De schilder Pyke Koch (1901-1991) woonde een groot deel van zijn leven in Utrecht. Koch is een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het neo- of magisch realisme in Nederland. In een van zijn schilderijen zit een verwijzing naar het Janskerkhof.
In 2017/2018 heeft het Centraal Museum een grote tentoonstelling aan Pyke Koch gewijd. Pyke (Pieter Frans Christiaan) Koch werd geboren in Beek bij Nijmegen. Hij verhuisde begin jaren ’20 naar Utrecht voor zijn rechtenstudie. Koch woonde aan het begin van zijn studie kort op Drift 5, zo staat te lezen in het boek over Pyke Koch boek dat uitkwam naar aanleiding van de tentoonstelling in het Centraal Museum (zie hieronder). Dat zal nog in het oude huis op Drift 5 zijn geweest, neem ik aan.
Gedurende zijn kunstenaarsleven woonde en werkte Pyke Koch (uit te spreken als Pijke Koch) op Oudegracht 341.
Een eigen voorstellingswereld
Koch begon met schilderen in 1927. Zijn allereerste schilderij was Dolores’ ontbijt. Zijn schilderijen van vervaarlijke vrouwen baarden opzien, schrijft het Centraal Museum in het persbericht naar aanleiding van de tentoonstelling. “Met Mercedes de Barcelona (1930), Bertha van Antwerpen (1931) en De schiettent (1931) vestigde Pyke Koch zijn naam als kunstenaar die met een perfecte techniek een heel eigen voorstellingswereld wist te creëren, sinister, en bijtend ironisch. Zijn Nocturne (1930) veroorzaakte een schandaal. Het tempeltje bij nacht, op een pleintje ingeklemd tussen schaars aangelichte gevels, is immers een urinoir, een beruchte homo-ontmoetingsplek.”
In de context van zijn tijd
In de tentoonstelling in het Centraal Museum werd Kochs werk getoond in de context van dat van zijn tijdgenoten. Het museum toonde niet alleen werk van Nederlandse kunstenaars als Carel Willink, Raoul Hynckes en Charley Toorop, maar ook van Georg Grosz, Anton Räderscheidt en Christian Schad, als vertegenwoordigers van de Neue Sachlichkeit in Duitsland. Daarnaast schetsten korte documentaires, samengesteld door Ad van Liempt, tijdsbeelden.
Op deze manier beoogde de tentoonstelling in het Centraal Museum “een dieper inzicht te geven, zowel in Kochs kunstenaarschap als in de politieke complexiteit van het Interbellum, de periode tussen de beide Wereldoorlogen. En daarmee ook Kochs bekentenis tot het fascisme in perspectief te zetten en bij te dragen aan de nuancering van het debat over ‘goed’ of ‘fout’ dat sinds 1945 niet is verstomd. Nu bovendien overal in Europa het rechts-populisme groeit en de antidemocratische stem steeds luider wordt, heeft een terugblik op het Interbellum aan urgentie gewonnen.”
Een indrukwekkend oeuvre
Pyke Koch werd – zo schrijft het Centraal Museum in het persbericht – na de oorlog veroordeeld voor zijn fascistische sympathieën en mocht een jaar niet exposeren. Zijn vrienden en collega’s bleven hem echter trouw. In 1950 vertegenwoordigde hij met een paar collega’s Nederland op de 25ste Biënnale van Venetië. En in 1955 kreeg hij van Willem Sandberg, oud-verzetsman en directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum, een solo-presentatie.
Inmiddels was hij nieuwe wegen in zijn werk aan het exploreren. “Hij schilderde een reeks portretten en voorstellingen die sterk refereren aan Piero della Francesca, een van de grote meesters van de vroege Italiaanse Renaissance. Ook revitaliseerde hij zijn voorliefde voor de zogeheten ‘naïeve’ kunst van Henri Rousseau. Diens Slapende zigeunerin (1897) vormde de inspiratiebron voor zijn Rustende slaapwandelaarster, waarvan hij tussen 1959 en 1971 vier versies schilderde.”
