek in Groot Paushuize (in de kroeg, in zijn woorden).
Het Rijk
In 1810 werd het perceel, met daarop een huis, koetshuis en stal, uitkomende in de Annastraat, uit de boedel van wijlen Huibert van Ee getransporteerd aan het Rijk. De belending oostwaarts was de weduwe Haak (Minrebroederstraat 7). De belending westwaarts was een poort tussen het perceel van Van Ee en dat van de weduwe Van den Bergh (Minrebroederstraat 3).
Stad Utrecht
Vanaf 1812 was het huis in gebruik als kazerne.
OAT 1832
In de OAT 1832 staat de stad Utrecht als eigenaresse van perceel A1399 (kasern, plaats en stal) vermeld.
In 1837 werd een plattegrond gemaakt van het voormalige huis van Van Ee, mogelijk ter voorbereiding van de komst van het gymnasium. Aan de rechterkant van het blad bevindt zich een schets in potlood. In de kamer rechts voor is het woord “school” geschreven. Opvallend is dat het huis daar een raam meer had dan tegenwoordig.
De komst van het gymnasium liet nog even op zich wachten. Tijdens de volkstelling van 1840 werd op het blad van G 297 vermeld: “Caserne”.
Utrechts Stedelijk Gymnasium
Vanaf 1843 was het Utrechts Stedelijk Gymnasium hier gehuisvest. Van der Monde schrijft dat het pand werd uitgebroken en geschikt gemaakt voor het geven van onderwijs.
In mei 1879 besloot de gemeenteraad van Utrecht tot aankoop van het huis Minrebroederstraat wijk G no. 263 van de erven jhr. mr. J.E. de Pesters van Cattenbroek “om dat voor gymnasium in te richten”, aangezien het bestaande gymnasium in de Minrebroederstraat te klein was geworden (Het nieuws van den dag: kleine courant, 10-05-1879, p. 2, Delpher).
In 1880 verhuisde het Stedelijk Gymnasium naar Minrebroederstraat 20, aan de overkant van de straat.
Brandweer
Het perceel werd daarna onderdeel van het terrein van de Brandweer.
Minrebroederstraat 5 Utrecht
Bij de omnummering van 1890 werd het wijkadres van het pand van de brandweer op Minrebroederstraat wijk G no. 297 gewijzigd in Minrebroederstraat 5 Utrecht.
Utrechtse Maatschappij tot Stadsherstel
In 2003 heeft de Utrechtse Maatschappij tot Stadsherstel het complex van de Utrechtse Brandweer, in totaal circa 1.655 m2 vloeroppervlakte van de gemeente Utrecht gekocht. UMS heeft het complex, bestaande uit diverse met elkaar verbonden woon- en bedrijfspanden, gerestaureerd tot acht woningen, twee winkels, een kantoorgebouw en een garage voor vier auto’s.
Gepubliceerd: 29-11-2018 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 10-11-2022.