Op 1 augustus 1674 (nieuwe stijl) raasde een zware zomerstorm (het ‘Schrickelik Tempeest’) over Europa. De storm passeerde veel plaatsen in Nederland. Grote schade werd aangericht in de stad Utrecht, waar een zware windhoos onder meer het schip van de Domkerk verwoestte.
Door de instorting van het schip kwam de Domtoren los te staan van de kerk. De brokstukken van het ingestorte schip zijn lang blijven liggen. Pas na het volledig opruimen ervan, in 1826, ontstond het Domplein in Utrecht.
22 juli 1674
We herdenken tegenwoordig dat op 1 augustus 1674 het middenschip van de Domkerk instortte tijdens een zomerstorm. Dat is echter een Westerse kijk op de gebeurtenis. Holland en Utrecht hadden indertijd verschillende kalenders. In Utrecht rekende men nog volgens de “oude stijl”. In Holland gold al de gregoriaanse kalender. Volgens Utrechtse begrippen raasde de tornado op 22 juli 1674 over Utrecht. In de Hollandse kranten die over deze gebeurtenis berichtten, zoals de Hollantze Mercurius, werd de datum 1 augustus gehanteerd.
Storm in Utrecht
De storm in Utrecht duurde een uur, maar de grootste ravage werd aangebracht in een klein kwartier, zo meldt de Opregte Haerlemsche Courant van 4 augustus 1674 (Delpher):
“Uytrecht den 2 Augusti. Gisteren Avont ten half achten ontstont hier een schrickelick Onweer, dat tot half negen toe duurde; doch het slimste was gedaen in een Quartier-uurs: den Hemel stont gedurigh in lichten Vlam en ’t was schrickelijck den Donder en vreesselijke Winden te hooren, dat verselt wierdt met het nederstorten van Schoor-steenen, Daecken, Gevels en Toornen, dat ieder een ongemeene verbaestheyt aenbracht, en dat veele van een Aertbevingh doen spreecken (…).”
Zomerstorm 1674 in rijmdicht van Gerrit Jansz. Kooch
De Amsterdamse koopman Gerrit Jansz. Kooch (1597/98-1683) schreef een rijmdicht over de zomerstorm van 1 augustus 1674. Kooch schetst in 139 coupletten een beeld van de schade, die de storm in Vlaanderen en Nederland had aangebracht. Door de krantenberichten en het gedicht van Gerrit Jansz. Kooch zijn veel details over de stormschade in Utrecht bekend. Zo vangt Kooch het gedeelte over Utrecht aan met het couplet:
“tot Uttrecht was de schade groot
daer bleven oock veel menschen doot
van al de molens op de wallen
soo sij ons schrijven daer vandaen
er sijnde maer twee blyven staen
de andre al te mael gevallen.”
De transcriptie van het rijmdicht van Kooch vond ik op een (niet meer bestaande) website van het KNMI, dat daarvoor gebruik had gemaakt van een dichtbundel uit het Familiearchief Alberdingk Thijm op de website van het Stadsarchief Amsterdam (arch. nr. 520, inv. nr. 120).
Uit het gedicht van Kooch kan worden afgeleid dat de storm in een brede baan over de binnenstad van Utrecht is geraasd. De kerk van het Duitsche Huis aan de Springweg, de Nicolaaskerk (Nicolaïkerk), de Domkerk, de Jacobikerk, de kaatsbaan in de Zuilenstraat, maar ook een herberg in buiten-Wittevrouwen worden genoemd. Er moeten ook vele doden zijn gevallen, onder meer onder de mensen die in de herberg in buiten-Wittevrouwen schuilden, maar aantallen worden nergens genoemd.
Schip van de Domkerk ingestort
De schade aan de Domkerk was het grootst. Gerrit Jansz. Kooch wijdt er in zijn gedicht zes coupletten aan:
“de domkerck een gesticht seer out
al met tiras (?) seer hecht gebout
drie hondert jaren hier te vooren
is door des donders groot gewelt
dat swaer verwelft terneer gedruckt
van het coor tot aen de tooren
die sware brocken van de steen
die vielen door de zerken heen
en bleeuen in de graven steeken
de kelder graven schoon hoe vast
conden niet keeren desen last
maer moesten door ’t gewelt oock breeken
de dooden worden oock een deel
gebrooken en verplettert heel
noyt hadt ijemant daer af gedachten
waer sal een mens dan sijn bewaert
als men so diep noch onder d’ aerdt
al sulke rampen kan verwachten
de pylaers seer dick ende swaer
die men met dri man bij malkaer
noch nauwelijcks omvamen konden
die sijn vermorselt en verdraeijt
en andre weer als afgemaeyt
ses of acht voet boven de gronde
Al sulke zuijlen ? ses of acht
daer ‘e’en alleen wel hadt de macht
om so een heel gebou te dragen
dit worden daer soo metter vlucht
daer nooyt geen mens voor was beducht
gebrijselt en ter neer geslagen
een swaer pylaer een vaste schoor
daer op rusten het hele koor
was wel twee vaem geschuert en gekloven
en onder hoe vast dat hij stont
omtrent ses voeten van de gront
al meerder als een duym verschooven”
Stormschade Janskerkhof
Opvallend genoeg komt het Janskerkhof in het gedicht van Kooch niet voor, terwijl het gedicht verder erg gedetailleerd is. Mogen wij hieruit afleiden dat de schade op het Janskerkhof beperkt was?
