Home » Blog » Waar is het portret van Cornelis Booth door Paulus Moreelse?

Waar is het portret van Cornelis Booth door Paulus Moreelse?

Portret Cornelis Booth
Portret Cornelis Booth

Cornelis Booth, burgemeester van Utrecht, de eerste bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek en naamgever van de Boothstraat, werd tijdens zijn leven (minstens) tweemaal geschilderd. Een portret bevindt zich in de collectie van het Centraal Museum. De verblijfplaats van het andere portret, door Paulus Moreelse, is onbekend.

Waar is het tweede portret, dat vermoedelijk werd geschilderd door Paulus Moreelse, gebleven? Tot voor kort dacht ik dat dat portret voor het laatst werd genoemd in een tentoonstellingscatalogus uit 1857. Maar nu heb ik een literatuurbron uit 1897 gevonden, waarin het portret ook wordt vermeld. Zou het schilderij door Moreelse dan toch nog kunnen worden teruggevonden?

Portret uit 1650

In de collectie van het Centraal Museum in Utrecht bevindt zich een portret van Cornelis Booth (1605-1678), geschilderd door een onbekende kunstenaar (inv.nr. 2293).

Op het schilderij is Cornelis Booth, zo blijkt uit de notitie op het papier dat hij in zijn hand heeft, afgebeeld op 21-jarige leeftijd. Het portret werd echter, volgens een opschrift op de achterzijde, in 1650 geschilderd. Het werd waarschijnlijk geschilderd naar een ouder schilderij.

Ten tijde van de vervaardiging van deze kopie was Cornelis Booth 45 jaar oud. Hij woonde toen, met zijn tweede echtgenote Digna van Wijckerslooth (1617-1679) en hun kinderen, op Janskerkhof 2.

Testament Alidt Booth

Uit zijn eerste huwelijk met Amelia van Oort (1603-1637), had Cornelis Booth een dochter, Alidt (1630-1694). Uit het testament (1692) van Alidt Booth zijn portretten bekend van Cornelis Booth en haar moeder Amelia van Oort, geschilderd door Paulus Moreelse (1571-1638). De schilderijen moeten zijn vervaardigd tussen 1629 en 1637.

Portretten Paulus Moreelse genoemd in testament Alidt Booth, dochter van Cornelis Booth en Amelia van Oort
Testament Alidt Booth (1692, detail)

Alidt Booth liet de portretten na aan haar zoon Gerbrand de Beer (1658-1712). Gerbrand de Beer was in 1691 getrouwd met de 20 jaar oudere Maghtelina van de Perre (1638-1715). Het echtpaar woonde op Drift 17. Hun huwelijk bleef – vanzelfsprekend – kinderloos.

Na het overlijden van Gerbrand de Beer gingen de portretten, ingevolge het testament van Alidt Booth, naar zijn broer Cornelis Jan de Beer, en na diens dood naar hun zuster Margareta de Beer.

Op 6 december 1732 gaf hun jongste broer Everard de Beer (1667-1732) procuratie aan Jan Carel van Wachendorff om zijn belangen te behartigen in het sterfhuis van zijn zuster Margareta. Everard de Beer had niet meer de kracht om de akte zelf te ondertekenen. Hij overleed twee dagen na zijn zuster. Kappers (p. 38) neemt aan dat diens weduwe Hillegonda van Sypesteyn (1675-1754) de portretten van haar schoonouders heeft verkocht.

Tentoonstelling 1857

De verblijfplaats van de portretten is daarna ruim een eeuw onbekend. Halverwege de negentiende eeuw duiken de schilderijen weer op, als eigendom van een lid van de familie Van der Kellen.

In 1857 vond in Utrecht een grote tentoonstelling van oudheden en “merkwaardigheden” plaats in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen aan de Mariaplaats (tegenwoordig het gebouw van het conservatorium). De tentoonstelling was samengesteld uit voorwerpen die door diverse instellingen en burgers waren ingezonden.

In de begeleidende catalogus wordt als een van de catalogusnummers genoemd “Het portret van Booth, Burgemeester van Utrecht, en van zijne huisvrouw” (p. 45). De inzender was “Van der Kellen”.

Vermoedelijke vermelding van portret door Paulus Moreelse in Catalogus 1857, p. 45 (detail)
Catalogus 1857, p. 45 (detail)

Vermoedelijk was de inzender David van der Kellen (1808-1879), stempelsnijder bij de Rijksmunt, of diens zoon David van der Kellen jr. (1827-1895). David van der Kellen jr. was kunstschilder en in 1858 mede-oprichter en de eerste conservator van het Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam. Zijn broer Johan Philip van der Kellen (1831-1906), graveur bij de Rijksmunt, zal het niet zijn geweest. Hij komt ook in de tentoonstellingscatalogus voor, maar wordt nader aangeduid met de initiaal Ph. (zie o.m. op p. 13 en 18).

Verblijfplaats schilderij Paulus Moreelse in 1897

Tot voor kort nam ik aan dat de schilderijen van Paulus Moreelse na de tentoonstelling van 1857 weer “zoek” waren geraakt. De portretten worden immers zonder afbeelding en beschrijving vermeld in de databank van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie. Volgens het RKD zijn de portretten slechts bekend uit het testament van Alidt Booth:

Dit portret is uitsluitend bekend uit het testament van Aletta Alida Booth, 8-3-1692: “de twee conterfaictsels van haars comte vader Booth en van haar moeder beyde door Moreelse geschildert” (Gemeentearchief Utrecht, not. C. van Doorn U060a029, akte 12) Herkomst: coll. Aletta Booth (dochter van de voorgestelde), gehuwd met Gerard de Bee, Utrecht 1692; nagelaten aan haar zoon Gerbrand de Beer. Literatuur: E.N. Domela Nieuwenhuis, Paulus Moreelse, 2, 2010 (ongepubl. dissertatie), p.648 nr.237a (met herk.). Beschrijving: geen.

