De Hollandse Vereniging voor Genealogie ‘Ons Voorgeslacht’ heeft Utrechtse Parentelen voor 1650 deel 6 uitgebracht (ISBN 978-90-78451-20-4). Hierin zijn opgenomen De Parenteel van Gijsbert van Langerak, door Ben de Keijzer en Parenteel van Claes Kemp in Vianen, 1500-1650, door Bob Kemp.
De Parenteel van Gijsbert van Langerak bevat een schat aan informatie. Er komen ook bewoners van het Janskerkhof in voor. Deze bijdrage gaat over één specifiek persoon, Sebastiaen de Ridder, bewoner van Janskerkhof 5 (VIII-59, 2).
De beschrijving van Sebastiaen de Ridder (1636-1701) vangt aan met een waarschuwing. “Sebastiaen de Ridder moet niet worden verwisseld met zijn naamgenoot en neef die in 1667 met Cunera van Soutelande trouwt.” Helaas is de auteur van De Parenteel van Gijsbert van Langerak toch in deze valkuil getrapt, door Sebastiaen de Ridder aan te wijzen als de ontvanger van de 20e penning te Breda.
In het navolgende zal ik Sebastiaen de Ridder – ter onderscheiding van zijn neven – aanduiden als Sebastiaen Cornelisz de Ridder, hoewel hij zelf deze patroniem zelden of nooit heeft gebruikt.
Het gezin De Ridder-van der Woert
Op p. 145 van De Parenteel van Gijsbert van Langerak wordt het gezin van Johanna van der Woert (VIII-59) uiteengezet. Johanna van der Woert’s grootmoeder van moederszijde was een Van Langerak. Jannichje van Langerak (VI-20) kreeg met haar eerste echtgenoot Hendrick van Schayck een dochter, Reijertgen Hendricksdr van Schayck (VII-37). Reijertgen Hendricksdr van Schayk was de moeder van Johanna van der Woert.
Johanna van der Woert trouwde op 4 mei 1634 (ref.) met Cornelis de Ridder, zoon van Sebastiaen Jan de Ridders soon en Cornelia van Cortgene. De bruidegom woonde op het Oudkerkhof. Jannichen van der Woerd, zoals haar naam in de huwelijksinschrijving werd genoteerd, woonde aan de Nieuwegracht. Deze adressen lijken te duiden op een standsverschil. Aan de Nieuwegracht woonden de rijken van Utrecht. Johanna van der Woert was een dochter van de Utrechtse schepen Gijsbert Pietersz van der Woert.
Klerk
Vader Gijsbert van der Woert beschouwde het voorgenomen huwelijk van zijn dochter als een mesalliance. De bruidegom Cornelis de Ridder was “slechts” klerk. Gijsbert van der Woert streek zijn hand echter over het hart. De Utrechtse stadshistoricus Aernout van Buchel noteerde op 30 april 1634 dat Gijsbert Pietersz van der Woert weliswaar niet wilde dat zij trouwden, maar het huwelijk ook niet verbood. ‘Quod haud volente patre, tamen non prohibente factum.’
Het traktement van Cornelis de Ridder werd na zijn huwelijk verhoogd. In het Groot Placaatboek wordt in de “LYSTE van de Secretarissen van de Politie der Stad Utrecht” vermeld:
“CORNELIS DE RIDDER is eerst door den Secretaris Leerdam, dewelke sustineerde, dat de begeeving van het Clercq-ampt aan hem stont, tot Clercq aangestelt den 22 Septemb 1623. gelyk ook den 30 April 1633 Christiaan van Deventer door den Secretaris van der Nypoort tot Clercq aangestelt is; als mede ook Willem van Doeyenburg den 18 July 1636. Desen de Ridder is het tractement met 200 gulden jaarlyks verhoogt den 15 Decemb 1634. Is in het jaar 1653 overleden.”
Dat Gijsbert van der Woert ondanks de mesalliance het huwelijk van zijn dochter en schoonzoon accepteerde, lijkt te kunnen worden afgeleid uit het feit dat hij het perceel Janskerkhof 5 voor hen kocht.