Over de zomerstorm werd ook in de kranten bericht. In de Hollantsche Mercurius van augustus 1674 worden meer kerken genoemd dan in het gedicht van Kooch, maar de Janskerk op het Janskerkhof wordt niet genoemd:
“Te Utrecht gebeurde echter voornaemste want in een vierendeel van een uur waren de meeste Huysen van haar Gevels ende Dakeп ontbloot. De Dom-kerck wierd met Pilaren en al tot het Choor toe ter neer gesmeten, gelijck mede St. Jacobs Toorn tot het Uurwerck. De 2 Torens van St. Pieter en die van St. Nicolaes troffen ’t selve geval. Met Dack van de Buur-kerck dat van ’t Duytse Huys, de Torens van St. Agnes klooster en dat van St. Magdalena storten insgelijckx in.”
In de Opregte Haerlemsche Courant van 4 augustus 1674 (Delpher) wordt wel gemeld dat “meest alle de Boomen op ’t St. Jans Kerck-hof zijn uijt de Aerde geruckt“, maar de Janskerk wordt ook in dit bericht niet genoemd. Ook in het verslag van de zomerstorm in de Amsterdamse Saturdaghse Courant van 4 augustus 1674 (Delpher) komt het Janskerkhof niet voor.
Uit het feit dat noch in het gedicht van Kooch, noch in de kranten de Janskerk wordt genoemd, lijkt te kunnen worden geconcludeerd dat de schade op het Janskerkhof in 1674 relatief beperkt moet zijn geweest. De bomen waren uit de grond gerukt dan wel ernstig beschadigd, maar de Janskerk had geen, of in ieder geval geen noemenswaardige, schade opgelopen.
De Utrechtse schilder Herman Saftleven (1609-1685), die op Achter Sint Pieter 7 woonde, heeft van de schade in de stad, en met name op het Domplein, veel tekeningen gemaakt. Naderhand maakte hij een serie van de tekeningen, die hij aan de stad verkocht. De ruïnetekeningen van Herman Saftleven van gebouwen die als gevolg van de tornado van 1674 zijn beschadigd worden in Het Utrechts Archief bewaard. Tekeningen van het Janskerkhof van de hand van Saftleven zijn niet bekend.
Janskerk al voor storm 1674 verzwakt
Dat de Janskerk de storm van 1674 redelijk had doorstaan had, hoe gek het ook klinkt, mogelijk te maken met het feit dat de westgevel van Janskerk in die tijd al behoorlijk verzwakt was.
Van de Janskerk Utrecht wordt gezegd dat zij gebouwd is op een zanderige ondergrond, dicht bij de bedding van een vroeger door de stad lopende Rijnarm. Deze zachte ondergrond zou de reden zijn dat de pandhof niet aan de zuidkant van de kerk, maar aan de noordkant, verder van de bedding, is gebouwd.
De Janskerk werd slecht onderhouden. Oorspronkelijk stonden er aan de westzijde van de kerk twee torens. Een van de torens was al in de 14e eeuw ingestort. De overgebleven toren van de Janskerk werd, zoals te zien is de tekening van Joost van Attevelt (1621-1692), gestut. Mogelijk heeft juist die stut ervoor gezorgd dat de schade tijdens de zomerstorm van 1674 beperkt bleef.
Verbouwing Janskerk Utrecht
Hoe het ook zij, aan het einde van de 17e eeuw werd een verbouwing van de Janskerk dringend noodzakelijk. In 1681 werd de overgebleven toren gesloopt en werd een nieuwe westgevel gebouwd, naar ontwerp van de architect Gijsbert Anthonisz van Vianen. Gelet op het opschrift van de westgevel zal de verbouwing in 1682 gereed zijn geweest.
Daarna heeft het vermoedelijk nog enkele jaren geduurd voordat er ook weer bomen op het plein stonden. Op 16 februari 1689 vaardigde de Vroedschap een verbod uit op het beschadigen en het beletten van de wasdom van de pas geplante bomen op het Janskerkhof. Vermoedelijk waren deze bomen in het najaar van 1688 geplant.
De Schilder en de Storm
De aflevering “De schilder en de Storm” (RTV Utrecht, Verleden van Utrecht, seizoen 2, afl. 6), gepresenteerd door Annechien Steenhuizen, gaat over Herman Saftleven en zijn tekeningen van de stormschade. De aflevering is hieronder terug te zien:
Bronnen
- A. Graafhuis, Het „schrickelyck tempeest” van 1674, Jaarboek Oud-Utrecht, 1974.
- N. van der Monde, Tijdschrift voor geschiedenis, oudheden en statistiek van Utrecht, 1835 (Google books).
- J.F. den Tonkelaar, Het middenschip van de Dom vernietigd door een tornado?, Jaarboek Oud-Utrecht, 1980.
- J.M. van Winter, Utrecht aan de Rijn, Jaarboek Oud-Utrecht, 1975.
- Zomerstorm van 1674: Domkerk Utrecht stort in, KNMI.
- Algemeen Handelsblad, 28 augustus 1925 (Delpher).
Gepubliceerd: 19-06-2013 door Caroline Pelser. Laatst geactualiseerd op 24-08-2021.