Maar onlangs viel mijn oog op een vermelding in de Iconographia Batava (deel 1, p. 101), waaruit blijkt dat de verblijfplaats van het portret door Moreelse nog in 1897 bekend was. De auteur van de de Iconographia Batava is Ernst Wilhelm Moes (Amsterdam, 5 september 1864 − 30 oktober 1912), een Nederlands kunsthistoricus en directeur van het Rijksprentenkabinet. Onder nummer 868 in zijn werk worden twee portretten vermeld van Cornelis Booth, burgemeester van Utrecht. Het eerste schilderij, door Paulus Moreelse, bevond zich volgens Moes bij J.C. Hoynck van Papendrecht in Rotterdam. Het tweede portret, geschilderd op 21-jarige leeftijd, bevond zich in Museum Hoogeland, de voorloper van het Centraal Museum.

Het portret van Cornelis Booth door Paulus Moreelse bevindt zich bij J.C. Hoynck van Papendrecht in Rotterdam
Iconographia Batava (deel 1, p. 101)

John Cornelis Hoynck van Papendrecht

J.C. Hoynck van Papendrecht is vermoedelijk identiek aan John Cornelis Hoynck van Papendrecht (Rotterdam, 1833 – Doorn, 1901). Hij was in 1856 getrouwd met Francina Hudig (1835-1915). Volgens zijn overlijdensakte woonde Hoynck van Papendrecht in Rotterdam.

Hoe Hoynck van Papendrecht aan het schilderij is gekomen is nog niet duidelijk. Mogelijk heeft hij het op een veiling gekocht. Hij was, voor zover ik kan overzien, geen familie van David van der Kellen. Of hij ook het portret van Amelia van Oort bezat, is nog niet duidelijk. Ik heb nog geen vermelding van het portret in het werk van Moes gevonden, maar misschien vind ik dat nog met het volledig doorzoeken van de twee delen.

Het is overigens best mogelijk dat E.W. Moes het schilderij van Cornelis Booth bij Hoynck van Papendrecht heeft gezien. Tussen 1886 en 1890 was Moes tweede archivaris in Rotterdam.

Meer portretten Booth

Bijzonder is dat John Cornelis Hoynck van Papendrecht meer portretten bezat van personen met de familienaam Booth. In Moes wordt ook het door Jan van Ravesteyn in 1614 geschilderde portret van Cornelis Booth, rentmeester van de Prins van Oranje, genoemd. Dit portret werd, volgens het RKD, in 1939 door de familie Hoynck van Papendrecht in bewaring gegeven aan het Gemeentemuseum Den Haag en bevindt zich tegenwoordig bij het Instituut Collectie Nederland (inv.nr. C 326).

En in de collectie van Museum Rotterdam bevindt zich een portret van diens zoon Maximiliaan Booth (inv.nr. 10544-A-B), dat volgens het bijschrift in 1893 werd geschonken door J.C. Hoynck van Papendrecht. Van een vergissing door E.W. Moes lijkt overigens geen sprake. Dit portret is gesigneerd en gedateerd “HNoorderwiel 1654”.

Maximiliaan Booth en zijn vader Cornelis Booth waren voorouders van Jacoba Magtilda Boot (1692-1779). Zij trouwde in 1738 met Reinier Bernardus Hoynck van Papendrecht. “Onze” Cornelis Booth (1605-1678) was echter geen familie.

Tot slot: waar is het portret door Paulus Moreelse?

De laatst bekende verblijfplaats van het portret van Cornelis Booth (en wellicht ook dat van zijn vrouw) is weer veertig jaar in tijd naar het heden opgeschoven. Als de schilderijen in 1897 in particulier bezit waren, zijn ze dat vast nu nog. Mogelijk is het zelfs nog in het bezit van een nazaat van John Cornelis Hoynck van Papendrecht. Maar zou de huidige eigenaar weten dat de door Paulus Moreelse afgebeelde personen Cornelis Booth en Amelia van Oort zijn? Hopelijk meldt de eigenaar zich als hij of zij dit stukje leest!

Bronnen

  • F.I. Kappers, ‘Het huis van de domproost Cornelis van Mierop’, Steengoed, nr. 56 (april 2014), p. 3-51.
  • E.W. Moes, Iconographia Batava; beredeneerde lijst van geschilderde en gebeeldhouwde portretten van Noord-Nederlanders in vorige eeuwen, 1897-1905, deel 1, deel 2.
  • Levensbericht van Ernst Wilhelm Moes, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1914 (dbnl).
  • Catalogus der tentoonstelling van voor Nederland belangrijke oudheden en merkwaardigheden in de stad en provincie Utrecht voorhanden, gehouden van wege het Provinciaal Utrecht Genootschap voor Kunst en Wetenschappen in de maanden Junij en Julij 1857, te Utrecht, in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, 1857 (Google books).

Gepubliceerd: 19-03-2018 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 16-12-2023.

Scroll naar boven