Koch bleef actief als kunstenaar tot 1980. Zijn laatste schilderij is De koorddanser III (1980). Het schilderij kan volgens het Centraal Museum “gezien worden als een metaforisch zelfportret, waarmee hij de balans opmaakte van zijn leven en werk. In een kale afgetakelde kamer met twee deuren, waarachter trappen naar beneden en naar boven leiden, balanceert een man met doek over zijn hoofd op het koord. Een desolate scène én een ontroerende finale van een indrukwekkend oeuvre.”
Pyke Koch ’s Suicide et Souvenir

Eén schilderij van Pyke Koch dient hier in het bijzonder te worden genoemd: Suicide et souvenir (1928). Het schilderij, dat zich in de collectie van het Centraal Museum bevindt (inventarisnr. 18805), behoort tot het vroege werk van Pyke Koch.
Het collageachtige schilderij zou, zo las ik ergens, herinneringen aan zijn studententijd ophalen. We zien onder meer een huizenrij aan de Oudegracht, waar de studentenkamer van Koch zich bevond. Maar het schilderij bevat ook verwijzingen naar de ontwikkeling van de stad Utrecht in de jaren twintig. Zo werd de Domtoren, die rechtsboven op het schilderij is afgebeeld, in de periode van de vervaardiging van het schilderij gerestaureerd.
J.P. Fockema Andreae (1879-1949) was toentertijd burgemeester van Utrecht. Hij staat afgebeeld met het spiegelei van een conducteur bij een spoorwegovergang. Ook zien we een trein. Fockema Andreae was een van de drijvende krachten achter de ontwikkeling van Utrecht als spoorwegstad.
De drie pijpen, midden onder op het schilderij, lijken te verwijzen naar de bouw van de elektrische centrale van de PEGUS aan de Keulsekade.
Chez Elodius

Het schilderij Suicide et souvenir bevat ook een verwijzing naar het Janskerkhof. Linksonder staat de enigszins mysterieuze tekst “Chez Elodius”. De tekst is geschreven op de onderrand van de koksbuis van een kok. Utrecht kende geen restaurant Chez Elodius. Desalniettemin haalt Koch met de afgebeelde kok een herinnering op aan een restaurant op het Janskerkhof. De naam Elodius verwijst naar Frederic Cortenbach, eigenaar van restaurant F. Cortenbach op Janskerkhof 6.
Frédéric Elodius Alphonse Cortenbach (1876-1953) opende zijn lunchroom annex Patisserie, op “St. Janskerkhof 6”, op 24 november 1923 (Het Centrum, 17-11-1923, Delpher). Dat Cortenbach in zijn advertentie in (het katholieke dagblad) Het Centrum nog St. Janskerkhof schreef, had ongetwijfeld te maken met zijn eigen katholieke achtergrond.
Pyke Koch moet in zijn studententijd een frequente bezoeker van het restaurant van Frederic Cortenbach zijn geweest. Met de tekening van de kok bracht hij hem een hommage. Maar waarom hij hem Elodius noemde, is niet duidelijk. Cortenbach gebruikte zelf bij voorkeur alleen zijn eerste voornaam, Frederic. Aan de wijze waarop de student Koch de doopnamen van Cortenbach ontfutseld had, zit ongetwijfeld een anekdote vast.
Boek over Pyke Koch
Ter gelegenheid van de tentoonstelling De Wereld van Pyke Koch is een boek uitgekomen. In dit boek gaan vier auteurs in op de wereld van Pyke Koch: zijn werk en zijn leven in de context van zijn tijd. Kleinzoon Andreas Koch schrijft over zijn grootvader als een man met een haarscherpe esthetische blik. Kunsthistoricus Roman Koot gaat in op het vroege werk en beschrijft het culturele wereldje van schrijvers, dichters en schilders waarin Koch zich bewoog. Universitair hoofddocent Mieke Rijnders behandelt Kochs belangstelling voor het fascisme tegen de achtergrond van de algemenen politieke onvrede die in de jaren dertig heerste. Marja Bosma, conservator van het Centraal Museum, exploreert Kochs drijfveren en zijn diepe verlangen naar een ideale kunst.
Bronnen
Gepubliceerd: 30-12-2017 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 24-01-2023.