Kinderen
Cornelis de Ridder en Johanna van der Woert kregen zeven kinderen; zes zonen en een dochter:
- Sebastiaen de Ridder, gedoopt Domkerk Utrecht, 11-09-1636. Begraven Doorn, 03-04-1701.
- Gijsbert de Ridder, gedoopt Domkerk Utrecht, 9-11-1639; jong overleden.
- Johannes (Johan) de Ridder, gedoopt Buurkerk Utrecht, 25-01-1646. Verm. overleden voor 09-1693.
- Willem de Ridder, gedoopt Buurkerk Utrecht, 30-07-1648; jong overleden.
- Willem de Ridder, gedoopt Buurkerk Utrecht, 17-06-1649. Ovl. Janskerkhof Utrecht, 18-03-1716.
- Peter de Ridder. Ovl. tussen 1670 en 1679.
- Deliana de Ridder. Ovl. Janskerkhof Utrecht, 01-03-1726.
Hiaten
De doopinschrijvingen van zoon Peter en dochter Deliana zijn nog niet gevonden. Peter was hoogstwaarschijnlijk jonger dan Sebastiaen maar ouder dan Johan (codicil, 1670). Tussen de geboorten van zonen Gijsbert en Johannes zit een gat van zeven jaar. Mogelijk werden zowel Peter als Deliana in dit tijdvak geboren.
Ik acht het overigens niet uitgesloten dat het echtpaar meer dochters heeft gekregen. De beide grootvaders van de kinderen werden vernoemd, maar dochters met de naam Reijertgen en Cornelia of Neeltgen ontbreken. De naam Deliana komt uit de Van der Woert-tak. Deliana de Ridder werd vernoemd naar haar tante Deliaeentgen Gijsberts van der Woerdt en haar overgrootmoeder Deliaen Jacob de Rycken dr. Als Cornelis de Ridder en Johanna van der Woert de oude vernoemingsregels correct hebben toegepast, dan moet Deliana de Ridder twee oudere, jong gestorven, zussen hebben gehad.
Volgens Ben de Keijzer werd Deliana rond 1635 geboren. Peter wordt in de Parenteel van Gijsbert van Langerak niet vermeld. Willem (1649-1716) was overigens de schenker van het op p. 146 vermelde Utrechts Psalter. De daarbij vermelde noot 1162 (website huizen Janskerkhof) is wat onduidelijk. Deze had beter kunnen luiden: Website huizenaanhetjanskerkhof.nl.
Sebastiaen de Ridder Cornelisz
Bij codicil van 1670 wees Johanna van der Woerd, weduwe van Cornelis de Ridder, prelegaten toe aan haar kinderen Sebastiaen de Ridder, Peter de Ridder, Johan de Ridder, Willem de Ridder en Deliana de Ridder. Willem de Ridder werd door zijn moeder bekwaam geacht om de boedel te scheiden en zijn erfdeel te beheren hoewel hij nog onmondig was. Het is opvallend dat zij hiervoor Willem koos en niet zijn dertien jaar oudere broer Sebastiaen. Kennelijk had zij meer vertrouwen in haar jongste zoon. Johan was overigens geen optie; hij zat in het leger.
Op 19 november 1673 herriep Johanna van der Woerd haar eerdere beschikkingen en wees ze een prelegaat toe aan haar dochter Deliana. Het codicil bevatte verder bepalingen die zouden gelden indien zoon Willem de Ridder of zoon Sebastiaen de Ridder het ambt van klerk van de Staten van Utrecht verwierf.
Beide zonen hebben de wens van hun moeder ingewilligd. De carrière van Sebastiaen de Ridder bij de Staten van Utrecht duurde echter slechts kort. In 1676 was Sebastiaen de Ridder, blijkens een schuldbekentenis, al “gewezen klerk van de Staten van Utrecht”.
Schulden
Over de doden niets dan goeds, luidt het gezegde. Er is te weinig archiefmateriaal voorhanden om een compleet verhaal te schetsen inzake de handel en wandel van Sebastiaen de Ridder. Uit de enkele akten in het Utrechts notarieel archief kan wel worden opgemaakt dat Sebastiaen de Ridder geregeld schulden had. Zowel Johan als Deliana namen in hun testament bijzondere bepalingen op voor hun broer Sebastiaen. Johan sloot hem in zijn testament van 1693 helemaal uit van de erfenis. Deliana bepaalde in haar testament van juni 1684 dat Sebastiaen pas een jaarlijks geldbedrag zou krijgen na het overlijden van zijn broer Willem de Ridder.
In december 1684 verkocht Sebastiaen de Ridder Janskerkhof 5, dat hij van zijn moeder had geërfd, aan zijn broer Willem. Sebastiaen de Ridder woonde toen in Doorn, waar hij in 1701 overleden is.
Vier neven
In De Parenteel van Gijsbert van Langerak wordt in de toelichting op Sebastiaen Cornelisz de Ridder vermeld dat hij in 1693 ontvanger van de 20e penning te Breda was (p. 145). De Keijzer citeert hiervoor een overdrachtsakte, waarin de erven Maria de Ridder een obligatie van f 1500,- ten laste van provincie Utrecht, overdragen aan Johanna van Bergen, onmondige dochter van Anthony van Bergen en Geertruyt Godron. In de akte worden de erfgenamen van tante Maria de Ridder opgesomd.
De erflaatster Maria de Ridder was een zuster van Cornelis de Ridder. Hun ouders Sebastiaen Jan de Ridders soon (†1621) en Cornelia van Cortgene (†1643) – ook Neeltgen Cornelis Crijnendochter genoemd – waren in 1599 getrouwd. Het echtpaar had (minstens) vijf kinderen gekregen; naast Cornelis en Maria, ook zonen Jan, Nicolaes en Willem. Alle vier de zonen vernoemden hun vader:
- Jan de Ridder, getrouwd met Catharina van Hoorn, liet op 25 augustus 1630 een zoon Sebastiaen dopen in de Oude Kerk in Amsterdam. Deze Sebastiaen is vermoedelijk jong overleden. Op 10 juli 1633 liet Jan de Ridder een zoon Bastejaen dopen in de Oude Kerk in Amsterdam.
- Cornelis de Ridder en Johanna van der Woert lieten hun zoon Sebastiaen dopen in de Domkerk te Utrecht, op 11 september 1636.
- Nicolaes de Ridder, getrouwd met Johanna Petit, liet zijn zoon Bastiaen dopen in de Domkerk, op 1 maart 1640. Deze Sebastiaen de Ridder werd controleur te Grave. Hij overleed voor 16 februari 1672 (overdrachtakte).
- Willem de Ridder, getrouwd met Elisabeth Gerrit ten Brencxdochter, liet op 28 april 1641 een zoon Sebastiaen dopen in de Jacobikerk te Utrecht.
De ontvanger van de 20e penning te Breda
Welke Sebastiaen de Ridder was de ontvanger van de 20e penning te Breda? De overdrachtsakte van 1693 geeft voldoende informatie om enkele kandidaten te kunnen schrappen, maar kan geen volledige oplossing bieden.
Wie goed leest, ziet dat de naam Sebastiaen de Ridder tweemaal in de lijst van erfgenamen voorkomt. De eerste erfgenaam die in de overdrachtsakte van 1693 wordt genoemd is Sebastiaen de Ridder, ontvanger van de XL en XXe penning, wonende in Breda. Hij heeft Willem van Zuylen gemachtigd. Dat hij niet identiek kan zijn aan Sebastiaen Cornelisz de Ridder blijkt uit de daarop volgende namen: Deliana de Ridder, Willem de Ridder en diens broer Sebastiaen de Ridder. Dit waren de kinderen van Cornelis de Ridder en Johanna van der Woert.
De ontvanger van de XL en XXe penning was dus niet de zoon van Cornelis de Ridder.
Vervolgens worden de namen van Margreta de Ridder, Johanna de Ridder, Elisabeth de Ridder en Philips de Ridder genoemd. Zij waren allen kinderen van Nicolaes de Ridder en Johanna Petit. Hun zoon Sebastiaen wordt niet genoemd. Hij was immers voor februari 1672 overleden.
De ontvanger van de XL en XXe penning was dus ook geen zoon van Nicolaes de Ridder.
Vestbrief 1687
De oplossing voor de vraag welke Sebastiaen de Ridder dan wél de ontvanger van de 20e en 40e penning te Breda was, vond ik – niet verbazingwekkend – in het Stadsarchief Breda. De naam van Sebastiaen de Ridder komt onder meer voor in de vestbrieven (transportakten).
Uit deze vestbrief van 16 mei 1687 (fol 37v) blijkt dat Sebastiaen de Ridder commissaris van de Monsteringen en ontvanger van de 20e en 40e penning over de Baronie van Breda was. Volgens deze akte was hij getrouwd met Cunera van Soutelande.
De man van Cunera van Soutelande
Op 8 december 1667 werd in het trouwboek van Utrecht het voorgenomen huwelijk van Sebastiaen de Ridder met Cuinera van Soutelande ingeschreven. Er werd een attestatie afgegeven om in ‘s-Gravenhage te trouwen. Sebastiaen de Ridder was kapitein en lag in garnizoen op ’t pas van ’t Sas van Gent. Sebastiaen de Ridder had kort daarvoor promotie gemaakt. Toen hij in 1665 procuratie gaf om een huis aan de Ganzenmarkt aan Henrik van Zuylen te transporteren, was hij nog vaandrig. Uit deze procuratieakte blijkt dat Henrik van Zuylen zijn zwager was.
Henrick van Zuylen, zoon van Hendrick van Zuylen en Stephania van Coesfelt, was in 1652 getrouwd met Gerarda de Ridder (†1677). De doopinschrijving van Gerarda de Ridder heb ik nog niet gevonden. Uit een procuratieakte van 1668 kan worden afgeleid dat zij een dochter was van Willem de Ridder.
Als Gerarda de Ridder de zuster van vaandrig Sebastiaen de Ridder was en de vaandrig promoveerde tot kapitein, dan moet de ontvanger van de 20e en 40e penning te Breda een zoon van Willem de Ridder zijn geweest. De procuratieakte van 1665 past in dit plaatje, want vader Willem de Ridder was wijncoper op de Ganzenmarkt geweest.
Op 10 september 1695 overleed Sebastiaen de Ridder te Utrecht, nalatende zijn vrouw en een onmondige zoon. Hij werd begraven in de Buurkerk. Op 11 september 1695 werd het testament van Sebastiaen de Ridder en Cunera van Soutelande geopend bij de notaris. Uit een procuratieakte van 12 december 1695 blijkt dat zijn zoon Willem de Ridder zijn vaders functie als ontvanger van de 20e en 40e penning in Breda had overgenomen. Ook Sebastiaen de Ridder had dus zijn vader vernoemd.
Conclusie
De beschrijving van Sebastiaen de Ridder (1636-1701) in De Parenteel van Gijsbert van Langerak vangt aan met de waarschuwing: “Sebastiaen de Ridder moet niet worden verwisseld met zijn naamgenoot en neef die in 1667 met Cunera van Soutelande trouwt.” Helaas is auteur Ben de Keijzer zelf in deze valkuil getrapt. Niet Sebastiaen Cornelisz de Ridder, maar zijn neef Sebastiaen Willemsz de Ridder (1641-1695) was de ontvanger van de 20e penning te Breda. Een kleine kanttekening bij een overigens prachtig werk.
Bronnen
- Arnoldus Buchelius, Observationes ecclesiasticae en Ecclesiastica Ultraiectina: vertaling Kees Smit, 2011.
- Ben de Keijzer, De Parenteel van Gijsbert van Langerak, in: Utrechtse Parentelen voor 1650, deel 6, Uitgave Hollandse Vereniging voor genealogie ‘Ons Voorgeslacht’, 2016.
Gepubliceerd: 28-11-2016 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 28-08-2025.